Deze eisen zijn soms moeilijk met elkaar te verenigen. Zo is het risico op kreupelheid het laagst bij dichte vloeren die zijn uitgerust met een strooisellaag, maar hebben roosters de voorkeur als het gaat om hygiëne en arbeid. Waar verschillende diercategorieën met verschillende behoeften samen zijn gehuisvest, zoals in het kraamhok, is het vinden van een compromis een bijkomende uitdaging.
Materiaal- en vormkeuze
Kunststof volrooster Biggen worden vaak op kunststof volrooster gehouden. Deze bevloering levert een goede hygiëne op door de redelijke mestdoorlaat, de goede reinigbaarheid en de korte droogtijd. Het is een vrij dure vloer en het lawaai dat gepaard gaat met opschrikkende biggen kan hinderlijk zijn. Sommige labels vragen een deeldichte vloer, wat dan weer moeilijk te combineren is met de huidige ammoniakemissiearme systemen.
De vloer in kraamhokken
De vloer van de biggenbatterij
Ook bij gespeende biggen is het van belang dat de vloer geen letsels veroorzaakt. Beton zonder strooisel wordt sterk afgeraden. Bij volrooster moet het luchtpatroon kritisch worden bekeken, desnoods moeten in het kanaal onder de roosters flappen of muurtjes worden geplaatst om tocht op bepaalde locaties te vermijden.
Als de biggen relatief vroeg worden gespeend, is een deel dichte vloer met vloerverwarming een pluspunt.
Bij de dragende zeugen
Rangordegevechten op onaangepaste vloeren moeten vermeden worden. Een vloer die voldoende grip biedt, is essentieel. Bij dragende zeugen is een deeldichte vloer verplicht, al mag deze ‘dichte’ vloer tot 15% openingen bevatten. Een dichte vloer, zoals beschreven in de lijst van de ammoniakemissiearme systemen, is echter volledig dicht (0% openingen). In de praktijk wordt meestal voor beton gekozen.
In de vleesvarkensstal
Controleer de spleetbreedte in het geval van betonvloeren (zowel bij aankoop als bij gebruik). Bescherm de (beton)vloer ter hoogte van de voederbak door een coating, plaat of mat.
Slimme hokindeling stuurt mestgedrag
In niet-ammoniakemissiearme volroosterstallen maakt het in principe weinig uit waar precies gemest wordt. In halfrooster- of deelroosterstallen daarentegen is het belangrijk om het mesten boven de rooster zoveel mogelijk te stimuleren, zowel in functie van ammoniakemissiereductie als van een goed stalklimaat en van hygiëne.
Een slimme hokindeling is gericht op het minimaliseren van de hokbevuiling. In tegenstelling tot bijvoorbeeld runderen en kippen, laten varkens zich vrij goed sturen, niet alleen in hun liggedrag, maar ook in hun mestgedrag. Hiervoor moet men zich in de eerste plaats baseren op de soorteigen gedragingen van varkens. Van nature zijn varkens dieren die hun ligruimte zo rein mogelijk houden en die een aparte mestplaats kiezen. Varkens zijn bovendien gewoontedieren. Dit houdt in dat het gewenste mestgedrag van bij het begin moet bevorderd worden. Een goed ontworpen hok moet in te delen zijn in verschillende ruimtes: een lig-, mest- en eetruimte. Elke ruimte moet groot genoeg zijn om de erbij horende activiteit uit te voeren. Grotere hokken (voor grotere groepen) zijn in dat opzicht gemakkelijker in te delen dan kleine hokken.
Ligcomfort is belangrijk
Aangezien varkens graag tegen een muur aan liggen, worden hokafscheidingen ter hoogte van de ligruimte bij voorkeur dicht uitgevoerd (of minstens onderaan dicht, bovenaan open). Vaak gaan de dieren liggen met de kop in de richting van waaruit ‘gevaar’ wordt verwacht, met name de voedergang. Bij voorkeur is de ligruimte dan ook niet onmiddellijk naast de voedergang gesitueerd. Bij het kiezen van de positie van ramen of verlichtingspunten houdt men er het best ook rekening mee dat de ligruimte bij voorkeur iets donkerder is. Bij biggen kan bij voorbeeld een plaat boven de beoogde ligruimte worden geplaatst.
