Startpagina Maïs

Een uitdagend jaar voor alle gewassen, waarin maïs al bij al nog goed standhield

Het onafhankelijk ruwvoedercentrum, CIPF, maakt de balans op van de maïsteelt van dit jaar. Dat ging door in uitdagende omstandigheden om te eindigen bij wisselende opbrengsten.

Leestijd : 8 min

Na een normale maand januari volgde een zachte en relatief natte maand februari (94 mm neerslag te Ukkel, vergeleken met 65 mm normaal).

De maand maart was beduidend warmer dan normaal, maar vooral het ontbreken van neerslag was tekenend: amper 2 mm in plaats van de normale 59 mm. Ook de regenval in april was zeer beperkt: de meeste neerslag viel in de eerste week van de maand.

Een vlotte zaai in droge omstandigheden

De grondwaterstanden hadden zich tijdens de wintermaanden enigszins kunnen herstellen, maar door de droge maanden maart en april evolueerde de situatie versneld naar een te droge bodemgesteldheid. De landbouwers konden in 2022 snel starten met de werkzaamheden op het veld. De omstandigheden waren echter verre van ideaal door de droogte en door de temperatuur in april, die eerder aan de lage kant was.

De zaai kon wel ongestoord afgewerkt worden: enkel op 25 april werd een noemenswaardige regenzone opgetekend, maar ook die zorgde voor weinig onderbreking bij de veldwerkzaamheden. Daarna was het wachten op 19 mei voor de volgende neerslag.

51-3376-evolutieareaal-web (2)

Tegen eind april was er reeds een groot aandeel van de korrelmaïs en van de laatrijpe voedermaïs ingezaaid. Tegen 10 mei was het grootste deel van het maïsareaal ingezaaid. Door de ongunstige omstandigheden voor de groei van het raaigras was het vaak wachten tot midden mei om de eerste snede te kunnen maaien. De bodem was op dat moment al sterk uitgedroogd, zodat het maïszaad het moeilijk had om te kiemen.

Zeer trage opkomst en groeistart

Door de droge omstandigheden in april en mei gebeurde de kieming niet optimaal. Het kiemingsproces kwam traag op gang. De zaden bleven soms langer dan 2 weken onder de grond zitten.

Sommige landbouwers hadden iets dieper gezaaid omwille van de droge omstandigheden in april en omwille van mogelijke vogelschade. De opkomst was op de meeste velden nog behoorlijk, maar op sommige plaatsen was er meer uitval van de kiemplantjes dan gewoonlijk. Op een aantal velden met een erg verdroogde toplaag trad tweewas bij de opkomst op. Later opkomende planten bleven meestal heel het seizoen achter op de beter gekiemde planten. Het was pas na de neerslag in de eerste 10 dagen van juni dat de maïsplantjes een goed groeiritme konden ontwikkelen.

Net zoals vorig jaar was er redelijk wat schade door kraaiachtigen en duiven. De vroeg ingezaaide percelen waren hun eerste doelwit. Door het volledig wegvallen van Mesurol zijn veel landbouwers overgeschakeld op het gebruik van zaaizaad dat met Korit behandeld wordt. Deze bescherming is minder efficiënt dan met Mesurol. Bovendien is het product ook veel gevaarlijker qua toxiciteit voor de gebruiker.

Ondanks de wijd verspreide behandeling met Korit stelden we in 2022 veel gevallen van vogelschade vast, soms zelfs op met Korit behandelde percelen. Een aantal landbouwers zagen zich genoodzaakt om percelen met grote vogelschade te herzaaien. De schade was erg wisselend van streek tot streek en van perceel tot perceel.

Er waren in 2022 geen noemenswaardige problemen met bladluizen. Bij de start van de maïsgroei zag men weinig bladluizen verschijnen en later op het seizoen zorgden de natuurlijke vijanden voor een beheersing van de kleine besmettingshaarden. Op een aantal velden kreeg men wel te maken met schade door ritnaalden. Door de droogte bleef het aantal getroffen percelen in 2022 gelukkig eerder beperkt. De grootste problemen met ritnaalden komen voor in het zuiden van het land, maar ook in Vlaanderen zien we steeds vaker problemen opduiken.

Onkruidbestrijding meestal geslaagd

De opkomst en de groei kwam zoals eerder gemeld maar moeilijk op gang door de ongunstige omstandigheden in april en de eerste helft van mei. Door de combinatie van de trage opkomst en de droge bodemomstandigheden bij het begin van het zaaiseizoen waren er weinig opportuniteiten voor een behandeling in vooropkomst. Op percelen waar men toch in vooropkomst kon of wou behandelen was zo goed als altijd een tweede passage in naopkomst nodig.

