Technische prestaties behouden en toch minder antibiotica bij biggen?

Hoe overgaan op een lager antibioticagebruik zonder toegevingen aan  technische prestaties bij biggen? Die vraag probeerde Nuscience op  haar studienamiddag te beantwoorden.
Hoe overgaan op een lager antibioticagebruik zonder toegevingen aan technische prestaties bij biggen? Die vraag probeerde Nuscience op haar studienamiddag te beantwoorden.

De producent van gezondheids- en groeibevorderende voederformuleringen bracht de voorbije jaren een aantal producten uit die de beoogde vermindering van het antibioticumgebruik in de varkenshouderij mee mogelijk moeten maken. Een echte silver bullet bestaat immers niet, zoals ongeveer elke spreker zal herhalen.

Totaalaanpak

Nee, om de technische resultaten op peil te houden zonder antibiotica is een geïntegreerde aanpak nodig, met focus op diagnostiek, voederformulering, E. coli-vaccinatie en specifieke additieven, vindt het bedrijf. Een aantal externe en interne experts lichtten die zaken uitgebreid toe tijdens de studienamiddag.

Ook de manier waarop Nuscience veehouders bedient is eerder holistisch geworden, merkt Johan De Schepper, CEO van Nuscience Group, op: “Vroeger stelden we product per product voor bij de klant; nu is er een evolutie naar een totaalaanpak.” Het bedrijf hecht ook een grote waarde aan de wetenschappelijke onderbouwing van claims i.v.m. hun producten, of combinaties ervan, benadrukt de CEO.

Johan De Schepper, CEO Nuscience Group: “We evolueren naar een totaalaanpak bij de klant.”
Johan De Schepper, CEO Nuscience Group: “We evolueren naar een totaalaanpak bij de klant.”

De focus ligt op twee kerngebieden: jongdiervoeding en gezondheid. Die producten vindt u respectievelijk terug onder de categoriën ‘Nutrition4U’ en ‘Health4U’. Die laatste categorie bevat ondermeer de gezondheidsbevorderende MCFA’s, of middellange ketenvetzuren, waar het bedrijf vaak mee geassocieerd wordt.

Spenen verandert alles

Nadat professor Jeroen Dewulf het belang van antibioticareductie heeft toegelicht (zie kaderstuk), krijgt dr. Philip Vyt het woord. Hij richtte in 2012 Dialab op, dat diagnostiek onderzoek verricht voor dierenartsen. Het belang van diagnostiek is dan ook het aangekondigde onderwerp van zijn voordracht. Toch steekt hij verrassend van wal met: “Spenen speelt een veel grotere rol in de biggenproblematiek dan al die pathogenen.”

Dat cruciale moment waarop de melk wegvalt en het dier zelf voor voldoende nutriënten moet zorgen verloopt inderdaad niet van een leien dakje. “We zien dat de voederopname daalt”, legt hij uit. “Ook de darmflora verandert (antibioticagebruik heeft hier ook gevolgen), net als de manier waarop de darm moet werken om het voer te transporteren. Bij een snelle overgang verkorten de darmvlokken in de dunne darm, waardoor de big ook weer minder nutriënten kan opnemen. Een negatieve energiebalans zorgt voor verminderde immuniteit.”

Stress maakt vatbaar

Maar ook de verhuis van het kraamhok naar de biggenbatterij eist zijn tol. Er komt bovendien een nieuwe rangorde onder de biggen. “Spenen, dat is eigenlijk stress”, vat dr. Vyt samen. “In combinatie met minder antistoffen van de moeder en circulerende pathogenen geeft dat een verhoogde kans op ziekte.” Is antibiotica toedienen ter ondersteuning dan geen goede oplossing? “Nee, ge gaat van langsom meer antibiotica nodig hebben”, reageert dr. Vyt beslist.

“Spenen, dat is eigenlijk stress”, vatte dr. Vyt samen.
“Spenen, dat is eigenlijk stress”, vatte dr. Vyt samen.

Welke rondhangende pathogenen hebben het zoal op de speenvarkens gemunt? PRRS, dat als virus niet gevoelig is voor antibiotica, tast afweercellen aan en onderdrukt de weerstand nog sterker. Verder loeren ook de ziekte van Glässer, Salmonella, APP en dergelijke meer rond. De voornaamste zijn Streptoccus suis en E. coli . Dr. Vyt bespreekt deze laatste uitgebreid.

