Startpagina Economie

Katrien D’hooghe (BFA): ‘Ik ben meer ‘gerust’ dan een modale consument’

Onafhankelijk, positief ingesteld, sterk in communicatie en netwerken, stipt, kritisch én een ploegspeler: het zegt (bijna) alles over Katrien D’hooghe, die 7 maanden geleden het BFA-monument Yvan Dejaegher als directeur opvolgde. Bovendien heeft ze een ijzersterke dossierkennis en een voorliefde voor de landbouw. “Er wordt veel gepraat over circulaire economie. De mengvoedersector is bijvoorbeeld hét voorbeeld van circulaire economie. Dat zeggen we te weinig.”

Leestijd : 7 min

BFA (Belgian Feed Association), het voormalige Bemefa, behartigt de belangen van haar leden en streeft naar de algemene maatschappelijke aanvaarding van een duurzame diervoederproductie. De 160 leden van BFA (meng- en kernvoederfabrikanten) vertegenwoordigen 98% van de nationale productie. Ze maken gebruik van hoogwaardige voedermiddelen en valoriseren jaarlijks bijna 4 miljoen ton nevenstromen of bijproducten van onder andere de voedings- en biofuelindustrie, die anders op de afvalberg zouden terechtkomen.

naamloos
Foto: BFA

“Onze sector maakt deel uit van de agrovoedingskolom, wat betekent dat ook de kwaliteit van melk, vlees en eieren bepaald wordt door de mengvoeders. De basiskwaliteit van het voeder wordt dan weer bepaald door het voedselveiligheids- en controlesysteem FCA (Feed Chain Alliance) in elke schakel van de voedermiddelenkolom, bestaande uit leveranciers van voedermiddelen, handelaren, transporteurs en mengvoederfabrikanten”, zegt Katrien D’hooghe, die op 1 mei Yvan Dejaegher als directeur opvolgde.

“In de toekomst zal ik nog meer zelf accenten kunnen leggen. Maar dat ik de laatste 2 jaar zo intensief heb kunnen samenwerken met Yvan, zie ik als een voordeel. Door mijn werk bij Ovocom kende ik Yvan uiteraard heel goed. Hij heeft vele jaren met veel expertise en een groot doorzettingsvermogen BFA geleid. Het is voor mij een groot pluspunt dat de overgang op proactieve manier werd aangepakt. Yvan heeft een fantastische federatie uitgebouwd.”

Waar staat de sector op vandaag?

We zitten in de keten ook op een scharnierpunt. We vergelijken dat vaak met een trechter. Er komt veel binnen (grondstoffen) en er gaat ook veel buiten (diervoeder). Op vlak van voedselveiligheid is dat bijvoorbeeld cruciaal. Maar we zijn evengoed bezig met thema’s als dierenwelzijn, omdat we ook via het voeder een deel van de oplossing kunnen zijn. Ook op het vlak van bijvoorbeeld de vermindering van het gebruik van antibiotica. Wat onze schakel betreft, kunnen we heel mooie cijfers voorleggen. In 2018 werd het gebruik van antibiotica in de diervoedersector met 70% verminderd tegenover het referentiejaar 2011. De doelstelling om een reductie van 50% te realiseren, is dus ruimschoots bereikt. Andere sectoren behaalden die doestelling nog niet. Via het voeder kunnen we ook de gezondheid van de dieren bijsturen. We spelen hierin een cruciale rol.

In het maatschappelijk debat is veel aandacht voor klimaat en

duurzaamheid.

BFA engageert zich in verschillende convenanten. We zoeken bijvoorbeeld mee naar oplossing voor een vermindering van de methaanuitstoot. Het is belangrijk om alles wat we doen ook wetenschappelijk te onderbouwen, met ‘facts and figures’. In het duurzaamheidsverhaal hebben we zo in 2006 al het platform Maatschappelijk Verantwoorde Dierenvoederstromen opgericht, waaruit een aantal initiatieven zijn gevolgd. In 2020 organiseren we voor de Europese federatie Fefac in België het driejaarlijks congres, met als thema duurzaamheid. De Europese veevoederindustrie stelt dan een charter voor met de prioriteiten (horizon 2030, red) op het vlak van duurzaamheid.”

Naast aspecten als duurzaamheid en klimaat is er ook de circulaire economie. Ik vind dat we daarin ook een belangrijke boodschap moeten uitdragen. De mengvoederindustrie verwerkt bijna 4 miljoen ton nevenstromen (bietenpulp, koolzaadschroot…) uit de voedings- en biobrandstoffenindustrie. Ook daarin zijn we koploper in Europa. Wij zijn net hét voorbeeld van circulaire economie, want veel van onze grondstoffen zijn een nevenstroom die anders verloren zou gaan.

BFA is al vele jaren de beste leerling in de Europese klas?

Samen met de Scandinavische landen en Nederland zijn we op vele vlakken koploper in Europa. We blijven informatie verstrekken en aan de kar trekken om met name die meer zuiderse landen mee te krijgen. Uiteindelijk merken we dan wel beweging, zoals bijvoorbeeld met die maatschappelijk verantwoorde diervoederstromen. Op Europees niveau werden ze bijvoorbeeld de ‘Fefac Soy Sourcing guidelines’ uitgewerkt, een benchmark voor standaarden op het vlak van duurzaam geteelde soja. Ook op het vlak van voedselveiligheid blijven we, zoals we altijd hebben gedaan, aan de kar trekken. Maar elk land wil nog vaak deels zijn eigenheid behouden en nationale accenten leggen.

Daarbovenop speelt de concurrentie vaak: tussen grote, Europese spelers. Maar ook vaak onderling

in één land.

