Startpagina Vleesvee

Besnoitiose ligt op de loer

De rundveeziekte besnoitiose klinkt (nog) niet zo bekend. Toch vormt deze ziekte een bedreiging voor onze rundveestapel. Bij uitbraak is er immers een aanzienlijke economische impact. Wees dus alert want midden vorig jaar was er nog een geval in Wallonië!

Leestijd : 6 min

Evelyne Van de Wouwer, regiodierenarts rundvee bij Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ), wees tijdens het Vleesveecongres, een organisatie van het departement Landbouw en Visserij, op deze nakende bedreiging voor de rundveestapel: “Deze ziekte komt door de klimaatverandering ook meer en meer voor in onze contreien.”

Besnoitia besnoiti behoort tot de groep cysteproducerende protozoa. “Het is dus familie van de meer gekende ziekteverwekkers neospora en toxoplasma. Wie de eindgastheer is en of er wel een eindgastheer van de parasiet is, is momenteel nog koffiedik kijken. De overdracht van rund op rund blijkt niet via orale weg, maar via vectoriele weg te verlopen, dus door vliegen, dazen... In tegenstelling tot neospora zou er geen verticale overdracht van koe op ongeboren kalf gebeuren en ook niet van koe op koe.”

Dreiging uit het zuiden

Besnoitiose was van oudsher aanwezig in (sub-)tropische regio’s. Sinds de vorige eeuw werd de ziekte ook vastgesteld in Portugal en Spanje. Midden jaren 90 sloop de ziekte over de Pyreneeën via het zuiden van Frankrijk en langs de Alpen stilaan noordwaarts. In 2008 werd een eerste geval aangetroffen in Duitsland, nadien volgden Zwitserland, Italië, Ierland, Wales en Hongarije. Het eerste klinische geval in ons land werd al in 2015 bevestigd. Op 20 jaar tijd heeft besnoitiosis zowat heel Europa veroverd.

De grootste risicofactor voor de verspreiding van land naar land is de invoer van dragerdieren. Ook het vermengen van dieren uit verschillende beslagen, bijvoorbeeld bij internationale prijskampen of tentoonstellingen, of contacten op buurtweiden vormen een risico. Vliegen en dazen kunnen vanop een besmet dier de ziekte overdragen naar gezonde dieren. Na 2 jaar kan de verspreiding in je stal al oplopen tot een besmettingspercentage van 20 tot 40% van je stapel.

Hoe symptomen herkennen?

Besnoitiose is lastig. De ziekte heeft dikwijls een asymptomatisch verloopt. “In de meerderheid van de gevallen is er niets te merken van de besmetting. Als er dan toch symptomen optreden, dan verlopen deze in 3 fasen.

In de acute fase zien we 3 tot 10 dagen koorts (meer dan 40 °C), neus- en oogvloei, het dier zal meer speekselen. Soms treedt abortus op ten gevolge van de koorts. Hier is dus zeker aandacht en opvolging van de dierenarts nodig. Nadien valt de koorts weg, maar treedt opvallend oedeem (tot 2 weken) op, zichtbaar door bijvoorbeeld een dikke nek of dikke poten. De huid voelt warm en pijnlijk aan, de huid kan zelfs kapot barsten. Het dier kan ook aan anorexie lijden.

In de tweede fase van de ziekte onstaat oedeem, onder meer aan de poten.
In de tweede fase van de ziekte onstaat oedeem, onder meer aan de poten. - Fotp: JP Alzieu

Ten slotte volgt de chronische sclerodermie fase. Het zieke dier ontwikkelt huidafwijkingen in de loop van de daaropvolgende weken en maanden. In erge gevallen zal de huid afbladeren of er als een verdikte ‘olifantenhuid’ uitzien. Stieren worden onvruchtbaar. Meestal zal de dierenarts omwille van dierenwelzijnsredenen zo’n dier moeten euthanaseren.