In 2022 koos de landbouwer dus zoals gewoonlijk voor een behandeling in naopkomst De adviezen zijn om bij voorkeur in vroege naopkomst (2-3 zichtbaar blad) te behandelen, omdat men dan naar minder zware dosissen contactmiddelen moet grijpen. In de praktijk zien we eerder de gewoonte om in het vierde tot vijfde zichtbaar bladstadium te gaan bespuiten. Ook bij een bespuiting in na-opkomst is de hoeveelheid vocht in de bodem bepalend voor de efficiënte werking van de bodemmiddelen.

Sommige landbouwers hebben daarom gewacht op de regenzones van begin juni om de maïspercelen te behandelen. De maïs en vooral de onkruiden stonden op dat moment eigenlijk al te groot voor een optimale onkruidbeheersing. In deze omstandigheden zorgden de slecht bestreden onkruiden voor concurrentie (en dus verhoogde kans op opbrengstverliezen) voor de maïsteelt. Al bij al kon de onkruidbestrijding op de meeste percelen succesvol uitgevoerd worden.

Een vroege bloeiperiode

Eind juni had de maïs die weinig of geen hinder had ondervonden van de droogte een voorsprong van ongeveer 5 tot 7 dagen. Bij minder gunstige omstandigheden (late zaai, zaai na raaigras, droge percelen, zandgrond, …) was de situatie toen al niet meer zo gunstig met het oog op een goed opbrengstresultaat.

De bloei was gemiddeld genomen een tiental dagen vroeger dan gewoonlijk. Bij een vroege zaai kwam de maïs rond 10 juli in bloei. Op heel vroege percelen kon men zelfs al rond 5 juli bloei waarnemen. Rond 25 juli liep op veel percelen de vrouwelijke bloei naar zijn einde toe.

Door de droge omstandigheden tijdens en in de aanloop naar de bloeiperiode ontwikkelde de bloei zich soms op abnormaal kleine planten. De kwaliteit van de bevruchting stond duidelijk onder druk door de beperkte beschikbaarheid aan water. Ook in augustus hield de droogte aan, wat de kolfontwikkeling verder belemmerd heeft. De kolven waren doorgaans kleiner dan gewoonlijk, met een dunnere spil en minder rijen korrels die soms niet tot aan de tip van de kolf gevuld konden worden.

In extreme gevallen kreeg men te maken met steriele planten. Gelukkig is maïs een zeer adaptief gewas en kon men op redelijk veel percelen (ondanks de uitdagende omstandigheden) toch nog een behoorlijk goede kolfvulling realiseren.

De eerste grote oogstgolf van voedermaïs startte rond 20-25 augustus in droge en warme omstandigheden.
De eerste grote oogstgolf van voedermaïs startte rond 20-25 augustus in droge en warme omstandigheden. - Foto: TD

Een zeer vroege oogst voor de voedermaïs

Door de zeer droge en warme maand augustus verliep de afrijping uitzonderlijk snel. In de meest extreme omstandigheden hadden de maïsplanten geen kolven kunnen ontwikkelen en vertoonden de planten een noodafrijping. Deze percelen werden soms al in de eerste helft van augustus geoogst. De eerste grote oogstgolf startte rond 20-25 augustus in droge en warme omstandigheden. Dit was 3 tot 4 weken vroeger dan bij een normaal teeltjaar. Men zal de komende jaren waarschijnlijk de norm wat moeten bijstellen van wat een ‘normaal’ jaar juist betekent: de droge zomers lijken eerder de norm dan de uitzondering te worden.

Ondanks de veelvuldige waarschuwingen in de landbouwpers heeft de snelle evolutie van de drogestofpercentages heel wat landbouwers en loonwerkers verrast. Een bijkomende uitdaging om het juiste inkuilmoment in te schatten kwam van het feit dat de planten al zeer vroeg op het seizoen verdroogden, terwijl de kolven maar moeilijk konden volgen met de afrijping.

Landbouwers kozen er vaak voor om te wachten tot er geen sap meer uit de korrels kwam en tot de temperaturen in september een beetje lager werden. In veel gevallen leidde deze keuze wel tot een oogst bij zeer hoge drogestof- percentages (vaak ver boven de 40% DS, zie tabel 2). Gelukkig liep de oogstperiode in een vlotte periode door en rond midden september was de meeste hakselmaïs ingekuild.

De omstandigheden om te oogsten waren zeer goed. Op overrijpe percelen stelde men wel regelmatig stengelbreuk of gelegerde planten door stengelrot vast. De verschillen tussen rassen waren vaak erg uitgesproken. In 2022 was er weinig ontwikkeling van builenbrand op de kolven. De builenbrand ontwikkelde zich op sommige percelen wel sterk op de stengels. Naast de omstandigheden op het perceel zelf speelde de rassenkeuze hierbij ook een rol.

