Streven naar meer melk met minder koeien
De laatste jaren is er heel wat veranderd in de Vlaamse melkveehouderij. Het aantal bedrijven is afgenomen en het aantal koeien per bedrijf is gestegen. Ook de gemiddelde productie per dier is toegenomen, en dat brengt uitdagingen met zich mee in de transitieperiode bij het kalven. Om het transitiesucces van elke koe in te schatten, werd het Veerkrachtproject opgestart.
Het is van belang om bij het fokken op zoek te gaan naar de koeien met de grootste veerkracht in de transitieperiode. Voor veehouders is het moeilijk om die dieren te identificeren, en daarom werken 5 onderzoeksinstellingen, zijnde UGent, KU Leuven, Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), Hooibeekhoeve en Inagro, samen aan tools om risicodieren te detecteren en om zo gericht preventieve maatregelen te nemen. Miel Hostens, onderzoeker aan de UGent, gaf ons meer informatie over het project tijdens een bezoek aan de Hooibeekhoeve ter gelegenheid van haar 50-jarig bestaan.
Genetica als redding
Gemiddelde productie moet stijgen
Wie neemt melkproductie op zich?
Hostens: “België produceert melk op een heel efficiënte manier. Er zijn landen die 3-4 koeien nodig hebben om ons productieniveau te evenaren. Ik vertelde net dat een koe wereldwijd gemiddeld 3.000 l melk geeft. In België geeft een koe gemiddeld 9.000 l melk. Dat betekent dat, voor elke koe die Vlaanderen minder telt, er ergens anders 3 bijkomen. Als wij een boerderij met 70 koeien sluiten, worden er ergens anders 3 opgericht die een pak meer methaan uitstoten.
Daarom zou België het best een grotere melkproductie op zich nemen, maar politiek gezien is dat moeilijk te verkopen, want natuurlijk er hangen ook gevolgen voor de natuur aan vast. Zo helpt een hoge productie bij het beperken van de broeikasgassen (methaan en CO2), maar sleep je wel stikstof en fosfaat naar ons (via kunstmest, krachtvoeders). Daar stelt de maatschappij zich vragen over, al dan niet terecht. De uitdaging is om koeien te selecteren op stikstofefficiëntie, methaanefficiëntie en melkproductie.
De maatschappij stelt zich ook vragen bij het welzijn van de koe bij een hoge productie, maar welzijn en hoge productie kunnen hand in hand gaan. Een koe moet zich immers eerst en vooral goed in haar vel voelen voor ze een hoge productie kan behalen.”
Transitiemanagement
“Onze koeien zouden moeten evolueren en met elke generatie meer melk geven. Een goede opstart is daarbij van het grootste belang. We moeten zoeken naar koeien die als het ware door de transitieperiode wandelen. Koeien die na droogstand meteen melk produceren zonder problemen (ontbreekt iets ?), en koeien moeten vlot geïnsemineerd kunnen worden, waarna ze van de eerste keer drachtig zijn”, aldus Hostens.
“Veel melkveehouders hebben al verschillende sensoren in hun stal hangen. Het veerkrachtproject bekijkt hoe het de data van al die sensoren kan samenbrengen, om dan met intelligente technologie te meten of de koe voldoet aan de verwachtingen. Voldoet ze aan de kwaliteiten van haar moeder? Hoeveel melk produceerde ze in de voorgaande lactatie? Verloopt de huidige lactatie even goed? Is ze ziek geweest?
We bekijken dus hoe de koe het doet en proberen te voorspellen hoe goed haar prestaties in de huidige lactatie en in de toekomst zullen zijn. We willen de productiegegevens uit de vorige lactatie gebruiken om de huidige lactatie op te volgen en om problemen snel te detecteren. De tool die we ontwierpen gaat dan uit van een verwachte melkgift, die met de gerealiseerde melkgift kan worden vergeleken. Als blijkt dat de koe er prestatiegewijs op achteruitgaat, moeten er alarmbellen afgaan en zal men meer aandacht moeten besteden aan het dier. Zo kan men preventief op zoek gaan naar oplossingen.”
Uitdagingen
“De grootste uitdaging die we nu binnen het project ervaren, is om de tool om te zetten naar de praktijk. Wij zouden graag iedere veehouder toegang geven, maar dan moeten we nog enkele samenwerkingen aangaan met instanties als het CRV. Zij hebben alle informatie van de landbouwbedrijven die wij nodig hebben om berekeningen te maken. Een andere uitdaging is ook om de melkveehouders te doen inzien hoe waardevol de tool voor hen kan zijn.
Verder is het ook onze bedoeling om de gegevens van meerdere bedrijven met elkaar te vergelijken, waardoor we goed kunnen zien welke bedrijven over de beste koeien of over het beste management beschikken. Op die manier kan genetische selectie efficiënt verlopen.”