Startpagina Veeteelt

Opletten met een moeilijke start

Het fokken van alpaca’s of cria’s wint de voorbije jaren sterk aan populariteit. Ondanks dat het veulenen en de opstartfase vaak vlot verlopen, vormt deze periode een groot risico op het ontwikkelen van levensbedreigende ziektes.

Leestijd : 7 min

In dit artikel worden de meest voorkomende ziektebeelden bij cria’s tijdens de eerste levensweek beschreven.

Tekort aan antistoffen

Cria’s worden geboren zonder anti-stoffen, die van groot belang zijn voor de afweer. Deze antistoffen dienen zij volledig op te nemen via de biest (eerste melk). De darmwand van de pasgeborenen is echter slechts een beperkte tijd in staat om deze antistoffen effectief op te nemen. Hierdoor is een tijdige opname van voldoende biest cruciaal. Dieren die er niet in slagen om voldoende anti-stoffen op te nemen, hebben een zeer lage afweer, waardoor zij erg vatbaar zijn voor infecties. Dit tekort aan antistoffen zelf is geen ziekte an sich, maar vergroot wel sterk de kans op het ontwikkelen van ziektes. Een te lage opname van biest kan veroorzaakt worden door zowel het moederdier als de cria zelf. Algemene verzwakking van de cria verhindert eveneens een goede biestopname.

Normaal zijn cameliden zeer snel op de been en gaan ze onmiddellijk op zoek naar de uier. Vaak slagen zij erin om actief te drinken binnen het uur. Als het dier binnen de 3 uur nog niet gedronken heeft, moet men biest bijgeven. De oorzaak van failure of passive transfer kan echter ook bij het moederdier liggen. Zij kan bijvoorbeeld geen of onvoldoende melk aanmaken. Eveneens laten moederdieren hun cria’s niet drinken als ze zich oncomfortabel voelen door algemene ziekte, een moeilijke geboorte of doordat de nageboorte te lang opblijft. Ook stress bij het moederdier kan zorgen voor een te lage biestopname.

Supplementatie biest

Als het moederdier nog voldoende melk heeft, kan deze uitgemolken worden. Als er hierbij nog een plug aanwezig is in het tepelkanaal, heeft de cria nog niks gedronken. De bekomen melk kan men dan via de fles toedienen (60-90 ml om de 2 uur), waarbij het dier zo snel mogelijk 10% van het lichaamsgewicht moet hebben opgenomen. Dit moet uiterlijk binnen de 12 uur na de geboorte gebeurd zijn.

Indien het moederdier onvoldoende melk heeft, kan men geiten- of koeienbiest geven. Geitenbiest heeft de voorkeur. Sommige ziektes, zoals paratuberculose, kunnen hierbij wel doorgegeven worden, waardoor men het best zoekt naar vrije bedrijven. Als alternatief kan men ook gevriesdroogde geiten- of koeienbiest geven. Andere biestvervangers zijn doorgaans niet efficiënt. Het beste alternatief betreft ingevroren biest afkomstig van een andere alpaca, maar dit is zeer moeilijk te verkrijgen. Indien de periode waarin de darm antistoffen kan opnemen reeds voorbij is, kan de dierenarts deze alsnog toedienen via een plasmatransfusie. Om na te gaan welke dieren hiermee geholpen kunnen worden, zijn verschillende testen beschikbaar.

Prematuriteit

Alpaca’s kennen een zeer variabele drachtduur (330-360 dagen), die eveneens varieert afhankelijk van het seizoen. Daarenboven worden kenmerken van prematuriteit eveneens waargenomen bij dieren geboren na een normale drachtduur. Zowel premature dieren volgens drachtduur als dieren die deze kenmerken van prematuriteit vertonen, worden het best als prematuur beschouwd.

