
Botanisch
Bamboe behoort tot de familie van de grasachtigen en omvat een groep van meer dan 100 bamboegeslachten die samen zo'n 1.100 soorten tellen. Van nature komen ze voor in alle werelddelen, met uitzondering van Europa. In hun oorspronkelijk biotoop bereiken ze binnen 1 groeiseizoen hun volle lengte, die voor tropische soorten wel tot 35 m kan zijn. Bamboe kan je dus letterlijk zien groeien (tot 10-tallen cm per dag voor de hoger wordende soorten). Daarna heeft de bamboestengel zijn maximale lengte bereikt en verandert hij niet meer.
Bamboes kennen, in tegenstelling tot bomen, geen secundaire diktegroei. De stengels hebben reeds hun uiteindelijke dikte wanneer ze boven de grond verschijnen. Bij het doorstoten door de bodem past de plant daarom een wonderlijke truc toe: door waterdruppels af te scheiden die langs de stengels naar beneden vloeien, wordt de aarde 'gesmeerd'. Daardoor neemt de wrijving af en worden verwondingen vermeden.
De stengels van bamboe zijn in de regel hol en worden op regelmatige afstanden onderbroken door knopen (nodiën) die de stevigheid van de stengel bevorderen. De bamboebladeren variëren naargelang de soort van fijne, lange blaadjes (7 cm) tot gigantische bladeren van 50 cm lang en 8 cm breed. Bamboe is groenblijvend, maar wisselt voortdurend een deel van zijn bladeren. Regelmatig worden er nieuwe bladeren gevormd en bladeren ouder dan 3 jaar worden afgeworpen.
Groei door rizomen of wortelstokken
De groei van bamboe gebeurt vooral onder de grond door middel van wortelstokken, die zorgen voor de uitbreiding van de plant, de opslag en het transport van voedsel en water en voor de verankering in de bodem. Uit de knopen van het rizoom groeien de eerder onopvallende wortels en uit de knoppen van het rizoom groeien ofwel nieuwe rizomen ofwel ontwikkelen zich nieuwe bovengrondse stengels. De wijze waarop het rizoom groeit, is typerend voor elke bamboesoort en is verantwoordelijk voor het al dan niet woekeren van de betreffende soort. Op basis hiervan worden de bamboes ingedeeld in 2 groepen: de polvormende, niet woekerende soorten, en de uitlopers vormende of woekerende soorten.
Niet woekerende bamboestoorten
Fargesia
Goede tuinsoorten zijn onder andere Fargesia murieliae 'deep forest', een variëteit met rode scheuttoppen die tot 4 m hoog wordt en ook op slechtere gronden groeit. Fargesia m. 'Simba'
Woekerende bamboesoorten
Deze bamboes hebben woekerende, dunne rizomen, waaraan zich op onregelmatige afstand de scheuten ontwikkelen. Ondergronds ontstaat een los rizoomnetwerk op een diepte van 10 tot 30 cm. Deze groep sturen ondergrondse scheuten uit, die op meters afstand van de moederplant plots opduiken en op die manier grote oppervlakten (ook de tuin van de buur) kunnen overgroeien. Om dit te voorkomen graaft men bij de aanplant het best een rizoombegrenzer in, tot een diepte van 50 cm, rondom de bamboe (te koop bij iedere bamboeleverancier).
De meest populaire woekerende bamboes zijn de meestal vrij hoge, perfect wintergroen blijvende Phyllostachyssoorten, waarvan vele soorten bontgekleurde stengels hebben van knalgeel tot zwart. Ook de Sasasoorten met hun zeer gevarieerde groei- en bladvormen en een aantal lager blijvende soorten zijn populaire tuinplanten.
Bamboetips:
-Bamboe geeft de voorkeur aan een rijkere, humeuze grond met een neutrale pH.
-Bamboe is geen moerasplant. In te natte grond sterven de rizomen af door zuurstofgebrek. De bamboe heeft wel een grote waterbehoefte en geeft daarom de voorkeur aan schaduwrijke plaatsen.
-Bamboe kan gesnoeid worden als een haag. Waar de stengel afgeknipt wordt, vindt geen verdere hoogtegroei meer plaats, maar wordt het bladerdek dichter. Jaarlijks de nieuw uitgegroeide stengels op hoogte knippen volstaat om de haag in vorm te houden.
-Bamboe wordt het best in het voorjaar geplant (maart, april), nog voor het uitlopen van de jonge scheuten. Ook eind augustus, als alle scheuten uitgegroeid zijn, kan bamboe geplant worden. De plant heeft dan nog voldoende tijd om in te wortelen en zo zijn vochtvoorziening te garanderen tijdens de winterperiode.