Startpagina Varkens

Aangepast bedrijfsmanagement helpt om te stoppen met couperen

De Europese Commissie wil dat er in de toekomst geen staartjes meer worden geknipt bij jonge biggen. Tijdens de Veetournee stelden Suzy Van Gansbeke van het departement Landbouw en Visserij en Sarah De Smet van het Varkensloket een aanpak voor via een aangepast management. In dit tweede deel belichten we de aspecten voeder en water, gezondheid en hygiëne en de diergebonden indicatoren.

Leestijd : 5 min

In de sessie ‘Staartbijtrisico’s: waardevolle indicatoren om je bedrijfsmanagement te optimaliseren’ belichtten de sprekers een door de Wageningen University & Research (WUR) ontwikkelde risicoanalyse die onder de noemer ‘Starten met Staarten’ licht werd aangepast voor gebruik in Vlaanderen. In het eerste deel werd ingegaan op de thema’s hokverrijking, thermisch comfort en luchtkwaliteit en ruimte. In dit artikel komen de thema’s voeder en water, gezondheid en hygiëne en de diergebonden indicatoren aan bod.

Voeder en water

Varkens eten liefst onbeperkt en samen met andere varkens. De samenstelling en de kwaliteit van het voeder, de waterkwaliteit en de eet- en drinkplaatsen bepalen het welzijn en de prestaties van de dieren. Risicofactoren voor staartbijten zijn: te weinig of slecht bereikbare eet- en drinkplaatsen, storingen van de installaties, onvoorspelbare voederverstrekking, abrupte voederovergangen en voederbeperking.

Figuur 1 Drinknippels zijn bij voorkeur op schouderhoogte (horizontaal) of 20% boven schouderhoogte (45%) gepositioneerd (bron: Departement Landbouw en Visserij)
Figuur 1 Drinknippels zijn bij voorkeur op schouderhoogte (horizontaal) of 20% boven schouderhoogte (45%) gepositioneerd (bron: Departement Landbouw en Visserij)

Op het vlak van voedersamenstelling zijn vooral het mineraalgehalte (bijvoorbeeld natrium), het vezelgehalte en het eiwit- en aminozuurgehalte van belang. Vooral tekorten zouden het risico op staartbijten doen toenemen. Slechte drinkwaterkwaliteit en niet-permanente beschikbaarheid van water zouden ongunstig zijn.

In de risicoanalyse scoor je optimaal (voor alle aspecten groen) als:

- het percentage ruwe celstof meer dan 5% (vleesvarkens en opfokzeugen) of 6% (gespeende biggen) bedraagt.

- het gehalte aan natrium (zout) meer dan 1,7 g/kg bedraagt.

- in de eerste dagen na spenen hetzelfde voeder verstrekt wordt als in de laatste week vóór het spenen.

- uit wateranalyse blijkt dat het drinkwater (bij het drinkpunt van de dieren) voldoet aan de chemische en bacteriologische richtwaarden die door Certus gesteld worden inzake gezond en veilig drinkwater.

- er maximaal 10 vleesvarkens/opfokzeugen/gespeende biggen per drinkplaats worden gehouden.

- het mogelijk is dat een varken alleen water kan drinken (zonder vermenging met voeder).

- voeder en water goed bereikbaar zijn zowel voor de kleinste varkens bij opleg als voor de grootste varkens vlak voor afleveren.

- de nippelopbrengst minimaal 800 ml/minuut bij vleesvarkens en opfokzeugen, 500 ml/minuut bij gespeende biggen of 400 ml/minuut bij zuigende biggen bedraagt (meet hiervoor aan 5 nippels, de laagste hoeveelheid telt).

- bij niet gelijktijdig eten (er zijn minder eetplaatsen dan dierplaatsen) maximaal 8 varkens per eetplaats (min 18 cm breed bij gespeende biggen en min 35 cm breed bij vleesvarkens/opfokzeugen) zijn (zie figuur 2).

- bij niet gelijktijdig eten er onbeperkt gevoederd wordt (er is 24 uur per dag voeder ter beschikking).

- bij niet gelijktijdig eten en bij meerdere voederbakken per hok de voederbakken minder dan 3 m van elkaar staan.

- bij niet gelijktijdig eten en onbeperkt voederen het niet wekelijks voorkomt dat varkens langer dan een uur geen voeder ter beschikking hebben.

- bij meerdere malen per dag gelijktijdig eten (1 eetplaats per dierplaats, bijvoorbeeld aan een lange trog) er minimaal 18 cm (biggen) of 35 cm (vleesvarkens en opfokzeugen) eetbreedte per dier is.

- bij gelijktijdig eten meer dan tweemaal (vleesvarkens en opfokzeugen) of vijfmaal (gespeende biggen) per dag gevoederd wordt.

Figuur 2: Om het risico op staartbijten te verkleinen, voorzie je minimaal 1 voederplaats per 8 dieren (minimaal 18 cm voor gespeende biggen en minimaal 35 cm voor vleesvarkens/opfokzeugen).
Figuur 2: Om het risico op staartbijten te verkleinen, voorzie je minimaal 1 voederplaats per 8 dieren (minimaal 18 cm voor gespeende biggen en minimaal 35 cm voor vleesvarkens/opfokzeugen). - Bron: Departement Landbouw en Visserij

Gezondheid en hygiëne

Varkens willen zich goed voelen. Dat wil zeggen dat ze beschermd moeten worden tegen hoge ziektedruk en over een propere omgeving moeten beschikken. Varkens die een groeiachterstand hebben opgelopen als gevolg van ziekte of onvoldoende toegang tot voeder en/of water, zullen eerder tot bijten overgaan. Hogere sterfte na spenen, gaat gepaard met hoger risico op staartbijten. Ook ademhalingsproblemen en de aanwezigheid van parasieten zijn geassocieerd met risico op staartbijten.

