Startpagina Akkerbouw

Aandacht voor optimalisatie van eiwit uit grasland

De eiwitkwaliteit van gras optimaliseren heeft diverse voordelen. Het is dus tijd om eens het graslandmanagement en de gras(kuil)kwaliteit onder de loep te nemen!

Leestijd : 5 min

Het optimaliseren van de eiwitkwaliteit van gras is een interessante strategie om de uitstoot van stikstof, fosfor, methaan en CO2 te verlagen. Meer darmverteerbaar eiwit (DVE) in het gras drukt daarbij niet alleen de ammoniakemissie en nitraatuitspoeling, maar ook de behoefte aan duur eiwitrijk krachtvoeder. Efficiënt eiwit telen uit gras kan hier ook een bijdrage leveren. Hierin spelen bodem en bemesting, maar ook botanische samenstelling van het grasland een bepalende rol.

Proef bij West-Vlaamse melkveehouders

In 2020 werd het graslandmanagement op 10 West-Vlaamse melkveebedrijven opgevolgd door Inagro en ILVO binnen het Vlaioproject Ekopti. Er werden 34 percelen geselecteerd op verschillende bodemtypes (6 licht zandleem, 13 zandleem, 8 klei en 7 zware klei) waarop 4 of 5 sneden gemaaid werden zonder beweiding. Op 18 percelen werd klaver ingezaaid en 9 percelen werden biologisch beheerd. Het grasseizoen liep voor alle percelen van 15 februari tot 7 november.

Tijdens het groeiseizoen werden verschillende parameters in kaart gebracht: weergegevens op bedrijfsniveau, bodem en bemesting op perceelsniveau, opbrengst en kwaliteit van het verse en ingekuilde gras en maaibeheer (de handelingen van maaien tot inkuilen) voor elke snede op perceelsniveau. Dit leverde enkele interessante inzichten in graslandbeheer op.

Over het gehele jaar werd een gemiddelde opbrengst behaald van 10,6 ton droge stof (DS) met een gemiddelde inhoud van 881 VEM en 72 g DVE per kg DS (tabel 1). Een hoge VEM- en DVE-opbrengst per ha bleek sterker gerelateerd aan de DS-opbrengst dan aan de VEM- of DVE-inhoud van het gras. Toch blijft het belangrijk om in te zetten op zowel kwantiteit als kwaliteit!

2020: warm en droog

2020 was het warmste jaar ooit gemeten in Ukkel (metingen vanaf 1833), met een gemiddelde jaartemperatuur van 12,2 °C (normaal: 10,6 °C). Tussen 5 en 12 april werd de vroegste opeenvolging van meer dan 5 lentedagen (meer dan 20 °C) ooit gemeten en van 5 tot 16 augustus was er een intense hittegolf. De maanden april en mei waren extreem droog en zonnig. Bovendien waren er 30 regendagen minder dan gemiddeld en was de cumulatieve neerslag 15% lager.

Voor het grasseizoen van 266 dagen werd een gemiddelde cumulatieve neerslag van 510 mm en een gemiddelde temperatuur van 13,8 °C geregistreerd, met beperkte variatie (tabel 1). Een hogere regenval in de eerste 5 dagen na het maaien bleek aanleiding te geven tot een goede heropstart van het gras, met een hogere DS-opbrengst in de volgende snede als gevolg.

3334-Ekoptiproject-MF-tabel 1-web

Afhankelijk van de groeifase van het gras hebben de weersomstandigheden dus een verschillende invloed op de opbrengst.

Kwaliteit van vers gras in functie van de snede

De kwaliteit van gras varieert doorheen het groeiseizoen. De praktijkproef bevestigde een aantal typische kenmerken (tabel 2). De eerste snede was kwalitatief de beste door een hoog suiker-, RE-, VEM- en DVE-gehalte. Door het zonnige en droge weer, in combinatie met koude nachten, was het RE-gehalte iets lager en het suikergehalte iets hoger dan verwacht bij een eerste snede.

3334-Ekoptiproject-MF-tabel 2-web

De tweede en derde snede werden gekenmerkt door een hoog gehalte ruwe celstof (RC) (meer dan 250 g/kg DS). Door het warme en droge weer evolueert het gras sneller en wordt het vaak in een later groeistadium geoogst, waardoor het gehalte RC hoger ligt. Voor de overige parameters scoorden de tweede en derde snede intermediair.

Het najaarsgras – de vierde en vijfde snede – bevatte veel RE en weinig suiker. Ondanks het hoger gehalte RE, was het aandeel DVE beperkt. Het leverde dus vooral onbestendig eiwit, wat typisch is voor najaarsgras. Ook het ruweasgehalte (RAS) lag hoger bij de laatste sneden (meer dan 13% RAS). Dit kan het gevolg zijn van verontreiniging van de kuil met aarde door de nattere weersomstandigheden in het najaar. Vooral de laatste snede had ook een laag DS-gehalte (25% DS).

