
Afpaling noodzakelijk bij grensbetwisting
Wanneer er nog niet eerder een bepaling van de juridische grens tussen de 2 percelen werd gedaan, dringt in zo’n geval een afpaling zich op. Het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt daaromtrent duidelijk (artikel 3.61, §3 NBW, ter vervanging van artikel 646 oud BW) dat iedere eigenaar zijn nabuur verplicht tot het afpalen van hun aan elkaar grenzende eigendommen. Deze afpaling kan minnelijk of gerechtelijk gebeuren.
Minnelijke afpaling Bij een minnelijke afpaling komen 2 aanpalende eigenaren overeen om de grenslijn die hun door een landmeter wordt voorgesteld te aanvaarden. De grenslijn wordt in dat geval bij overeenkomst vastgesteld. Om zowel tussen de partijen als naar derden toe geen discussie te laten bestaan over de draagwijdte en inhoud van die vaststellingsovereenkomst, is een authentieke akte vereist, die derhalve ook moet worden overgeschreven op het kantoor Rechtszekerheid. Tot slot wordt de grenslijn door uitwendige tekens op de percelen aangegeven.
Gerechtelijke afpaling Komen de partijen niet onderling tot een akkoord over de ligging van de grenslijn, dan kan een van hen via een gerechtelijke procedure de grenslijn laten bepalen. Artikel 3.61, §2 NBW stelt de cascade vast op basis waarvan de perceelsafbakening gebeurt. De grenzen van grondeigendom worden in eerste instantie bepaald door verkrijgende verjaring. Bij gebreke hiervan bepaalt de authentieke akte tot afpaling de perceelsgrens, behoudens een later contract die deze wijzigt. Bij gebreke van afpaling worden de perceelsgrenzen bepaald door de eigendomstitels. Bieden ook die geen uitsluitsel, dan worden de perceelsgrenzen vastgelegd volgens de toestand van het bezit en van de andere feitelijke indiciën, waaronder de feitelijke afsluiting en de kadastrale documenten. In een gerechtelijke afpaling zal de rechtbank daarom eerst nagaan of de grenslijn al juridisch is komen vast te staan door verjaring of door een eerdere afpaling. Is dit niet het geval, dan zal de rechtbank een gerechtsdeskundige aanstellen om te adviseren waar de grens gelegen is.
Grensoverschrijding
Iedere eigenaar mag in overeenstemming met de wettelijke en reglementaire voorschriften zijn perceel afsluiten tot aan de grens ervan. Waar voor afsluitingen met elektrische spanning nog een minimaal te respecteren afstand van de perceelsgrens geldt, is dit voor een betonafsluiting niet het geval. Die mag effectief tot tegen de perceelsgrens worden geplaatst. Wanneer bij opmeting door de landmeter blijkt dat de geplaatste afsluiting over de grens van de eigendom werd gebouwd, is er sprake van een grensoverschrijding.
Artikel 3.62 NBW bepaalt dat, indien een bouwwerk ten dele op, boven of onder de grond van de nabuur is gebouwd, deze laatstgenoemde de verwijdering hiervan kan eisen, behoudens indien deze grensoverschrijding een wettelijke of contractuele basis heeft. Indien de grensoverschrijding al langer dan 30 jaar bestaat, kan de eigenaar die de grens overschreden heeft een wettelijke basis verkrijgen volgens de voorziene procedures inzake verkrijgende verjaring. Aangezien in het Belgisch rechtssysteem iedere partij het bewijs moet leveren van de feiten die zij aanvoert, volgt daaruit dat de partij die beweert dat de scheidingsgrens tussen 2 erven voortvloeit uit een verkrijgende verjaring, de bewijslast daarvan draagt.
Verwijdering eisen
Wanneer de eigenaar die de afsluiting over de grens plaatste niet over een wettelijke of contractuele basis beschikt, kan de nabuur de verwijdering van het overschrijdende deel eisen. Is in dat geval de eigenaar die de afsluiting plaatste te goeder trouw en zou hij door het wegnemen van het overschrijdende gedeelte onevenredig worden benadeeld, dan kan de eigenaar van de aanpalende grond de verwijdering niet eisen. Hij heeft dan de keuze om ofwel een recht van opstal voor de duur van het bestaan van de afsluiting toe te kennen ofwel om het daartoe benodigde gedeelte van het perceel over te dragen – in beide gevallen tegen schadeloosstelling op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
Indien de grensoverschrijding te kwader trouw is, kan de nabuur de verwijdering van het overschrijdende inherente bestanddeel eisen, tenzij er noch een omvangrijke inname is noch een potentiële schade is in hoofde van laatstgenoemde. Uit het arrest van het Grondwettelijk Hof nummer 49/2024 van 25 april 2024 blijkt dat wie te kwader trouw voortwerkt aan een grensoverschrijding wel moet blijven vrezen dat hij zal moeten afbreken. Zelfs al is de grondinname miniem en is er geen andere potentiële schade dan de inname op zich. Met dit arrest heeft het Grondwettelijk Hof de rechten van een eigenaar willen vrijwaren tegen een nabuur die te kwader trouw voortwerkt aan een gebouw of afsluiting die over de perceelsgrens wordt gebouwd.