Strooisel verhoogt de aantrekkingskracht van de beschikbare ligruimte, hiervoor kan bij voorbeeld tijdens de eerste bezettingsdagen van het hok een kleine hoeveelheid zaagsel worden toegepast. Anderzijds kan men de roostervloer minder aantrekkelijk maken door deze lichtjes nat te maken vooraleer het hok te bevolken. Bij hoge temperaturen kan het mesten op de ligruimte (als gevolg van het liggen op de rooster) enigszins worden beperkt door het verstrekken van kleine hoeveelheden voeder op de dichte vloer. Het wettelijk verplichte verrijkingsmateriaal wordt in functie van de rust het best niet ter hoogte van de ligruimte geplaatst.
Liggen en mesten uit elkaar
Meestal wordt eerst de beste ligplaats bepaald en wordt de mestplaats daarna zo ver mogelijk (5 à 10 m als de hokgrootte dit toelaat) van de verkozen ligplaats en van de voederplaats gekozen. Eetplaats, mestplaats en ligruimte zijn dus bij voorkeur zo ver mogelijk van elkaar verwijderd. Een lang, smal hok (met de korte kant evenwijdig aan de voedergang) zal zich hiervoor beter lenen dan een eerder vierkant uitgevoerd hok. De lengte-breedteverhouding situeert zich bij voorkeur tussen 1,5 en 2,5 op 1.
Varkens mesten vooral in de hoeken en op rustige plaatsen (dus niet waar een drinknippel of verrijking is geplaatst). De achterhand wordt daarbij vaak tegen de muur gesitueerd. Een mestspleet (van een 8-tal cm breed) tegen de achterwand kan ertoe bijdragen om de hokken proper te houden. Tijdens het mesten staan de dieren in zekere mate instabiel, de kwaliteit van de vloer is dan ook belangrijk. Ter hoogte van de mestruimte wordt bij voorkeur een meer open hokafscheiding voorzien. Een (klein) niveauverschil tussen lig- en mestruimte kan eventueel helpen om de respectievelijke zones van elkaar te scheiden. Indien mogelijk worden lichtpunten/ramen zo geplaatst dat het meeste licht op de mestplaats valt.
Uitvoering van roostervloer
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat de verhouding tussen de openingen (spleten) en de roosterbalken niet alleen bepalend is voor het loopcomfort, maar ook voor de zuiverheid van de rooster (en dus ook voor de emissie). Bij betonroosters is deze verhouding (de mestdoorlaat) gewoonlijk tussen 15 en 20% gesitueerd. Andere roostertypes, zoals een metalen driekantrooster, hebben een veel grotere mestdoorlaat. Balk en spleet zijn even breed, dus na aftrek van de dwarsverbindingen nagenoeg 50%. Hiervan wordt aangenomen dat de vloeremissie (ca. 30% van de totale ammoniakemissie, de overige 70% is afkomstig uit de kelder) met ca. 65% afneemt in vergelijking met een betonrooster.
In de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen is het metalen driekant-rooster veralgemeend tot een zogenaamde rooster met verhoogde mestdoorlaat: dit is een vloer waarvan de verhouding van de openingen op de totale oppervlakte minstens 40% bedraagt. Daarbij is de vorm van de roosterbalkjes aangepast, is zodat deze onderaan smaller zijn dan bovenaan, zoals bij een metalen driekantrooster (zie foto).
Onderhoud van de vloer
Slecht onderhouden vloeren kunnen aanleiding geven tot kreupelheid, klauwproblemen, schaafwonden, abcessen, ongewenst gedrag, vruchtbaarheidsproblemen, speenschade enzomeer. Controleer daarom regelmatig de vloer op scherpe randen en uitstekende delen, op ruwe plekken (bijvoorbeeld ter hoogte van de voederbakken) en op gladheid. Evalueer of de vloer nog steeds geschikt is voor het gewicht en de lichaamsmaten van de dieren die op de vloer worden gehouden. Zo bepalen de spleet- en de balkbreedte van de roosters de kans op klauwletsels. Herstel of vervang desnoods vloerelementen.
Maak een juiste keuze
Vloeren zijn belangrijke stalelementen en onder meer bepalend voor welzijn en emissies. Een weloverwogen keuze in functie van de diercategorie, een regelmatige evaluatie en een goed onderhoud zijn cruciale aspecten van een optimaal management.





