Startpagina Varkens

Varkenshouder en jager Neel Gorssen: “Je moet jagen als een goede huisvader”

Een man die met beide voeten in de praktijk staat, dat is Neel Gorssen. Hij baat een gesloten varkensbedrijf uit, en in zijn vrije tijd kun je hem wel eens vinden achter zijn stallen in zijn jachtgebied. "Ik jaag vooral op klein wild, en minder op everzwijnen vanwege mijn job als varkenshouder”, vertelt hij. Hij omschrijft zichzelf als een voorzichtig man. “Als je schiet, is het onherroepelijk. Het belangrijkste dat je op jacht moet gebruiken, is je verstand.”

Leestijd : 8 min

Neel Gorssen staat al zijn leven lang in het vak. De 57-jarige varkenshouder weet dan ook waarover hij praat. Bij Boerenbond is hij lang voorzitter geweest van de vakgroep varkenshouders en was ook een tijdje lid van het hoofdbestuur. Hij baat een gesloten varkensbedrijf uit waarvan een gedeelte vleesvarkens. Zijn zoon en vrouw pakken de zeugentak op het bedrijf aan. “We boeren op 3 bedrijven: 1 klein bedrijf Piétrain-fokkerij PRRS-vrij, 1 bedrijf met 80 zeugen, en hier 200 zeugen. In totaal hebben we dus zo'n 300 zeugen”, vertelt hij.

Daarnaast is Neel al jaren voorzitter van de plaatselijke wildbeheereenheid (WBE), en jaagt hij zelf. “Van de jacht ben ik goed op de hoogte. Alleen moet ik me als varkenshouder onthouden van de everzwijnenjacht of moet ik 3 dagen varkensvrij blijven na de jacht. Dan mag ik niet in de varkensstallen aangezien er kans is op insleep van ziekten. Ik ben dus geen ervaren everzwijnenjager omdat mijn beroep dat niet toelaat”, geeft hij mee. “En aan de sanitaire regels hou ik me tout cours.”

Neel jaagt dus voornamelijk op klein wild en in groep: haas, konijn, fazant… maar enkele keren per jaar gaat hij alleen op reewildjacht. “Dit jaar mag ik 3 stuks reewild schieten. En ik jaag enkel plaatselijk, ik hoef daarvoor niet op reis”, geeft hij mee. “Jagen, ik doe het graag, maar vissen doe ik nog liever momenteel. Met voetbal ben ik wel gestopt, je kan niet alles doen, hé”, lacht hij. “Het moet erin zitten, geloof ik. Ik ging als ‘klein manneke’ ook al eens mee met mijn nonkels en grootvader tijdens de jacht en kreeg er zo interesse in. We stammen ook af van jager-verzamelaars. Sommige voelen het, anderen niet. Het is net als bij honden. Sommigen hebben dat jachtinstinct, andere honden kijken niet eens op als er een dier passeert.” Zelf jaagt hij al zo’n 25 jaar, en hij merkt dat de microbe overspringt naar één van zijn zonen. “Ik heb het niemand opgelegd, ik merk wel wie geïnteresseerd is.”

Jagen in WBE

Neel is voorzitter-secretaris van de plaatselijke WBE. “Ik zorg ervoor dat de administratie in orde is, ben verant woordelijk voor afspraken en ben bekend met de plaatselijke problemen. Dan gaat het vooral rond wildschade”, legt hij uit.

Het is mogelijk om onafhankelijk te jagen en niet aangesloten te zijn bij een WBE, maar dan moet je minimaal 40 ha aaneengesloten jachtgebied ter beschikking hebben. Ben je wel aangesloten, dan biedt dat wel voordelen. “In de jacht is er meer mogelijk, en je kan natuurlijk ook gemakkelijker contacten leggen. Je hebt ook rechtstreekse contacten met de overheid”, geeft Neel mee.

Elke WBE bestaat uit een aantal jachtgroepen. Neel zit in de WBE Bocholt, die uit 13 jachtgroepen bestaat. Gemiddeld bestaat zo’n jachtgroep uit 5 tot 6 jagers. “In totaal heeft onze WBE zo’n 3.000 ha aan jachtgebied. Ieder individu beheert zijn eigen jachtgebied, maar bij bepaalde gelegenheden wordt er samengewerkt, zoals in drukjachten.”

Rode zone

Het Vlaams grondgebied is ingedeeld in faunabeheerzones. WBE Bocholt is werkzaam in een rode faunabeheerzone. “Er zijn enkele groene stukjes, maar dat is verwaarloosbaar”, vertelt Neel. Een rode zone betekent dat er geen standvarkens mogen zijn, en everzwijnen jaarrond bejaagd worden. “We moeten vermijden dat everzwijnen zich daar vestigen”, verduidelijkt Neel. “Vorig jaar heeft de WBE in totaal een 40-tal evers geschoten.”

