worden beoordeeld?
Het Agentschap Landbouw en Zeevisserij overloopt hieronder de verschillende stappen bij een vergunningsaanvraag voor veehouderijbedrijven met een impactscore lager dan 50%.
Impactscore ≤ 0,025%?
De impactscore kan berekend worden met behulp van de online tool (https://impactscore.omgeving.vlaanderen.be/). Deze tool wordt jaarlijks aangepast en berekent de impactscore op basis van de laatst beschikbare kaartgegevens en data. Dit betekent dat de impactscore verschillend kan zijn naargelang het moment van berekenen. Het is het moment van de vergunningsaanvraag dat bepalend zal zijn voor de bepaling van de impactscore.
Bij een impactscore > 0,025% is passende beoordeling nodig
Wanneer de impactscore groter is dan de drempelwaarde van 0,025%, dan moet een passende beoordeling toegevoegd worden aan het aanvraagdossier.
Een passende beoordeling is een studie die de impact op de Speciale Beschermingszones (SBZ-gebieden) in kaart brengt en die aangeeft welke acties moeten ondernomen worden, zodat er geen significante impact is op deze omliggende SBZ-gebieden.
In het stikstofdecreet zijn een aantal criteria opgenomen waaraan moet worden voldaan om een gunstige passende beoordeling te verkrijgen. In alle gevallen moet de impactscore van de aanvraag lager dan 50% zijn.
Wanneer kan een passende beoordeling gunstig zijn?
Hieronder en in tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de criteria om een gunstige passende beoordeling te bekomen op het vlak van ammoniak.
Tijdelijke vergunningen De bedrijven die geen of beperkte maatregelen nemen, kunnen een tijdelijke vergunning aanvragen tot eind 2025 (voor rundvee als geen maatregelen worden genomen) of tot eind 2030 (voor melkvee - en vleeskalverbedrijven die minstens 5% of 15% reduceren en voor varkens- en pluimveebedrijven die geen maatregelen nemen). Ook deze tijdelijke vergunningsaanvragen moeten bij een impactscore hoger dan 0,025% een passende beoordeling bevatten. Deze kan passend beoordeeld worden, op voorwaarde dat er geen depositiestijging is ten opzichte van de huidige vergunde situatie. Een depositiestijging zou mogelijk kunnen zijn wanneer een stal verplaatst is of verbouwd werd met een ander ventilatiesysteem of met andere uitstootpunten ten opzichte van de huidige vergunde situatie.
Binnen PAS-referentie 2030 Varkens-, pluimvee- en rundveebedrijven kunnen een vergunning van onbepaalde duur aanvragen en een gunstige passende beoordeling bekomen als de generieke reductiedoelstellingen gerealiseerd worden, of met andere woorden als de PAS-referentie 2030 gerealiseerd wordt. Daarnaast zal ook getoetst worden of er geen depositiestijging is ten opzichte van de huidige vergunde toestand. Aangezien er in deze situaties veel gereduceerd moet worden ten opzichte van de huidige vergunde toestand, is de kans op een depositiestijging kleiner.
Voor bedrijven met een vrijstelling op de generieke reductiedoelstellingen wordt de PAS-referentie 2030 gelijk aan de referentietoestand 2021.
Geen PAS-referentie 2030 Voor alle andere diersoorten dan varkens, pluimvee of runderen wordt geen PAS-referentie 2030 of referentiesituatie 2021 berekend. Het emissieplafond dat zal gebruikt worden om de vergunningsaanvraag te toetsen, is gebaseerd op de vergunningsaantallen van de huidi
Alle andere situaties In alle andere gevallen zal moeten aangetoond worden dat de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend niet gehypothekeerd wordt. Voorbeelden van situaties zijn bijvoorbeeld hogere emissies aanvragen dan de PAS-referentie 2030, uitbreidingen, nieuwe inplantingen, meer geiten, schapen, paarden enzomeer aanvragen dan de huidige vergunde emissies.
Om aan te tonen dat de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend niet gehypothekeerd wordt, zal een online tool gemaakt worden en ter beschikking worden gesteld.





