Startpagina Maïs

Pak knolcyperus en doornappel in maïs tijdig aan

Knolcyperus en doornappel zijn hardnekkige onkruiden, die ook de maïsteelt flink kunnen teisteren. Volg daarom je percelen goed op en zet de nodige tools juist en tijdig in om ze beheersbaar te houden. Meer transparantie en kennis van je percelen kan daarbij helpen, ook om verdere verspreiding te vermijden.

Leestijd : 7 min

Knolcyperus is een overblijvend cypergras, dat je vooral op vochtige, lichte gronden vindt, maar dat intussen overal in Vlaanderen voorkomt. Zodra dit onkruid op je perceel opduikt, maakt het massaal scheuten en knollen aan en verspreidt het zich als een lopend vuurtje. Het is moeilijk te bestrijden, met grote gevolgen naar de praktijk toe. “Naar schatting is in België minstens 35.000 ha besmet met knolcyperus, maar wellicht is dat een serieus onderschat cijfer”, zei Gert Van de Ven, onderzoeker voedergewassen bij de Hooibeekhoeve en het LCV. De wat bleekgroene, 3-rijige plant heeft moeder- en dochterknollen. Afhankelijk van het rijp-heidsstadium kan hij een andere kleur hebben. Heen of zeebies lijkt op knolcyperus, maar is veel minder verspreid. Vaak komt een besmetting aan het licht doordat het ‘gras’ niet kapotgaat.

Levenscylus en klonen

De moederknol in rust zal op een bepaald moment uitlopen en opkomen. Als de eerste spruit bovenkomt, zal die heel intensief (tot 200) nieuwe spruiten vormen. Na de knolvorming en bloei zal hij overwinteren als knol, waarna een nieuwe cyclus kan starten. “Doe je er niets aan, dan kan 1 moederknol in 1 seizoen een haard van 60 à 80 cm diameter vormen. Na 3 à 4 jaar is zo’n knol dan uitgegroeid in 10 m² besmetting”, aldus Van de Ven. “Door bodembewerking, mechanische onkruidbestrijding en het rooien van bepaalde gewassen gaat de verspreiding door een perceel nog een pak sneller. Maar de ene knolcyperus is de andere niet, er zijn verschillende klonen. Degene die het meest voorkomt, maakt veel kleine knolletjes, bloeit sterk en maakt veel zaden aan. De andere variant – die je in West-Vlaanderen, maar ook in Herselt vindt – maakt grote knollen in lage aantallen aan, bloeit weinig en produceert zaden afhankelijk van het seizoen. Tot slot is er nog een variant – die je vooral in Limburg en de Ooskantons vindt – die veel kleine knolletjes maakt, die echter niet bloeien en ook geen zaden aanmaken.

In het Vlaio-LA-traject ‘Geïntegreerde aanpak van knolcyperus’, dat binnenkort afloopt, werd de focus gelegd op de knollen. “Onder de grond zijn er vaak belangrijkere dingen te zien dan wat er bovengronds te zien is. Niet alle bestrijdingsstrategieën werken immers overal even goed. Soms heb je wel veel knolcyperusknollen, maar zijn er maar weinig levende. Knolcyperus kan kiemkrachtig zaad maken, waardoor er een verspreidingsmanier bijkomt. Zodra klonen met elkaar kruisen, kan het namelijk zijn dat het effect van een fytoproduct verdwijnt omdat 1 kloon de werking van dat product goed verdraagt. Er zijn klonen die meer kiemkrachtig zaad maken dan andere. Er is veel variatie tussen populaties, maar kiempercentages boven 50% zijn mogelijk.”

Bestrijdingsplicht

Er geldt een teeltverbod voor wortel-, bol- en knolgewassen (aardappelen, bieten, wortelen, uien, maïs…) als knolcyperus op je veld aanwezig is. Je riskeert dan een sanctie als het wordt vastgesteld. Er is een bestrijdingsplicht. Om een perceel als besmet aan te duiden, werkt men met besmette vierkante meters. “Een vierkante meter is besmet als er meer dan 50% bedekkingsgraad en meer dan 10 knolcyperusscheuten aanwezig zijn. Is er meer dan 10 besmette m2 op je perceel, dan wordt het als besmet beschouwd. Ook in het kader van IPM zijn er maatregelen tegen de verspreiding van knolcyperus vastgesteld. Verspreiding gebeurt vaak via rooimachines; een machine kan soms tientallen knolletjes bevatten. Besmette percelen bewerk je het best als laatste. Alles wat met grondverzet te maken heeft, is bij besmette percelen te vermijden. Zo kan er tot 30 kg grond aan een aardappelrooier kleven, bij een bietenrooier kan dat tot 280 kg zijn. Machines goed reinigen, is dus de boodschap.”

