is echt een ‘no go’ ”
Managementfunctie
Ab Kleijwegt volgde een landbouwkundige opleiding en Kasper een technische opleiding. In eerste instantie ging Kasper niet op het akkerbouwbedrijf van zijn vader en oom werken. Kasper: “Ik heb een paar jaar een managementfunctie gehad bij een bedrijf dat locomotieven repareert. En dat verdiende prima.” Uit-eindelijk koos hij toch voor het akkerbouw- en vollegrondsgroentebedrijf van zijn familie. In 2017 nam hij 90% van het aandeel van zijn vader in de VOF over, zijn vader heeft hierin dus nog een aandeel van 10%. Ab nam in 2010 het volledige aandeel van zijn vader over.
Bij de overname van Kasper en Ab in 2017 had Kleijwegt LTB zo’n 130 ha en inmiddels heeft het bedrijf 160 ha. Volgens de vader van de neven zijn ze een van de families die in Nederland al het langst spruitkool telen. Van de 160 ha is zo’n 100 ha in eigendom, de rest huren ze bij of ze maken gebruik van langdurige pacht. De grondprijzen zijn in Mijnsheerenland zo rond de 9 euro/m2. De 30 ha die ze erbij huren (wisselende gronden) is voor de vruchtwisseling. Kasper: “We doen dit met name om meer spruiten te kunnen telen. In totaal telen wij op 65 ha spruiten, waarvan zo’n 30 ha op huurland.”
De familie Kleijwegt teelt in totaal 10 spruitenrassen, waarvan de belangrijkste rassen Abacus (15 ha), Marte, Marcantus, Steadia en Albarus zijn. Ze telen ook zo’n 25 ha friet- en tafelaardappelen met een rotatie van 1-op-5. De spruiten worden afwisselend geteeld met een rotatie van 1-op-5 en 2-op-5. Kasper legt het even uit. “Je moet het eigenlijk over een periode van 10 jaar zien. Wij telen over die 10 jaar 3 jaar spruiten, 2 jaar aardappelen, 1 jaar uien en 4 jaar tarwe of luzerne.” De familie Kleijwegt teelt verder in totaal zo’n 15 ha gele plantuien, 40 ha winter- of zomertarwe (afhankelijk van de voorvrucht) en zo’n 10 ha luzerne. Luzerne is volgens Kasper een ideale voorvrucht voor de teelt van aardappelen.
Nieuwe Tumoba met cameratechnieken
Bij de overname namen de beide neven uiteraard ook het hele machinepark over van hun vaders. Ze hebben 8 tractoren, voornamelijk van het merk Fendt. Kasper: “In het voorjaar hebben wij voornamelijk kleine tractoren nodig in de spruitenteelt voor de gewasverzorging en in het najaar juist weer wat grotere voor de zwaardere werkzaamheden, zoals ploegen.” Verder heeft Kleijwegt LTB zelf alle benodigde machinerie voor alle teelten, behalve voor de uien. De uien worden door een loonwerker geplant en gerooid.
In maart 2023 bestelden ze een splinternieuwe 4-rijige spruitenplukker bij Tumoba. Deze nieuwe oogstmachine heeft een vernieuwde optische sorteerder met moderne camera's. "Daardoor kunnen wij op de oogstmachine zelf al een belangrijke kwaliteitsselectie maken", aldus Kasper. "En dat scheelt geld en tijd. De spruiten die uitgeselecteerd worden, worden door de oogstmachine gelijk weer teruggevoerd naar het veld, zodat ze daar weer als compost voor het volgende gewas kunnen dienen.” Een andere reden waarom selectie op de oogstmachine steeds belangrijker wordt, is omdat de spruiten steeds beter uitgesorteerd moeten worden. Dit heeft weer te maken met het steeds schraler wordende middelenaanbod in Europa om ziektes en plagen te bestrijden, waardoor er steeds minder gave spruiten aan een plant zitten.
Plagenbestrijding wordt een probleem
Kasper Kleijwegt werd in 2019 lid van de Nederlandse landelijke spruitencommissie die de spuitentelers in Nederland vertegenwoordigt. In 2020 vroeg deze commissie of hij voorzitter wilde worden. De jonge spruitenteler maakt zich ernstig zorgen om het voortbestaan van de volledige Europese vollegrondsgroentesector. “Door de afschaffing van bijvoorbeeld de zaadcoating hebben
Eén keer toepassen, is echt een ‘no go’
Selectieve middelen
Precisiebespuiting nodig
Ook het verbod op zaadcoating zorgt voor veel meer ellende volgens de spruitenteler, omdat zaadcoating het gewas de eerste 1,5 tot 2 maanden goed beschermde tegen insecten. Nu dat niet het geval is, moet de teler al met bespuiten beginnen als het gewas zo’n 10% bodembedekking heeft. “En dat betekent dat veel van het middel op de grond terecht- komt, iets dat je juist niet wil hebben als vollegrondsgroenteteler.”
De vollegrondsgroentesector heeft volgens Kasper razendsnel nieuwe technieken nodig om ervoor te zorgen dat de teelt van koolsoorten in Europa nog een toekomst heeft. “Ik denk dan bijvoorbeeld aan de shot per plant-techniek, oftewel de ‘toediening-per-plant-techniek’. Deze techniek is er al, maar de etiketten van de fabrikanten moeten wettelijk gezien aangeven dat de middelen middels deze techniek mogen worden toegepast. En dat is nog niet het geval. En verder moeten wij naar rijenbespuitingen die in een verhoogde driftreductieklasse vallen.” De jonge spruitenteler is ook een groot voorstander van de zogeheten Crispr-Cas-methode. Daarbij is het mogelijk om het veredelen van plantensoorten te versnellen, zodat er sneller resistenties kunnen worden ingebouwd tegen ziektes en plagen.
Wat de jonge spruitenteler ook eerlijk zou vinden is dat indien Europa het uitfaseren van middelen koste wat het kost wil doorzetten, dat het zorgt voor een eerlijk speelveld. “Nu worden massa’s groenten die totaal niet aan Europese eisen voldoen zo- maar toegelaten in Europa. Dat is natuurlijk concurrentievervalsing. Die importproducten moeten uiteraard aan dezelfde eisen voldoen als de producten die wij leveren. Ook daar zou Brussel eens wat meer mee aan de slag moeten.” De bovenwettelijke eisen die supermarkten in Europa in dat kader aan telers stellen, vindt de spruitenteler niet eens zo bezwaarlijk. “Op zich is dat best nobel. Enkel als het gaat om de gehaltes aan residuen moeten ze geen zwaardere eisen stellen dan de Europese wetgeving natuurlijk. Als uit Europees onderzoek blijkt dat een bepaalde hoeveelheid residu veilig is, dan is dat ook zo en dan hebben zwaardere eisen geen zin.”