Door het verloop in deze verschillende fases is het niet zo eenvoudig om een diagnose te doen. De acute fase, tijdens de eerste 2 weken, wordt meestal gemist. Op dat moment zou een PCR op bloed uitsluitsel kunnen geven over de boosdoener. PCR kan ook op de huidletsels uitgevoerd worden, net zoals histologie op huidbiopten. “Vandaag kan DGZ een Elisa-test op het bloedserum uitvoeren. Hierbij wordt gezocht naar antistoffen. Zo krijgen we bevestiging van klinische gevallen. Dit is ook bruikbaar voor het opzoeken van chronische dragers tijdens een bedrijfsscreening. De Western Blot test op serum is de Europese referentietest voor besnoitiose. Deze test kan echter enkel uitgevoerd worden in het lab ENV in het Franse Toulouse.”

Hoge economische verliezen

Naast een lastige diagnose is ook het behandelen van deze parasiet bijna niet mogelijk. “Het merendeel van de infecties verloopt immers zonder symptomen, maar besmette dieren kunnen ooit symptomen vertonen. Er is dan enkel kans op succes bij behandeling tijdens fase 1 of 2, met andere woorden tijdens de eerste 2 weken. Men beschouwt de ziekte eigenlijk als onbehandelbaar! Euthanasie is meestal de enige uitweg, zeker bij dieren in de chronische fase.”

Omdat er ook geen vaccin beschikbaar is, moeten veehouders dus inzetten op preventie. Een besmet bedrijf zal immers geconfronteerd worden met hoge economische verliezen.

“De gezondheidsdienst GDS Ardèche (F) becijferde dat de gemiddelde kost per rund per jaar, berekend over 3 jaar tijd, 35 tot 70 euro/dier/jaar kan bedragen met een totale impact op een geïnfecteerd bedrijf van gemiddeld 12.000 euro per jaar. Je moet er ook het verlies in beschikbare arbeidstijd (door observatietijd, behandelingstijd, tijd voor de bestrijding van vliegen…) voor de veehouder bijtellen. Dat loopt op tot anderhalf uur per dier per jaar (of 15 werkdagen). Je kan deze extra kosten dus gerust vergelijken met deze van een besmetting met boviene virale diarree (BVD).”

Werken aan preventie

Om besmetting te vermijden, moet volop ingezet worden op preventie. “Besnoitiose is een typisch voorbeeld van een ziekte die men aankoopt”, stelt Evelyne Van de Wouwer. “Het is dus erg belangrijk om steeds een serologische controle te doen bij aankoop of invoer van runderen van meer dan 6 maanden. Doe dit ook bij dieren die enkel worden afgemest. Daarnaast moet je aandacht hebben voor mogelijke klinische gevallen in je stapel. Gezien de beperkte mogelijkheden moet je snel reageren. Bestrijd ook mogelijke vectoren, maak dus werk van vliegenbestrijding.”

Opvolging in België

België beschikt over geen wettelijk kader omtrent besnoitiose, er is geen aangifteplicht. “Het risico van intrede van de ziekte in België is nochtans groot. Denken we maar aan de internationale handel in dieren, voornamelijk met Frankrijk en Spanje, en de nabijheid van besmette gebieden. Het eerste beschreven klinisch geval in België in 2015 was trouwens ook bij een ingevoerde Blonde d’Aquitaine-stier.” Van de Wouwer toont een kaartje van Europa: “In 2017 werden 4.053 runderen ingevoerd in ons land. Het merendeel (3791) kwam uit Frankrijk. De gekende vectoren zijn trouwens ook bij ons aanwezig. Bovendien blijven asymptomatisch besmette dieren veelal als ‘reservoir’ onder de radar.”