Veelzijdige vijand

De ene E. coli is namelijk de andere niet. Ze kunnen enorm veel verschillende combinaties van toxines aanmaken. Die werken in veel gevallen in op de darm. Adhesines zijn een eerste soort toxines, nodig voor de aanhechting van de bacterie aan geschikte plekjes op de darmwand: receptoren. Ze zijn belangrijk omdat de bacterie zonder die aanhechting weinig schade kan aanrichten.

Hoe geleidelijker het spenen gebeurt, hoe beter de peristaltiek - de knijpbeweging die voedsel door de darm doet bewegen - en hoe moeilijker E. coli-bacteriën het hebben om met hun adhesines aan de receptoren in de darm te blijven plakken. Ook de darmflora bepaalt of de bacterie een goede aanhechtingsplaats vindt. Sommige biggen hebben zelfs geen receptoren voor bepaalde adhesines. Het komt erop aan om zulke genetische kenmerken in de juiste varkens te krijgen.

Een gewaarschuwde bacterie ...

Eens schadelijke bacteriën zijn aangehecht kunnen ze een andere soort toxines bovenhalen. Met exotoxines halen en houden ze zoutionen uit de darmcellen, zodat er water uit de cellen in de darm lekt. De big krijgt diarree en verliest vocht. Nog andere toxines veroorzaken slingerziekte. Zij gaan dieper het lichaam in en maken bloedvatwandcellen kapot. Oedeem is het gevolg.

“Wanneer de big antibiotica krijgt toegediend, zijn deze bacteriën daar snel van op de hoogte. Niet dankzij Facebook of Twitter”, grapt dr. Vyt, “maar via quorum sensing. En eens ze weten wat er komt kunnen ze heel snel zogenaamde plasmiden, beweeglijke stukjes DNA vol resistentiegenen, beginnen uitwisselen met elkaar.”

Totaalaanpak brengt redding

Hier kan diagnostiek redding brengen. Om te weten tegen welke antibiotica de bacteriën geen verhaal hebben, worden swabs genomen. De E. coli-bacteriën groeien in een petrischaaltje. Laboranten rusten de schaaltjes uit met verschillende antibiotica. Waar de bacteriën ongehinderd groeien is er resistentie tegen het gebruikte antibioticum. Uit dit antibiogram selecteert de dierenarts ten slotte een antibioticum dat goed werkt om de big gericht te behandelen.

Naast antibiotica zijn er nog manieren om met E. coli-infecties om te gaan. Door zuren, additieven, probiotica en dergelijke meer toe te dienen maak je de darmflora weerbaarder, zodat die vijandelijke aanhechtingspogingen kan afslaan. Zoals vermeld speelt stress een grote rol. Daarop inspelen, bijvoorbeeld door eerst de zeug weg te nemen uit het kraamhok, en pas na enkele dagen de biggen onder te brengen in een nieuw hok, kan ook resultaten opleveren. Niet te vroeg en niet te drastisch spenen helpt ook. Ten slotte raadt dr. Vyt aan de immuniteit op te bouwen via vaccinaties, bijvoorbeeld met autovaccins.

Vaccinatie en voederadditieven

De combinatie van een vaccin (F4-ETEC van Elanco) met extra voederadditieven (INSOLFI en MCFA van Nuscience) en eiwitrijke voederformules gaf volgens wetenschappers verbonden aan beide bedrijven gunstige resultaten, zelfs beter dan met zinkoxide. Tijdens de speenfase nam de groep die zinkoxide kreeg toegediend een voorsprong, maar viel nadien terug. De beide specialisten besloten daarop dat de combinatie van vaccin en additieven voldoende bescherming biedt om met eiwitrijke formules te werken zonder gezondheidsproblemen.

“Ons verhaal is er één van zoeken naar alternatieven voor  groeipromotoren”, verklaarde Geert Bruggeman, hoofd fundamenteel onderzoek bij Nuscience.
“Ons verhaal is er één van zoeken naar alternatieven voor groeipromotoren”, verklaarde Geert Bruggeman, hoofd fundamenteel onderzoek bij Nuscience.