Bij PVL in Bocholt toonde men via een verslepings-proef aan dat een rotoreg makkelijk voor verspreiding kan zorgen. Veldbonen werden er begraven in een smalle sleuf aan 2000 zaden/minuut om ze daarna met een rotoreg en een vleugelschaarcultivator te bewerken. Bij deze laatste was het meeslepen van grond veel beperkter dan bij een rotoreg. Gebruik je een rotor- of schijveneg, dan gebeurt verspreiding vrij gemakkelijk.

Uitputting werkt

Vermits je knolcyperus bijna niet kapot krijgt, moet je het onkruid uitputten. Bij een chemische bestrijding geldt weer dat je ondergronds een effect moet hebben. “Dochterknollen doden lukt nog wel, maar moederknollen doden is al veel moeilijker. Is er hoge druk op je perceel, dan is het sterk aan te raden om in vooropkomst of nog liever voor zaai te beginnen. Uitvloeiers kunnen een boostereffect geven. Ook het weer heeft een zekere impact op het bestrijdingsresultaat. Je kan ook kiezen voor een mechanische of niet-chemische aanpak, maar ook dan zijn vaak herhaaldelijke bewerkingen nodig.” Dat volhouden de boodschap is, bleek bij PVL, waar men vanaf 2019 een dalende trend in het aantal knollen merkte. Door het feit dat 2021 een moeilijk, nat jaar was, verliep de bestrijding echter moeilijk. Het gevolg ervan was dat de bestrijding slabakte, waardoor het aantal knollen in 2022 weer steeg. Die trend zette zich in 2023 en 2024 door.

Voor een goede aanpak start je best al voor de zaai, zeker bij zeer hoge druk. Er zijn geen herbiciden meer toegelaten in toepassing voor zaai, maar via een vals zaaibed kan je ook al wat bereiken. Bij toepassingen na zaai bespaar je het best niet op behandelingen. “In vooropkomst kan je 1,4 l Frontier Elite (dimethenamid-p) inzetten. In naopkomst zijn 2 toepassingen op basis van de actieve stoffen mesotrione en pyridaat toegelaten. Eventueel kan je een uitvloeier toevoegen, gebruik zeker veel water (tot 500 l/ha). Een onderbladbespuiting als laatste behandeling is zeker aangewezen. Houd ook rekening met andere onkruiden. Successor (pethoxamide) toevoegen heeft een boostereffect. Een mechanische aanpak (schoffelen) werkt in droge jaren. Eventueel kan je dat combineren met een bandbespuiting in de rij, maar dan bestaat wel het risico op versleping”, legt Van de Ven verder uit.

Na de oogst kan je knolcyperus ook aanpakken. “Gebruik dat als een evaluatiemoment om te bekijken of je bestrijding al dan niet geslaagd is. Knolvorming na 2 à 3 weken moet je opruimen. Dat kan mechanisch via een stoppelbewerking, maar dan heb je weer het risico op versleping. Glyfosaat werkt, maar er zit een afhankelijkheid in naar gevoeligheid of reactie naar de kloon toe. Geef je minder dan 3600 g actieve stof, dan krijg je een omgekeerde reactie met meer knollen tot gevolg. De erkende dosis (1440 g) heeft helaas onvoldoende effect.”

Alternatieve technieken

“Verder zijn er nog alternatieve technieken. Elektrocutie komt momenteel het meest in beeld. Zo ontwikkelde Zasso de Zasso XP 300-tractor en is er het handgedragen systeem Rootwave Pro. De ervaringen hiermee zijn wisselend. Zo is er bij beide systemen tot meer dan 80% herkieming van moederknollen. De werking is ook afhankelijk van de omstandigheden. Braak leggen – in Nederland deels verplicht – werkt ook. Hiervoor is een zeer regelmatige grondbewerking nodig, dan kan je misschien in het najaar of heel vroeg in het jaar nog een kortlopende teelt (zoals bloemkool of spinazie) verbouwen”, aldus Van de Ven.

Knolcyperus in grasland

Bij knolcyperus in grasland is een wekelijkse maaibeurt aangewezen. Een goed beheerde paardenweide werkt. Gewoon maaien geeft een beperkt effect, maar is zodeafhankelijk. De maaihoogte is hier belangrijk: je moet zo kort mogelijk maaien, maar dat is uiteraard niet zo wenselijk voor je grasmat. Dat is dus wat afwegen.