Wisselende opbrengsten en voederkwaliteit

De droge omstandigheden waren voor elke teelt van toepassing. Vergeleken met andere voedergewassen, zoals gras, zagen we voor de maïsteelt toch nog (onverwacht) goede opbrengsten op de betere percelen. Op homogene, vochthoudende percelen waar tijdig gezaaid werd, had de maïs al bij al nog goed standgehouden.

Dat is uiteraard maar een deel van het verhaal, want in minder gunstige omstandigheden kregen de maïsplanten het hard te verduren. We zagen grote verschillen van streek tot streek, maar ook binnen eenzelfde gemeente konden de resultaten erg wisselend zijn.

Net zoals bij de opbrengsten zagen we grote verschillen bij de voederkwaliteit. Beide parameters waren dit jaar sterk aan elkaar gekoppeld: een goede opbrengst betekende vaak goed ontwikkelde planten met behoorlijke kolven en daaraan gekoppeld een goede voederkwaliteit. Op percelen met veel droogtestress kwam de totale plantenmassa niet maximaal tot ontwikkeling en stond ook de kolfontwikkeling zwaar onder druk.

51-3376-tabel02Rendementenvoeder2022-web

In Laag- en Midden-België bedroeg het gemiddelde zetmeelgehalte van de geoogste en weerhouden proeflocaties 37,4% voor de zeer vroege tot vroege groep en 36,8% voor de halfvroege tot late groep. Vergeleken met de zetmeelgehaltes in 2021 betekende dit een lichte stijging (respectievelijk 35,3% en 34,2% in 2021). Ook voor de energiedichtheid noteerde men betere waarden vergeleken met 2021: 941 VEM voor de zeer vroege tot vroege rassen en 964 VEM voor de halfvroege tot late rassen (vergeleken met respectievelijk 924 en 910 VEM in 2021).

Dat kan deels worden verklaard door de selectie van de gunstige percelen, en deels door de specifieke omstandigheden van 2021. Door de overvloedige regen in 2021 en een verlengd groeiseizoen kreeg men massaal ontwikkelde planten met een iets lager kolfaandeel (zelfs met goed ontwikkelde kolven). Ook in het netwerk ten zuiden van Samber en Maas stellen we dezelfde trend vast van betere resultaten dan in 2021: een gemiddeld zetmeelgehalte van 39,7% (tegenover 35,6% in 2021) en een VEM-waarde van 964 tegenover 919 VEM in 2021.

Eveneens een vroege oogst voor korrelmaïs

Door de droge omstandigheden van augustus en begin september verliep de afrijping in sneltreinvaart. De vochtgehaltes van de korrel daalden snel en bereikten lage waardes bij de oogst. De eerste CCM maïs werd reeds geoogst in de eerste week van september, maar de echte start van de korrelmaïsoogst op grote schaal was eerder vanaf 20 september. Dat was 4 tot 5 weken vroeger dan de gewoonlijke data.

Op veel percelen met korrelmaïs was het stadium om te oogsten als vochtig graan (34% vochtgehalte) reeds bereikt rond 15 september. Veel loonwerkers waren nog bezig met de oogst van de (overrijpe) voedermaïs toen de eerste dorsers reeds de baan op gingen.

Door de droge omstandigheden startte in 2022 ook het dorsen van de maïs snel.
Door de droge omstandigheden startte in 2022 ook het dorsen van de maïs snel. - Foto: TD

Net zoals bij voedermaïs waren de resultaten bij korrelmaïs zeer wisselend in 2022. Door de aanhoudende droogtestress is het niet verwonderlijk dat de rendementen gemiddeld lager uitvielen dan de afgelopen jaren. In gunstige gevallen spreken we over een terugval van 10-15%, maar op de sterkst getroffen percelen was de terugval van de korrelopbrengst nog veel groter. De vochtgehaltes kwamen bij de oogst van te drogen percelen vaak uit in de vork van 23 tot 25% vocht (zie ook tabel 3). In het zuiden van het land moest men zich soms tevredenstellen met een vochtgehalte van net onder de 30%. Op lichte grond in Vlaanderen zakte men met vroegrijpe rassen soms tot onder de 20% vocht.

51-3376-tabel03rendementenkorrel2022-web

Uiteraard konden de hoge droogkosten (door de hoge energieprijzen) niet volledig gecompenseerd worden, maar de lage vochtgehaltes waren toch een grote opsteker om de kosten enigszins binnen de perken te kunnen houden. De lagere korrelopbrengsten van 2022 konden dan weer een klein beetje gecompenseerd worden door de goede graanprijzen (300 euro/ton aan 15% vocht, vergeleken met ongeveer 250 euro/ton in 2021). Als we alle factoren samen bekijken en de financiële opbrengsten berekenen per ras, dan behaalden we in 2022 gemiddeld genomen toch een van de betere financiële opbrengsten voor korrelmaïs in de laatste 10 jaar.

Jurgen Depoorter, Michaël Mary, Guy Foucart,

CIPF vzw

Lees ook in Maïs

Meer artikelen bekijken