‘Waterbassin met 33.000 m3 water is een keiharde noodzaak’, meent Michael Schippers
De Zeeuwse akkerbouwer Michael Schippers heeft een akkerbouwbedrijf in Kamperland op Noord-Beveland. Hij is echt een akkerbouwer die houdt van zo efficiënt mogelijk werken. “Dus een zo laag mogelijke input en een zo hoog mogelijke opbrengst.” Hij ging anderhalf jaar naar het land waar zijn ouders ook een sterke band mee hebben, Canada, zowel om levenservaring op te doen als om te werken.

Dat Michael Schippers een Engelse voornaam heeft, is niet zo verwonderlijk. Zijn opa en oma van zijn moeders kant emigreerden in 1957 naar Canada. Michael: “In 1964 trouwde mijn vader met mijn Canadese moeder en zij kwamen toen terug naar Nederland. In het huis naast de boerderij waar wij nu zijn, ben ik geboren.” In de jaren 60 hadden zijn ouders 60 ha en teelden ze gewassen als karwij, erwten, winterwortels, suikerbieten, luzerne en zaai-uien. In de loop der jaren werd het bedrijf steeds groter, tot 130 ha in totaal. In 1988 kwam de jonge akkerbouwer in de maatschap bij zijn ouders.
Lage input, hoge opbrengst
Na een periode thuis op de ouderlijke boerderij te hebben gewerkt, vertrok Michael naar Canada. “Om te werken en om levenservaring op te doen. Dat was in de jaren 1989 en 1990.” De familie Schippers teelde in die jaren gewassen als wintertarwe, winterwortels, graszaad, suikerbieten, zaai-uien, cichorei, knolselderij, karwij en groenten voor conserven. Michael: “Mijn insteek bij het runnen van een akkerbouwbedrijf is daarbij altijd geweest om zo efficiënt mogelijk te werken. Ik ben écht een boer van zo laag mogelijke input en een zo hoog mogelijke opbrengst.” Inmiddels bestaat het bedrijf uit een vennootschap onder firma (vof) met 350 ha grond met 3 vennoten. De vof heet Nieuw Campen. De dochter van Michael, Michelle, helpt ook volop mee. Michelle werkt ook bij het Nederlandse teeltbegeleidingsbedrijf Nedato.
Alle percelen van de vof liggen op het Zeeuwse eiland Noord-Beveland in een straal van 3 km rondom Kamperland. Ze bestaan uit zeeklei die 10 -70% afslibbaar is – van hele lichte tot vrij zware zeeklei dus. De vof teelt 100 ha tarwe en 65 ha aardappelen, zowel friet- als consumptieaardappelen. Verder teelt ze 60 ha suikerbieten, 30 ha luzerne, 20 ha plantuien en eveneens 20 ha vlas en 6 ha winter- en zomerkoolzaad voor de vermeerdering. Ook teelt Michael nog 23 ha snijmais voor veehouders. “Waarom snijmais? Je hebt er relatief weinig werk aan en het levert nog best wat op.” Alles wordt geteeld in een rotatie van 1-op-5. Het bedrijf werkt op alle percelen met niet kerende grondbewerking (nkg), geen enkel perceel wordt dus geploegd. Luzerne wordt meestal geteeld op de wat zwaardere gronden.
Continu het zoutgehalte screenen
De afgelopen jaren kreeg vof Nieuw Campen steeds meer problemen met droogte, in combinatie met de verzilting van het slootwater. Michael: “Op een gegeven moment hadden wij in onze sloten een EC-waarde (eenheid voor het zoutgehalte) van 25. Dat is dus bijna vergelijkbaar met zeewater. Als het regende, zakte dit tot 13 EC, maar dan kun je nog niet beregenen, omdat het veel te brak is. Met wekenlange droogte, zoals regelmatig het geval was de afgelopen jaren, heb je dan echter wel een probleem.”