Omdat het gaat om een rode faunabeheerzone, is drukjacht op everzwijnen niet mogelijk. 's Nachts mag wel op varkens gejaagd worden in het rode gebied, maar enkel vanop de aanzit. Al wandelend jagen is dus verboden. “We moeten wel aanvragen of we ’s nachts mogen jagen op varkens. Enige voorwaarde is dat je inspanningen moet doen om varkens te weren, door bijvoorbeeld een draad te spannen of een kanon te gebruiken. Als je dat doet, mag je op heel het grondgebied van de WBE bijzondere bejaging toepassen.”

‘Per ongeluk is altijd fout’

Op jacht is kennis over de te schieten fauna van cruciaal belang. “Als je niet zeker bent, schiet je niet. Je mag nooit twijfelen aan wat voor je staat en het dier herkennen. Per ongeluk is altijd fout”, vertelt Neel. Aan een verkeerd dier schieten, zijn dan ook boetes verbonden. In de jachtopleiding wordt dan ook de nodige aandacht besteed aan het herkennen van fauna. “Jammer genoeg zal het wel eens gebeuren dat er fouten worden gemaakt en er fout wordt geschoten, maar we hopen dat de mensen zich toch aan de ethiek houden en het aangeven”, klinkt het.

Als er in groep wordt gejaagd, worden er dan ook afspraken gemaakt. “Als wordt afgesproken enkel fazant-hanen te schieten en er wordt toch een hen gedood, zullen daar sancties aan vasthangen.” Bij reewild wordt dan weer elk geschoten dier gelabeld; aan de linkerkaak en aan de hiel. Enkel dan mag het dier getransporteerd worden. Aan het INBO wordt dan aan de tanden bekeken hoe oud het dier was. Een DNA-staal geeft meer informatie, zoals over het geslacht van het dier. “En ook hier geldt: een verkeerd dier op een verkeerd moment betekent een sanctie. Er mogen geen bokken worden geschoten in de winter, en geen geiten in de zomer.”

Voor al wie met een geweer eropuit trekt: let erop altijd veilig te handelen. “Het is en blijft een gevaarlijke sport. Lood is dodelijk voor dier én mens.”
Voor al wie met een geweer eropuit trekt: let erop altijd veilig te handelen. “Het is en blijft een gevaarlijke sport. Lood is dodelijk voor dier én mens.” - Foto: MV

Rekening houden met wildstand grof wild

De wildstand wordt dus duidelijk goed bijgehouden. Het afschot wordt bepaald op basis van de wildstand. “Zeker voor reewild wordt de wildstand bijgehouden. Maar de reestand is momenteel heel goed doorheen heel Vlaanderen. Ook de everzwijnstand wordt bijgehouden, maar die is niet zo strikt: er zijn er gewoon te veel en dat is problematisch.” Voor reeën wordt het afschot bepaald per jaar, de jager krijgt een vast aantal labels toegekend en mag niet meer schieten dan hem toegewezen is. “Voor everzwijnen is dat anders. In een rood faunabeheergebied is het mogelijk onbeperkt labels aan te vragen voor everzwijnen omdat vermeden moet worden dat er varkens zich vestigen. In een groene zone wordt wel een vast afschot bepaald, en is er dus een maximum aantal varkens dat geschoten mag worden”, legt Neel uit. Ook bij everzwijnen worden de kaken gecheckt door het INBO, om te verifiëren dat het om een correct geschoten dier gaat. Uiteindelijk maakt elke WBE een wildrapport op met de telling van de dieren in hun jachtgebieden. “Via het afschot moet je bewijzen dat die telling correct is.”

Ook bij klein wild moet een administratie worden bijgehouden over wat geschoten is. “Ook hier geldt dat men moet handelen als een goede huisvader. Als de stand niet groot genoeg is, wordt er niet geschoten”, klinkt het. Op patrijzen mag nu geschoten worden. “Maar dat wil niet zeggen dat wij dat moeten doen. Enkel als de populatie goed is, zou het kunnen. Met onze jachtgroep hebben we nooit op patrijzen geschoten, omdat de stand dalende is.”

Nooit laten lijden

Algemene regel in de jacht, is dat het dier met één schot moet sterven. “Een dier ziek schieten doe je niet, dat moet in één keer dood… maar dat vraagt wel oefening”, vertelt Neel. Over de afstand tot het dier, het soort hagel of kogel, het geweer en de manier van schieten, moet nagedacht worden. “Op kleinwild wordt met hagel geschoten. Voor grof wild wordt met kogel geschoten. Hagel mag geen lood meer bevatten,de kogel is nog veelal lood, ook al komen er hier stilaan alternatieven voor. Om een ree te bejagen wordt voor een lichter kaliber gekozen in vergelijking met een everzwijn.”

Daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen de reguliere jacht, bijzondere jacht en bestrijding. “Bij de reguliere jacht wil men nog zo veel mogelijk vlees behouden in een goede kwaliteit. De manier van schieten is dus enorm belangrijk. Gaat het om bestrijding, dan moet het dier gewoon dood. Dan gaat het vooral om houtduiven, ganzen of everzwijnen die schade aan gewassen veroorzaken, Maar ook rechtbekken (kraaien, eksters...) kunnen onder bestrijding bejaagd worden.

Met 2 ogen schieten

Voor al wie met een geweer eropuit trekt: let erop altijd veilig te handelen. “Het is en blijft een gevaarlijke sport. Lood is dodelijk voor dier én mens”, verzekert Neel. In de jachtcursus wordt daar dan ook op gehamerd. “Je moet altijd met 2 ogen schieten: een volgt het geweer en het ander ziet wat erachter gebeurt. Je kan altijd iemand verwonden als je niet voorzichtig bent.” Maar een ongeval kan altijd gebeuren. Goed uitkijken blijft de boodschap. “En dat is gemakkelijker in een open veld dan in een bos. Als jager moet je altijd zeker zijn dat er niemand voor jou is.”

Om volledig veilig te zijn, is schieten op grof wild vanop een verhoging, zoals een kansel, aangeraden. Het wild moet ook vrij en stil staan. “Op die manier ben je het meest schotzeker. Het is in het algemeen ook veiliger om van boven naar beneden te schieten.” Qua kleding kiest hij voor weerbeschermende kledij met neutrale kleuren. “Op aanzitjacht probeer ik altijd gecamoufleerd te zitten. Werk je in groep, zoals in drijfjacht, dan doet iedereen een fluovestje aan. De honden trouwens ook. Kleding moet vooral beschermen tegen netels, bramen en teken. En als ik kan probeer ik ook tegen de windrichting te zitten. Everzwijnen, en in mindere maten reeën, ruiken erg goed. Dieren vallen niet gemakkelijk aan, maar van een gewond dier wil ik wel wegblijven! Daar heb je terecht schrik van.”

Het hagelgeweer (merk Browning) en kogelgeweer (merk Mauser) koos hij naar  eigen smaak.
Het hagelgeweer (merk Browning) en kogelgeweer (merk Mauser) koos hij naar eigen smaak. - Foto: MV

Een geweer naar smaak

De geweren in zijn bezit zijn geregistreerd en worden bewaard in een wapenkast, achter slot en grendel. “Ik heb een jachtacte, waardoor ik een geweer met munitie mag hebben. Als ik sterf, dan moet het geweer worden ingeleverd of worden overgedragen naar een andere jager. Mijn vrouw heeft geen jachtacte en mag het dus niet bezitten”, legt hij uit. Zijn hagelgeweer (merk Browning) en zijn kogelgeweer (merk Mauser) koos hij naar eigen smaak. “Het is net als een auto kiezen. Je kan kiezen voor een standaard versie, maar alle luxe is ook mogelijk, met gravures bijvoorbeeld. Maar het allerbelangrijkste is dat het geweer moet passen, aangezien je direct moet kunnen richten.”

Niet veel meer schieten

Als Neel alles optelt, weet hij dat hij niet veel moet schieten. Zo’n 8 tot 10 keer per jaar is hij op pad voor de jacht op klein wild, dan nog een reeks avonden voor de aanzitjacht op reewild. Als er everzwijnen gemeld zijn in het rood gebied, laat ik die zoveel mogelijk aan mijn collega’s om sanitaire redenen. “Natuurlijk moet je wel rekening houden met de periodes dat het mag, maar dat is elk jaar hetzelfde en kan je checken op de site van het INBO”, geeft hij mee. Dit jaar mocht hij 1 bok, 1 geit en 1 reekalf schieten als het om reewild gaat. “Dat kan zijn dat ik die in 2 dagen heb geschoten, maar het kan evengoed 25 aanzitten duren. “Geiten en reekalfjes schieten mag van 1 januari tot 15 maart, bokken van 1 mei tot 14 september. Als die niet geschoten worden in het seizoen, dan mag je die niet meer schieten buiten het seizoen. Dan moet je dat aangeven en het label inleveren.”

Omdat de kleinwildstand het momenteel niet toelaat, wordt er weinig op wild geschoten, maar dat hoeft ook niet voor hem. “Ik ga nu vooral jagen om de hond te zien werken.” Neel leidt momenteel een jonge hond – een Münsterlander – op nadat zijn vorige hond was overleden in een verkeersongeluk. “Dat was een Duitse staande en een zeer goed jachthond. In die hond zat echt passie, maar ik denk dat deze het ook heeft. Hij brengt wel leven in de brouwerij.”

Marlies Vleugels

Lees ook in Varkens

Meer artikelen bekijken