Feiten en fabels

Van de Ven gaf enkele feiten en fabels rond de aanpak van knolcyperus mee. “Compostering geeft meer dan 99% doding van het onkruid, op voorwaarde dat je gecertificeerde compost gebruikt. Vergisting heeft geen effect. Uit de casestudy ‘Van koe tot mest’ bleek een doding van zaden of knollen tot iets meer dan 99% bij verblijf in de maïskuil. Bij vertering door een koe was er geen effect. Bij verblijf in een drijfmestkelder is er een reductie van 50%, als de mest er 5 weken wordt opgeslagen. In stalmest is er een reducerend effect van meer dan 99%, als de temperatuur ervan meer dan 70 °C bedraagt. Bij onder water zetten is er enkel een effect (meer dan 99% doding) in bietenslib. Stomen is ook een optie, maar dan moet je rekening houden met de diepte waarin er kan worden gestoomd. De toplaag kan je wel aanpakken, maar de onderste lagen niet. En biologische ontsmetting (biofumigatie, bijvoorbeeld bij gras) heeft ook een werking van 60 tot 95% doding. Eigenlijk blijft de boodschap rond knolcyperus echter: voorkomen is beter dan genezen. Duikt het op in je perceel, dan moet je het zo snel mogelijk aanpakken en blijven bestrijden.”

Doornappel aanpakken

Doornappel of datura is een ander lastig te bestrijden onkruid dat steeds meer opduikt. Het is familie van de nachtschadigen, waartoe ook de aardappel en de tomaat behoren. Doornappel vind je vooral op stikstofrijke en kalkhoudende gronden. Het is een warmteminnende plant en een laatkiemer, waardoor hij problemen geeft naar de bestrijding toe. Deze eenjarige plant vertoeft graag op droge, zonnige plaatsen en sterft af bij vorst. Sinds het wegvallen van de actieve stof atrazine en de klimaatverandering breidt het sterk uit. Het groeit snel en produceert zeer veel zaden, die 5 tot 10 jaar kiemkrachtig blijven. “Belangrijk is vooral dat het een giftig onkruid is en een hallucinerende werking heeft. Als runderen 1 plant zouden opeten, kunnen ze symptomen zoals zweten, een droge muil, rusteloosheid, een gebrek aan eetlust en een snelle ademhaling krijgen. Ze kunnen er ook van sterven. Het zaad is hier ook de grote boosdoener. De zeer hoge zaadpersistentie is gelinkt aan de hardschalig heid van de zaden. Het zaad is heel sterk, goed bestand tegen hitte, bevat weinig vocht en kan lang overleven.”

Doornappel is een giftig onkruid. Als runderen er een plant van opeten, kunnen ze sterven.
Doornappel is een giftig onkruid. Als runderen er een plant van opeten, kunnen ze sterven. - Foto: LCV

Verplichte bestrijding

Net zoals knolcyperus kan doornappel plots op je perceel opduiken via grondverzet, machines… Je machines dus grondig reinigen, is een must en kan bijdragen tot de aanpak van het onkruid. In vollegrondsgroenten en aardappelen geldt er een nultolerantie. Binnen de IPM-regelgeving geldt er ook een verplichte bestrijding. “In maïs kan je in voor-opkomst bodemherbiciden zoals Frontier Elite en Adengo inzetten, na opkomst triketones zoals een mesotrione (zoals Callisto en Lumica) of tembotrione (zoals Laudis). Doordat doornappel laat kiemt, moet je in de maïsteelt in de vroege zomer altijd controleren op achterblijvers. Corrigeren kan met Matrigon (1,5 l/ha) of – het gemakkelijkste – door de planten uit te trekken met handschoenen en ze te vernietigen in een verbrandingsoven of ze te begraven op het veld op zeker 1 m diepte. Methodes die niet werken, zijn biovergisting, compostering, inundatie (onder water zetten) en verbranding op het veld”, besluit Van de Ven.

Jan Van Bavel

Lees ook in Maïs

Eerste maïs is geoogst en de afrijping gaat gestaag verder

Maïs Op 21 augustus werden voor de derde keer monsters genomen door het LCV-netwerk voor de opvolging van de afrijping van de kuilmaïs. De drogestofpercentages gaan fel de hoogte in. Het wordt duidelijk een vroeg jaar. Op diverse praktijkpercelen is de eerste maïs trouwens al geoogst.
Meer artikelen bekijken