“Nuscience wil oplossingen vinden voor de uitdagende keerpunten in het leven van elke big”, kadert dr. ir. Geert Bruggeman, hoofd van de afdeling fundamenteel onderzoek. “Ons verhaal is er één van zoeken naar alternatieven voor groeipromotoren. De MCFA (middellange ketenvetzuren) zijn een deel daarvan. We zijn op pad gegaan met UGent en Aveve, op ontdekkingstocht naar MCFA.” Ook naar andere bio-actieve componenten werd gezocht. Zo stuitten de onderzoekers onder meer op INSOLFI, oftewel onverteerbare, onfermenteerbare, oplosbare vezels.

Die zullen antibiotica echter niet gaan vervangen. “De silver bullet bestaat niet”, klinkt het voor de laatste keer. “Al onze concepten dienen als aanvulling bij goede diergeneeskundige praktijken, en bij een goed bedrijfsmanagement.”

D.C.

7 mythes over antibioticaresistentie

Het is onbelangrijk

Bacteriën die resistent worden en zorgen voor behandelingsfalen, zowel bij mens als dier, zijn wel degelijk een belangrijk probleem. De grote internationale organisaties hebben hun bezorgdheid geuit. Nu al slaan behandelingen minder goed aan dan in het verleden. Jaarlijks sterven in de Europese Unie 25.000 mensen door infecties met resistente bacteriën. Dat is meer dan dat er jaarlijks sterven in het verkeer.

Mensen raken vooral besmet door vlees te eten

Vlees eten is net één van de minst belangrijke besmettingsroutes. Op vlees zitten er over het algemeen niet veel bacteriën meer, en dus ook geen resistente, zeker niet na bakken of koken. Contact met gezelschapsdieren is veel logischer. Ook via dierlijke mest in het milieu vinden resistente bacteriën de weg naar de mens. Vaak zijn de transmissieroutes erg complex.

Als je de wachttijden respecteert is er geen probleem

Dat klopt niet. Het residu is weg, maar de resistente bacteriën zitten er nog. Die wachttijden zijn er voornamelijk om mensen met een allergie voor antibiotica te sparen.

Resistentie is ontstaan door de mens

Nee hoor. Wetenschappers vonden resistente bacteriën terug in een permafrostlaag die maar liefst 30.000 jaar oud was, terwijl de mens pas 70 jaar geleden antibiotica begon te gebruiken. Hoe dat kan? Bepaalde schimmels produceren van nature antibiotica. Zo ontdekte Alexander Fleming de penicilline. De resistentiegenen van de bacteriën in het ijs kwamen in heel lage concentraties voor. Antibiotica op grote schaal gebruiken bevoordeelde die genen, en de rest is ... geschiedenis.

We dringen de resistentie nooit meer terug

Iedereen in het wetenschappelijk onderzoek komt tot dezelfde conclusie: hoe lager het gebruik, hoe lager de resistentie. De enige oplossing is dus minder antibiotica gebruiken. Daar zijn we in België structureel mee bezig sinds 2011. Het gebruik daalt. En inderdaad, we zien overal een begin van daling van de resistentie. Het is nog niet genoeg, en we hebben nog een hele weg te gaan, maar we zijn aan het dalen.

Er is een ‘silver bullet’

Een tijdlang leek zinkoxide het wondermiddel om het antibioticum cholistine in voeders te vervangen. Intussen heeft Europa beslist dat het uitgefaseerd moet worden. Ook cholistine zal ervantussenuit gaan. Er is geen silver bullet, de oplossing bestaat uit een bedrijfsspecifieke combinatie van preventie, vaccinatie enzovoorts.

Minder leidt tot slechte bedrijfsresultaten

Professor Dewulf is steeds de eerste om het tegendeel te beweren. Zijn vakgroep voerde onderzoek uit waaruit bleek dat veehouders hun gebruik konden halveren door eerst enkele wijzigingen door te voeren, van huisdieren weren uit de stal over gerichter vaccineren tot het installeren van een hygiënesas. Ook de Zweden, die amper antibiotica gebruiken, tonen gelijkaardige productiecijfers.

D.C.

Meest recent

Meest recent