Deze dieren hebben vaak een lager geboortegewicht dan de andere cria’s in de kudde, ze hebben slappe oortjes en een zijdeachtige vacht. Het nog niet doorgekomen zijn van de voorste snijtanden is eveneens een kenmerk van prematuriteit. Premature cria’s zijn vaak te zwak om tijdig hun biest op te nemen. Hiernaast kunnen ze moeilijk hun temperatuur op peil houden. Als gevolg daarvan hebben deze dieren een sterk verlaagde afweer en lijden ze aan onderkoeling. Daarnaast kan ook longimmaturiteit voorkomen worden, waardoor deze cria’s onvoldoende zuurstof kunnen opnemen. Extra supplementatie van biest en melk met de fles en opvolging van de temperatuur en de ademhalingsfrequentie van deze dieren is sterk aangeraden. In vele gevallen is dit echter niet voldoende en zijn intensieve zorgen in een dierenkliniek vereist. Deze bestaan onder andere uit plasmatransfusie, infuustherapie en zuurstoftherapie.

Sepsis heeft grote impact

Bij deze ernstige ziekte is de bloedbaan massaal geïnfecteerd met bacteriën. Deze bacteriën zijn vaak afkomstig uit de omgeving. Ze slagen erin om via verschillende primaire infectiehaarden, zoals de darmen en de navel, de bloedbaan te bereiken. De initiële infectie is vaak het gevolg van een te lage afweer, in het bijzonder door failure of passive transfer. Doordat de bacteriën vrij in de bloedbaan kunnen circuleren, kan deze infectie zich snel verspreiden naar verschillende organen, waardoor de impact heel groot kan zijn. Desondanks kan de eerste fase hiervan gemakkelijk onopgemerkt voorbijgaan. Gewichtsverlies of het gebrek aan groei zijn hierbij soms de enige symptomen. In andere gevallen gaat dit samen met zwakte, niet willen drinken, een snelle en/of pompende ademhaling en een verhoogde of verlaagde temperatuur. Een wazig of pijnlijk oog, diarree en een opgezette navel kunnen eveneens voorkomen bij septicemie.

Hoewel de symptomen zeer onopvallend kunnen zijn, is een vroege behandeling cruciaal voor de overleving van het dier. Daarom wordt aangeraden om het gewicht van elke cria dagelijks op te volgen. Bij gebrek aan groei (minder dan 200 g/dag) moet de oorzaak onderzocht worden. Dit kan enerzijds het gevolg zijn van een te lage melkopname of van de aanwezigheid van een ziekteproces. Onderzoek van de melkgifte van het moederdier en bloedonderzoek van de cria door een dierenarts zijn in vele gevallen aangewezen. Deze kan vervolgens de nodige behandeling opstarten of het dier doorverwijzen naar een kliniek indien deze intensieve zorgen nodig heeft.

Zelf kun je verschillende preventieve maatregelen treffen. Allereerst is een goed biestmanagment cruciaal. Hiernaast wordt ontsmetting van de navel met chloorhexidine of joodtinctuur na de geboorte sterk aangeraden, aangezien deze vaak een intrede poort is van de infectie. Eveneens is hygiëne rond het veulenen en in de eerste weken na de geboorte heel belangrijk.

Uitdroging door diarree

In de eerste week is diarree een zeer belangrijke bevinding, aangezien deze samen kan voorkomen met septicemie en dus levensbedreigend kan zijn. Kort na de geboorte wordt diarree namelijk vaak veroorzaakt door bacteriën, die vervolgens zorgen voor een verminderde opname van vocht en zo uitdroging veroorzaken. Een bezoek van een dierenarts is sterk aangewezen, zodat deze een gepaste antibioticatherapie en vloeistoftherapie kan starten. Verder is bloedonderzoek en een test om een eventuele failure of passive transfer vast te stellen aangeraden. In een aantal gevallen is een permanente infuustherapie vereist, die toegediend kan worden in een dierenkliniek. Naast een infectieuze oorzaak kan diarree ook het gevolg zijn van de voeding. Bij cria’s wordt dit voornamelijk gezien bij supplementatie van schapenbiest of -melk door het hoge vetpercentage van deze melk.

Choanale atresie

In vergelijking met andere diersoorten komen aangeboren defecten regelmatig voor bij cria’s. Een veel voorkomend defect is choanale atresie. Hierbij is nog een scheiding aanwezig tussen de neusgangen en de keelholte. Doordat alpaca’s primair door de neus ademhalen, is hun ademhaling sterk beperkt. Er bestaan verschillende variaties, waarvan de meest echter niet leefbaar zijn. Aangetaste dieren ademen met open mond en vertonen vaak opgeblazen wangen bij elke ademhaling. Een vermoedelijke diagnose kan bevestigd worden door middel van radiografie van de neus. Chirurgische correctie van deze aandoening is zelden mogelijk en kent weinig slaagkans. Er wordt afgeraden om opnieuw met de zelfde combinatie van ouderdieren te fokken, gezien genetica een aanzienlijke rol lijkt te spelen bij het ontstaan van dit defect.