Bodem en bemesting

Bodemanalyse, vóór de eerste bemesting, toonde aan dat de belangrijkste parameters (pH, CEC, organische (kool)stof, N en zwavel (S) leverend vermogen, C/OS ratio) gemiddeld binnen hun optimale range lagen. Enkel de C/N ratio (gemiddeld 10) lag voor alle percelen onder het optimum (13 - 17). Ondanks minder gunstige waarden voor sommige bodemparameters op bepaalde percelen, kon geen invloed vastgesteld worden van bodemkwaliteit op opbrengst of kwaliteit van het gras. Ook het bodemtype zelf had in deze proef (beperkte dataset!) geen invloed op de kwaliteit of kwantiteit van de gras-oogst. Toch blijft inzetten op een kwaliteitsvolle bodem de basis voor een optimaal graslandmanagement.

Bemesting levert samen met de beschikbare elementen in de bodem de nutriënten voor grasgroei. Afhankelijk van het bodem- en gebiedstype mag op grasland maximaal 338 - 385 kg/ha werkzame N toegediend worden (normen 2020). In de proef varieerde de totale bemesting van 23 tot 334 kg werkzame N/ha, met een gemiddelde van 186 kg. Een hogere N-bemesting leidde echter niet altijd tot een hogere DS-opbrengst of een verhoogd RE-gehalte van het geoogste gras. De VEM- en DVE-inhoud van het gras bereikte een optimum bij een N-bemesting van 200 kg per ha.

Stikstofefficiëntie van de grasteelt

De N-efficiëntie wordt gedefinieerd als de mate waarin werkzame N uit bodem en bemesting benut wordt door het gras. Voor de praktijkproef werd een bruto en netto N-efficiëntie berekend per perceel over het volledige groeiseizoen. Voor beide wordt het stkstofleverend vermogen van de bodem en de werkzame N uit bemesting als N-input gebruikt. De N-opbrengst wordt berekend uit het RE in het gras, bij de bruto N-efficiëntie, en uit de hoeveelheid DVE in het gras, bij de netto N-efficiëntie. Gemiddeld behaalden de percelen een bruto-efficiëntie van 86% en een netto-efficiëntie van 41%. Voor beide parameters was er wel een grote variatie tussen de percelen (tabel 3).

3334-Ekoptiproject-MF-tabel 3-web

De N-input via bemesting had een sterkere invloed op de efficiëntie dan het N-leverend vermogen van de bodem. Een hoger aandeel N uit bemesting leidde tot een evenredig lagere bruto en netto N-efficiëntie. Daarnaast bleek de invloed van zowel het gehalte RE als DVE in het gras kleiner dan de totale DS-opbrengst van het perceel. Hoe hoger de DS-opbrengst, hoe hoger de bruto en netto N-efficiëntie. Een maximale opbrengst met minimale bemesting zorgt dus voor de beste N-efficiëntie. Ook de aanwezigheid van klaver in het zaaigoed beïnvloedt de N-efficiëntie. Percelen waarop klaver werd ingezaaid (7-48% van het zaaizaad) hadden een hogere bruto en netto N-efficiëntie dan percelen waarop geen klaver werd ingezaaid.

Grasklaver

Klaver is een vlinderbloemige die, in samenwerking met bacteriën, N uit de lucht kan fixeren. Klaver in het grasland verlaagt de benodigde hoeveelheid N uit bemesting. Dit werd ook aangetoond in de praktijkproef. Voor het behalen van de gemiddelde DS-opbrengst (11 ton/ha per jaar), was op pure graspercelen 300 kg werkzame N uit bemesting nodig. Op percelen waarop klaver werd ingezaaid kon een zelfde opbrengst behaald worden met slechts 100 kg N/ha uit bemesting!

De gemiddelde DS-opbrengst was op percelen met klaver doorgaans ook hoger dan op pure graspercelen (figuur 1). Het warme en droge weer in 2020 speelde hierbij zeker ook een rol. Klaver is immers minder afhankelijk van water voor het transport van N in de bodem, waardoor rode en in mindere mate ook witte klaver minder droogtegevoelig zijn.

Figuur 1: DS-opbrengst in relatie tot de N-input via bemesting (grasseizoen 2020, percelen van 10 praktijkbedrijven).
Figuur 1: DS-opbrengst in relatie tot de N-input via bemesting (grasseizoen 2020, percelen van 10 praktijkbedrijven). - Bron: Inagro

Op de onderzochte percelen lag de VEM en DVE-inhoud van grasklaver, in beperkte mate, lager dan bij zuiver gras. De totale opbrengst VEM en DVE per ha lag daarentegen wel hoger, door de hogere DS-opbrengst per ha. Dit verklaart eveneens waarom percelen met klaver in deze proef gemiddeld een hogere N-efficiëntie behaalden.

Tine Van den Bossche (ILVO) en Sandra Debevere (Inagro)

Meer info: https://www.rundveeloket.be/optimaal-grasland

Sorry, the PDF couldn't be displayed

Lees ook in Akkerbouw

Doordacht maaibeheer: waar let ik op?

Akkerbouw Er zijn dit jaar grote verschillen in grasstand waar te nemen tussen verschillende percelen. Dat is niet verwonderlijk, gezien de grote verschillen in beheer, waartoe we gedwongen werden door deze zeer natte winter en door de natte voorjaarsperiode.
Meer artikelen bekijken