Enerzijds kan je het uitdrukken als de hoeveelheid voer die een varken nodig heeft om een kilo te verzwaren of te groeien. In deze benadering is de visie van de fokkers dat magervleesaanzet 5 x minder voer kost dan eenzelfde hoeveelheid vet aanzetten, waarbij men dan ook 5 x meer focus legt op het verhogen van de magervleesaanzet. Op die manier probeert men onrechtstreeks de voederconversie te verbeteren. De consequentie van deze benadering is dat er een zware druk tegen dagelijkse voederopname is. Dit was een tijd terug in grote lijnen de historische benadering binnen de Belgische stamboekfokkerij.
Anderzijds kan je de voederconversie ook bekijken als de verhouding tussen de dagelijkse voederopname ten opzichte van de dagelijkse groei, waarbij het alternatieve fokdoel is – zoals bij een groeiend aantal VPF-fokkers (waaronder Luk Vermeiren) – om beide te verhogen. Dit gebeurt dan op een manier dat de groei efficiënter wordt en bijgevolg hoger is dan de stijging van de voederopname. Op die manier wordt dus een verlaging van de voederconversie gerealiseerd. Daarbij is het streven naar mager vlees uiteraard nog een belangrijke uitdaging, maar zijn conformatie en typegetal (die met het Autofom-karkasclassificatietoestel niet meer gemeten worden) iets minder belangrijk geworden.