Een overstap naar zilte teelten zag de akkerbouwer niet zitten vanwege het vele werk aan deze gewassen op deze oppervlaktes (laag) aan grond. Om ervoor te zorgen dat hij met kwalitatief zoet water zijn gewassen kan beregenen, heeft de akkerbouwer daarom sinds augustus vorig jaar een bassin van 1,2 ha dat 33.000 m3 zoet water bevat. Michael: “Hij is aangelegd met Europese derde plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3)-gelden en ik ben 3 keer uitgeloot. Dus als ik eerder ingeloot was, had het waterbassin er al veel eerder gelegen.”
Capillaire werking
Half april gebruikte Michael water uit het waterbassin voor het beregenen van 3 ha koolzaad voor de vermeerdering. Michael: “Het is het laatste zaad uit deze vermeerderingslijn, dus daar zorg ik goed voor.” De rest van de gewassen staan er nog redelijk bij (n.v.d.r. begin mei). Dat komt omdat de capillaire werking van de kleigrond nog goed is.
“Dat is een gevolg van het toepassen van nkg. Dan blijft die werking beter dan wanneer je ploegt”, aldus Michael. “Wij woelen de grond alleen met een Evers Holsteiner-voorzetwoeler.” De belangrijkste reden waarom Michael met nkg begon, was overigens omdat de grond die 10% afslibbaar is, iedere keer dicht slibde na een ploegbeurt. Als gevolg daarvan hield hij in die percelen ook geen bodemleven meer over. Een andere maatregel om die gronden gezonder te krijgen, is het verstrekken van organische stof ieder jaar. Michael: “Dat deed vader al sinds 1974 en dat beviel meteen veel beter. Je merkte ook dat er daardoor meer zuurstof en organische stof – dus bodemleven – in de grond zat.”
Nog een voordeel van nkg was dat de groenbemesters, vooral de wortels ervan, beter intact bleven. Dat stimuleerde tevens het bodemleven. Voor de aardappelteelt gebruikt de Nederlandse akkerbouwer vaak champost als organischestoftoevoeging. “En de groenbemesters probeer ik altijd zo lang mogelijk goed te houden, want daar zitten veel natuurlijke vijanden in van schadelijke insecten die in de gewassen kunnen zitten.”
Drie cent meer per kg
Nog een maatregel die Michael neemt om de bodem in de gaten te kunnen houden, is het graven van profielkuilen. Dat doet hij met een oude Atlas-kraan. “Eerst laat ik op basis van satellietbeelden biomassakaarten maken en op mogelijke probleemplaatsen graaf ik vervolgens profielkuilen en kijk dan of en waar de problemen zitten. Als het nodig is, ga ik diepspitten met mijn Imants 90-diepspitmachine. Ik merk vaak direct het resultaat in de opbrengsten.”
Wat het beregenen betreft, verwacht Michael hiermee te moeten beginnen rond augustus. Het is volgens hem vooral nuttig in de uien. “Als ik mijn uien 14 dagen eerder kan leveren, dan kan dat zomaar 3 cent per kg meer opleveren. Dat heeft dus financieel nut. Beregenen in suikerbieten heeft minder zin, omdat het aantal hectares te groot is. Het rendement is te laag, de kosten zijn te hoog.” De suikerbieten worden geleverd aan Cosun. De tarwe gaat naar CZAV. De uien gaan naar MSP Onions in Nieuwdorp. De aardappelen gaan naar Nedato, een deel voor een vaste prijs en een deel vrij, in de pool of via het kliksysteem. Michael: “Groenten voor conserven hebben wij eruit gedaan, omdat het te weinig oplevert en het telen ervan is lastig.”
Laatste Etana’s planten
Op het moment van ons bezoek – begin mei – is de Zeeuwse akkerbouwer volop bezig met het planten van de diverse aardappelrassen. In de opslag ligt nog pootgoed voor 20 ha Innovators. Die worden meteen geplant nadat de laatste Etana's geplant zijn op de kopakkers. Onmiddellijk na het interview gaat Michael daarmee verder. “Etana is een ras dat met zeer weinig stikstof toekomt, dit in tegenstelling tot Innovator bijvoorbeeld.”