In een Veepeilerproject in samenwerking met GPS, de Waalse tegenhanger ervan, worden sinds 2018 systematische serologische controle van alle ingevoerde runderen uit risicogebieden (Frankrijk, Spanje, Italië, Portugal en Zwitserland) uitgevoerd. Deze screening gebeurde tot nog toe op 4.742 ingevoerde dieren. In Wallonië werden geen Elisa-positieve runderen gevonden in 2018 en 2019. In Vlaanderen daarentegen werden in 2019 3 Elisa-positieve runderen ingevoerd op 2 Oost-Vlaamse bedrijven. Hier werden dus antistoffen tegen Besnoitia besnoiti gevonden. Twee dieren waren afkomstig uit Noord-Spanje (bevestigd met Western Blot) en 1 dier kwam uit Frankrijk (geen bevestigingsonderzoek mogelijk). Alle dieren zaten in afmestfase en vertoonden geen klinische symptomen.

Recente haard in Wallonië

Ondanks deze Elisa-resultaten op ingevoerde dieren werd op 20 mei 2019 toch een haard van besnoitiose vastgesteld in Wallonië. In de provincie Luik en op een satellietbedrijf in de provincie Luxemburg verbleven 2 dieren met symptomen van de chronische fase, namelijk abnormale huidverdikkingen en oedeem van de testikels. “Natuurlijk werd de afkomst van deze dieren getraceerd. Het eerste dier was een Aubrac stier die uit Frankrijk was ingevoerd in 2015; het tweede dier was een Aubrac koe van 8 jaar, geboren op het beslag uit een in 2008 aangekochte moeder uit Frankrijk. Ook een derde dier van 6 maanden was verdacht. Dier 1 en 2 testen Elisa-positief voor besnoitiose (bevestigd met Western Blot).”

Er werd actie ondernomen. De veehouder en dierenarts werden ingelicht en gesensibiliseerd; de buurtbedrijven op minder dan 300 m werden eveneens ingelicht. Op dit Luikse bedrijf met ongeveer 120 dieren, gebeurde een screening van alle dieren van meer dan 6 maanden. Op 82 stalen bleken 17 dieren positief. Bij 24% van de dieren waren dus antistoffen aanwezig.

“Alle dierbewegingen werden gecheckt. Daaruit bleek dat er op een bedrijf waaraan dit Luikse bedrijf in 2018 nog 3 Aubrac dieren had verkocht, ook één rund positief was. Een buurtbedrijf had eveneens 3 positieve dieren. Sinds 2015 waren er bovendien 27 contactbedrijven geweest: 2 in Wallonië en 25 in Vlaanderen. Op deze Vlaamse bedrijven lopen nog verdere analyses, afhankelijk van de goodwill van de betrokken veehouders...”

Betere aanpak gewenst

“De standaardopvolging van besnoitiose op aangekochte dieren startte dus in 2018”, herhaalt Evelyne Van de Wouwer. “Maar zoals aangehaald is er (nog) geen wettelijk kader en dus ook geen financiële tussenkomst voor getroffen veehouders. Men vraagt vandaag dus veel goodwill en vrijwilligheid. Nochtans kunnen de economische verliezen voor de veehouder en de sector substantieel zijn.”

Volgens Van de Wouwer is er dringend actie nodig. “We moeten verschuiven van ‘surveillance’ van deze ziekte naar ‘aanpak en bestrijding’. De veehouders en dierenartsen moeten gesensibiliseerd worden zodat ze onder meer de besnoitiosesymptomen beter leren kennen. Ook de mogelijkheid van diagnosestelling moet beter bekend raken. Op bedrijfsniveau kan een betere aanpak en preventie gerealiseerd worden door een doordacht en voorzichtiger aankoopbeleid, door voldoende vectoren/vliegenbestrijding en door het eenmalig gebruik van wegwerpnaalden. Maar ook de overheid moet gesensibiliseerd worden zodat in de (nabije) toekomst een wettelijk kader wordt geschapen!”

Anne Vandenbosch

Lees ook in Vleesvee

Meer artikelen bekijken