In de risicoanalyse scoor je optimaal (voor alle aspecten groen) als:

- het bedrijf in de best scorende klasse valt qua antibioticagebruik (bijvoorbeeld groen volgens het AB-register).

- het uitvalspercentage in de laatste 12 maanden minder dan 3% (vleesvarkens), 1,5% (gespeende biggen) of 10% (zuigende biggen) bedraagt.

- de afdeling na elke ronde wordt ingeweekt met inweekmiddel, gereinigd en gedesinfecteerd.

- het percentage gemengde tomen in de kraamafdeling minder dan 50% bedraagt.

- de biggen pas na minstens 35 dagen gespeend worden.

- de biggen van verschillende tomen na het spenen niet gemengd worden.

- het voeder en water gemiddeld over alle hokken op minder dan één eet- of drinkpunt bevuild is met mest, urine of zichtbare schimmels.

- de hokverrijking proper is, dit wil zeggen dat het percentage oppervlaktemateriaal dat gemiddeld over alle hokken met mest/urine/stof/zichtbare schimmels bevuild is minder dan 10% bedraagt.

- het gemiddelde percentage van de dichte vloer (indien aanwezig) dat bevuild is met natte mest en urine minder dan 10% bedraagt.

- bij het betreden van de stal gewisseld wordt van (propere) laarzen en overall en de handen gewassen worden.

- geen sprake is van vliegenoverlast (meer dan 15 vliegen op een varken).

Diergebonden indicatoren

Varkens laten zelf zien hoe het met hun welzijn is gesteld. Varkens die zich goed voelen en een optimaal stressniveau ervaren, vertonen een normaal liggedrag, zijn in staat zichzelf proper te houden, hoesten of niezen nauwelijks, hebben een normale ademhalingsfrequentie, een ongeschonden huid en onbeschadigde lichaamsdelen, helder wit oogvlies, geen traansporen en een normale lichaamsconditie. Traanstrepen zouden een indicatie zijn van stress. Ze ontstaan door een donkere secretie uit een (bij de mens afwezige) klier nabij de ogen.

Dit varken vertoont een duidelijke maar niet extreme (bruine) traanstreep (vermoedelijk stressgerelateerd), het hard oogwit zelf is mooi wit
Dit varken vertoont een duidelijke maar niet extreme (bruine) traanstreep (vermoedelijk stressgerelateerd), het hard oogwit zelf is mooi wit - Foto: Departement Landbouw en Visserij

In de risicoanalyse scoor je optimaal (voor alle aspecten groen) als:

- meer dan 70% van de varkens een comfortabel liggedrag – naast elkaar in zijlig – vertoont.

- er geen aanwijzingen zijn voor luchtwegproblemen (hoesten en/of niezen en/of buikslag).

- het lichaamsoppervlak van maximaal 10% van de varkens met meer dan 30% bevuild is met mest en urine.

- meer dan 85% van de varkens een wit hard oogvlies heeft en geen traanstreep vertoont.

- meer dan 90% van de varkens geheel onbeschadigde oren heeft of hoogstens letsels kleiner dan 2 cm of zichtbaar littekenweefsel.

- meer dan 95% van de varkens geheel onbeschadigde staarten heeft.

- meer dan 95% van de varkens een geheel onbeschadigd lichaam heeft of hoogstens letsels kleiner dan 3 cm of zichtbaar littekenweefsel.

- meer dan 95% van de zuigende biggen geheel onbeschadigde knieën heeft of hoogstens letsels kleiner dan 0,5 cm.

- meer dan 90% van de zuigende biggen een geheel onbeschadigd gezicht heeft (inclusief oren) of hoogstens letsels kleiner dan 2 cm of zichtbaar littekenweefsel.

- minder dan 10% van de varkens te mager zijn (heupbotten, ribben en ruggengraat steken uit of zijn voelbaar zonder druk uit te oefenen).

- de gemiddelde ademhalingsfrequentie bedraagt maximaal 35 keren per minuut (vleesvarkens) of maximaal 41 keren per minuut (gespeende biggen) (bij 3 dieren uit 3 hokken meten).

Conclusie

Het uitvoeren van een risicobeoordeling voor staartbijten levert je niet alleen een voorsprong op in de evolutie die de Europese Commissie wil gerealiseerd zien met betrekking tot staartcouperen, maar het is ook een tool die je helpt bij de evaluatie van je bedrijfsmanagement. De risicoanalyse wordt binnenkort op de website www.varkensloket geplaatst. Wie hiervan op de hoogte wil worden gebracht, kan zich registreren op de nieuwsbrief van het Varkensloket via dezelfde website.

Suzy Van Gansbeke, Departement Landbouw en Visserij

Lees ook in Varkens

Mobiele buitenstal verhoogt dierenwelzijn bij biologische varkens

Varkens Mobiele buitenstallen zien we in Vlaanderen doorgaans vooral voor vlees- of legkippen. Dankzij een nieuw stalsysteem kunnen nu ook zeugen met hun biggen buiten op de weide rondlopen. De biologische varkenshouderij De Vleterbeek uit Poperinge is volgens BioForum de eerste met zo’n mobiele buitenstal.
Meer artikelen bekijken