Het planten van de Etana's gebeurt met een Valtra T214 met voorop een Baselier FKV-frontfrees. In de hef hangt een Grimme GL34 KG-aardappelplantmachine. Uiteraard worden hierbij dubbellucht smalspoorbanden toegepast. Michael: “De Etana's zijn gesneden pootgoed. Om ziektes en smetten te voorkomen, is dit pootgoed bekalkt. Al het andere pootgoed was normaal (hele aardappel). Op de Valtra hangt ook een Startec-granulaatbak om precisiebemesting in de rij toe te kunnen passen met het wortelstimulansmiddel Vivisol.
Een vennoot van Michael is eveneens aan het werk met een Valtra, een T235, om de aardappelruggen te maken. In de front hangt een grote H-balk om het gepoot ruggetje te egaliseren. In de hef hangt een Baselier FK 4-rijige rijenfrees, met daarop een Gandy-rijenstrooier om slakkenkorrels toe te voegen. Uiteraard staat de Valtra voor deze klus ook op dubbellucht smalspoorbanden.
Naast Etana en Innovator heeft Michael rassen als Donata, Cardyma en Markies. “Cardyma is een ras dat qua lengte vergelijkbaar is met Innovator en dat even geel is als Fontane. Innovator is de kortst groeiende aardappel. Die zet ik daarom op de zware grond. Ik let er goed op dat ik niet te vaak dezelfde rassen op dezelfde percelen zet, want dan heb je het gevaar van een soort aardappelmoeheid.”
Bieten laten rooien is goedkoper
Vof Nieuw Campen heeft zowel Valtra- als John Deere-tractoren, in totaal 7 stuks. De nieuwste Valtra betreft een Valtra T235 die vorig jaar gekocht is. De Agrifac Condor Vanguard-spuitmachine, die plaatsspecifiek kan bespuiten door middel van camera’s en algoritmes, komt net uit de showroom van de verdeler. Voor het rooien van de aardappels hebben de Zeeuwse akkerbouwers een Dewulf R2060 getrokken 2-rijige zeefbandrooier. “Wij waren de eerste op Noord-Beveland die er een met wielaandrijving hadden”, aldus Michael. “Onze suikerbieten worden door een loonwerker gerooid met een 9-rijige Vervaet. Bieten laten rooien is namelijk veel goedkoper.” Ook het dorsen laat hij doen door het loonbedrijf.
Om het land te sparen, werkt de akkerbouwer zelf met overlaadwagens, onder meer een Gillis 310, die tot 25 kuub product kan vervoeren. Er komen bij hem geen zware kippers op het land. Hij heeft ook nog 3 echte Mullie-kippers. Dit kippermerk was oorspronkelijk een echt Zeeuws product en werd geproduceerd in Poortvliet op Tholen en later in Kamperland en Borssele. Het merk bestaat niet meer, omdat het opgegaan is in Beco. Vorig jaar kocht de akkerbouwer een splinternieuwe Miedema MH241-stortbak. In de wagenloods is ook nog een AVR-duoband en -hallenvuller te zien.
EU-beleid maakt de sector kapot
Over het beleid van de Europese Unie (EU) is Michael niet zo te spreken. “Dan is het stikstof, dan weer minder chemische middelen gebruiken, ze maken de sector kapot als het zo doorgaat. Hier is al vrijwel alles NV (nutriënten verontreinigd)-gebied. Ik mag in totaal zo'n 20% minder stikstof gebruiken dan voorheen. En als je dan voor een groenbemester ook niets meer mag rekenen aan stikstofgebruiksnorm, dan kom je al snel op 30% vermindering uit.” In de uien kan Michael veel last van meeldauw hebben. Luizen zitten vooral in de suikerbieten. “Maar ik bespuit niet te snel. Ik laat de natuurlijke vijanden eerst hun best maar eens doen. Phytophthora is uiteraard ook een probleem. Wij proberen dit met gewasondersteuningssystemen en een afwisseling in het middelenpakket te onderdrukken.”