Vulvaire deformatie

Bij vulvaire deformatie is er geen of te kleine opening ter hoogte van de vulva. Hierdoor kan het dier niet urineren. Enkele uren na de geboorte valt dit op doordat een zwelling ontstaat ter hoogte van de achterhand. De zwelling bestaat hierbij uit urine. Deze aandoening kan relatief makkelijk verholpen worden door een kleine ingreep, waarbij een opening gecreëerd wordt. Als deze aandoening tijdig opgemerkt en behandeld wordt, zal het dier hier verder weinig last van ondervinden. Wanneer er echter een langdurige opstapeling is van urine kunnen nefaste gevolgen optreden, zoals een blaasruptuur of nierfalen. Ook bij dit defect wordt een genetische aanleg vermoed en fokken met deze dieren, alsook dezelfde oudercombinatie, wordt sterk afgeraden.

Deze cria lijdt aan vulvaire deformatie. Deze aandoening kan verholpen worden door een kleine ingreep.
Deze cria lijdt aan vulvaire deformatie. Deze aandoening kan verholpen worden door een kleine ingreep. - Foto: UGent

Navelbreuk en -ontsteking

Bij een navelbreuk is er een defect aanwezig in de buikwand en de spieren van de buikwand. Hierdoor kunnen darmen of een deel van de maag naar buiten treden en ontstaat er een onderhuidse zwelling ter hoogte van de navel. Bij een navelbreuk kunnen in sommige gevallen darmen beklemd geraken, waardoor de maagdarmpassage niet meer mogelijk is. Hierbij kan het dier koliek vertonen en geen of weinig mest maken. In deze gevallen dient een spoedoperatie uitgevoerd te worden.

In andere gevallen is een operatie niet steeds nodig en is dit afhankelijk van de grootte van de breuk. Kleine breuken herstellen meestal vanzelf of met behulp van een buikbandage. Een zwelling ter hoogte van de navel kan eveneens veroorzaakt worden door een (bacteriële) infectie. Gelijkaardig aan diarree komt deze aandoening regelmatig voor in combinatie met sepsis. Ook hier is het instellen van een antibioticumtherapie en het uitvoeren van de nodige diagnostiek door een dierenarts erg belangrijk.

Meconiumobstipatie

Als er binnen 18 uur na de geboorte geen mest wordt gemaakt door het pasgeboren dier, kan dit verschillende oorzaken hebben. De meest voorkomende is een opstopping van de eerste mest (meconium). Dit kan verholpen worden door het toedienen van één of verschillende lavementen. Een andere oorzaak is het ontbreken van de anus of van een ander darmsegment. Deze eerste kan in sommige gevallen chirurgisch verholpen worden. Bij het ontbreken van een ander darmsegment is chirurgie vaak niet succesvol.

Nauwe opvolging nodig

Door de ernst van de ziektes die kunnen voorkomen tijdens de neonatale periode is een nauwe opvolging van het moederdier en de neonaat cruciaal. Bij het opmerken van diarree, zwelling ter hoogte van de navel, een wazig of pijnlijk oog, gebrek aan groei, zwakte, sufheid, niet willen drinken en manken wordt het best een dierenarts geconsulteerd voor de nodige diagnostiek. Bij ernstig zieke dieren (sterk gewichtsverlies, zwakte, ondertemperatuur, prematuriteit, erg waterige diarree, sterke pompende ademhaling) is hospitalisatie in een dierenkliniek aangewezen. Hierbij zal het dier na een grondige diagnostiek de nodige medicatie, infuustherapie, zuurstoftherapie en plasmatherapie krijgen. Daarenboven gebeurt dit onder permanente opvolging, waardoor de behandeling snel aangepast kan worden.

Justine Clinquart, UGent

Lees ook in Veeteelt

Meer artikelen bekijken