Ik vind het oprecht fijn om binnen BFA te merken dat er een heel sterk en collectief verantwoordelijkheidsgevoel is. Uiteraard zijn de fabrikanten concurrenten van elkaar, maar binnen de federatie en binnen de initiatieven die ontwikkeld worden, staat het collectieve voorop. De sector van de mengvoederfabrikanten is echt een sector waar er hard wordt gewerkt, waar er veel passie is, waar men weet welke problemen er zijn die niet individueel kunnen worden opgelost. Er is een enorme drive om samen vooruit te gaan.

De dioxinecrisis was de grote

trigger.

Die crisis willen we nooit meer meemaken, laat dat duidelijk zijn. De dioxinecrisis was uiteraard een kantelpunt. Het was de start van veel initiatieven. Je kan nooit voor de volle 100% garantie geven dat er nooit nog een crisis losbarst. Of dat er niks kan mislopen. We doen ongelooflijk veel inspanningen. Op vandaag zou de grootte en de omvang door alle genomen maatregelen veel beperkter zijn. Alles wordt nu veel vlugger in kaart gebracht en er wordt veel sneller geschakeld.

Nationaal is alles onder controle,

is de dreiging niet meer

internationaal?

Ik denk dat we vooral aandacht moeten blijven besteden aan wijzigende grondstoffenstromen. We worden nu eenmaal geconfronteerd met een wereldmarkt en het is heel belangrijk om altijd waakzaam te blijven voor verschuivingen. Als er overgegaan wordt naar een nieuwe grondstof, of naar een nieuwe origine, is het van ontzettend groot belang om alle risico’s in kaart te brengen. Ik denk dan op de eerste plaats aan de voedselveiligheid (andere teeltklimaat? Schimmels? Toxines?...), innovaties (gebruik van insecten: welk substraat?)… In het kader van duurzaamheid is voedselveiligheid de eerste pijler. Dat moet blijvend in orde zijn en die waakzaamheid moet er blijven. Of dat nu nationaal, of internationaal is.

Communicatie

blijft een heikel punt.

We moeten inderdaad nog veel meer inzetten op communicatie. Het is inderdaad zo dat ‘de consument’ niet weet wat er allemaal gebeurt, welke controles er allemaal zijn, of welke inspanningen er worden geleverd. We moeten proactief communiceren. Ook daarin is een belangrijke rol voor de volledige keten weggelegd. Denk nu aan de problematiek rond de Afrikaanse Varkenspest: de hele kolom wordt daarmee geconfronteerd. Elke schakel: van diervoeder, over varkenshouder en slachthuizen tot export. Op crisismomenten merk je nog te vaak dat er vanuit de eigen schakel individueel wordt gereageerd en wordt gecommuniceerd.

Een topvrouw in de mannenwereld, die ook de mengvoederindustrie is.

Of het als vrouw anders is? Ik weet dat niet. Ik werd door iedereen warm onthaald, ja. De verstandhouding met onze raad van bestuur is uitstekend. Man, vrouw: bij dat genderverschil sta ik niet stil. Ja, ik ben een doorzetter en iemand die gaat voor de doelstellingen. Het parcours dat ik ondertussen heb afgelegd, getuigt daarvan. Ik ben gedreven, maar ook een bruggenbouwer en een ploegspeler. Het zoeken naar oplossingen vind ik uitermate boeiend. Het gaat toch om onze wereld waarin we functioneren en die we allemaal willen blijven koesteren. We hebben daar rechtstreeks een impact op, kijk maar naar de discussie rond de methaan-reductie. Het is toch een voorrecht om zo’n werk te kunnen doen.

Wat hebt u

met de landbouwsector?

Aan mijn vaders kant waren er wel landbouwers in de familie. Ik kom zelf niet uit een landbouwersgezin. Van kindsbeen af wilde ik dierenarts worden, in landbouwhuisdieren. Landbouw is primair en heeft een directe maatschappelijke relevantie. Toen ik 15, 16 jaar was, ging ik met een dierenarts mee op stage. Ik merkte toen dat het voor een vrouw een heel zwaar beroep is. Daarom koos ik voor studies bio-ingenieur landbouwkunde.

U bent ook een bewuste

consument?

Ja, zeker. Ook een consument die perfect weet welke inspanningen er op het vlak van voeder- en voedselveiligheid worden geleverd. Ik voel me, denk ik, geruster dan de modale consument. Ik panikeer niet vlug over ons voedsel, zoals bijvoorbeeld over die pesticide-reciduen. Als het over gezondheid gaat, denkt men altijd aan de relatie tussen ‘mens’ en ‘voedsel’. Waarom wordt zo weinig stilgestaan bij de link tussen ‘dier’ en ‘voeder’. Vreemd, toch?

Enerzijds strenge controles,

anderzijds worden crisissen

uitvergroot niet dubbel?

Dat is logisch. In elke familie was er vroeger een landbouwer. Nu niet meer. Mensen verliezen die feeling, verliezen die band met de landbouw. Ze hebben daar minder kennis over en daaruit volgt minder controle. En dan slaan sommigen in paniek en gaan overreageren. In domeinen die ik zelf minder goed ken, ben ik ook vaak afhankelijk van de informatie die via de media wordt verspreid. En dan is nuance soms ver te zoeken. Alles heeft te maken met die onwetendheid. De sector waarin wij werken (voeding, dieren) maakt bovendien dat debatten al vlug heel sterk vanuit emotie worden gevoerd. Alles wordt ook complexer, internationaler. Vervreemding, verlies van controle, maar ook het ‘fake news’. Ook daar moeten we elke dag tegen vechten.

Lieven Vancoillie

Lees ook in Economie

Meer artikelen bekijken