Startpagina Maïs

Hoe presteerden de zeer vroege tot late kuilmaïsvariëteiten in het normale netwerk in 2022?

Zoals elk jaar is de winterperiode het gebruikelijke moment voor de keuze van de gepaste maïsrassen voor het komende groeiseizoen.

Leestijd : 13 min

In dit artikel starten we met de rapportering en bespreking van de resultaten van het VarMaBel- proefnetwerk kuilmaïs. Dit proefnetwerk, uitgestrekt over alle streken in Laag- en Midden-België, is een samenwerking van Carah, Centre Indépendant de Promotion Fourragère (CIPF), Centre Provincial Liégeois de Productions végétales et maraîchères (CPL-Vegemar) en Landbouwcentrum voor Voedergewassen vzw (LCV).

De rassenkeuze van maïs is altijd een compromis, omdat men met veel parameters rekening dient te houden. Het perfecte ras dat in alle jaren en op alle grondsoorten altijd de beste is, bestaat helaas niet en dus is risicospreiding altijd aangewezen. Onderstaand willen we je de belangrijkste criteria meegeven als hulp bij het kiezen van een ras.

De vroegrijpheid

De vroegrijpheid is een criterium waaraan je voldoende aandacht moet besteden bij de rassenkeuze. Bij de oogst wordt gemikt op een drogestofpercentage tussen de 32 en de 36%. In deze streefzone heeft men het beste compromis tussen opbrengst, kwaliteit (verteerbare organische stof en zetmeel), smakelijkheid en het optimaal inkuilen en bewaren. Het is belangrijk om rassen zo te kiezen dat ze het beoogde afrijpingstraject kunnen afronden bij een normale zaai- en oogstdatum. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met de grondsoort en de regio.

Het oogsttijdstip dient gepland te worden in functie van de evolutie van het drogestofgehalte en van de weersomstandigheden. Bij een te vroege oogst (DS% lager dan 32%) wordt het opbrengstpotentieel van de rassen niet volledig benut en zal men sneller te maken krijgen met sapverliezen in de kuil. Boven de 38% wordt het moeilijker om een goed aandrukte kuil te verwezenlijken, zodat de kans op schimmelontwikkeling en opwarming van de kuil verhoogt. De schimmels verhogen op hun beurt de risico’s op mycotoxines.

tabel1

Door een lager aandeel van oplosbare suikers bij overrijpe maïs verloopt het bewaringsproces bovendien veel moeizamer. De smakelijkheid van het voeder gaat eveneens gradueel achteruit. Bij overrijpe maïs vergroot ook de kans op oogstproblemen door de ontwikkeling van stengelrot of stengelbreuk.

De zeer vroege tot vroege variëteiten (180 < FAO index ≤ 230) hebben een relatief korte groeicyclus: deze rassen halen zonder problemen het optimale drogestofpercentage bij de oogst omwille van een lagere temperatuursom die nodig is na de bloei. Deze rassen kunnen gezaaid worden van het begin van het zaaiseizoen tot 20-25 mei.

Na 15 mei is het eerder aangewezen om zich enkel nog tot de zeer vroege rassen te beperken (180 < FAO index ≤ 200). De zeer vroege tot vroege rassen verdienen zeker de voorkeur na een snede raaigras of wanneer een perceel tijdig vrij moet zijn voor de volgteelt of voor de inzaai van een groenbedekker. In sommige gevallen kan het zinvol zijn om voor ultravroege rassen (FAO < 180) te kiezen, maar dit is maar een zeer klein marktsegment.

Bij een vroege zaai kan er voor de halfvroege tot late rassen (230 < FAO index ≤ 270) gekozen worden. In de praktijk worden deze rassen doorgaans gezaaid tussen 15 april en 10 mei. Als de weersomstandigheden en de grond het toelaten, kan men uiteraard nog vroeger of later gaan zaaien. Men moet er zich dan wel van bewust zijn dat een zeer vroege zaai risico’s op vorstschade met zich mee brengt. Zaaien in een koude bodem kan bovendien een vertraagde en mogelijk slechtere opkomst met zich mee brengen.

Te laat zaaien verhoogt (zeker voor de late rassen) dan weer het risico op een te late oogst en op eventueel schade aan de bodemstructuur. Men zaait de latere rassen dus het best op percelen die zowel in het voorjaar als in het najaar goed toegankelijk zijn. De latere rassen worden vooral gekozen omwille van hun hoge productiecapaciteit. We stellen wel vast dat het verschil met de vroegere rassen de laatste jaren kleiner wordt. Vergeleken met de zeer vroege tot vroege rassen gaat de verhoging van de productie meestal samen met een lagere voederwaarde per kg, gezien het kolfaandeel daalt: de totale plantenmassa is groter, maar het gewicht van de kolven is niet noodzakelijk groter.

tabel2

Weet men bij zaai nog niet of de maïs gehakseld of gedorst gaat worden, dan kan er gekozen worden voor dubbeldoelrassen. Het is hierbij aangewezen om te kiezen voor rassen die zich in het proefnetwerk korrelmaïs bewezen hebben door een goede korrelopbrengst met een laag vochtgehalte en door een goede resistentie tegen stengelrot. Binnen deze groep zijn er genoeg rassen te kiezen die ook een goed rendement halen bij het hakselen als kuilmaïs. Bij een typisch kuilmaïsras dat toch als korrelmaïs geoogst wordt, verhoogt de kans op een hoger vochtgehalte of op een moeilijker oogstbaar gewas ten gevolge van stengelrot of legering.

Opbrengstpotentieel en regelmaat

Bij de rassenkeuze zoekt men uiteraard naar de betere rassen, met de meeste garanties op een goed gevulde en kwalitatieve kuil. Al je geld inzetten op 1 paard is gevaarlijk, omdat er veel kan gebeuren in een groeiseizoen. Soms vallen bepaalde goede rassen uit het verleden wel eens tegen in een heel droog of net een heel nat jaar. Daarom is het belangrijk om de risico’s te gaan spreiden en om te opteren voor een combinatie van een beperkt aantal goede rassen. In elke vroegrijpheidsgroep zijn er grote verschillen tussen de rassen wat betreft opbrengstniveau en kwaliteit.

Naast een goed opbrengstpotentieel is het ook belangrijk dat het opbrengstniveau van jaar tot jaar regelmatig is. Daarom is het ook van belang om naar de meerjarige resultaten te kijken. Rassen met een goede en regelmatige opbrengst van jaar tot jaar verdienen de voorkeur boven rassen met sterk wisselende resultaten.

Door de genetische vooruitgang die gerealiseerd wordt door de veredelaars, boeken de nieuwe rassen nog steeds een gestage vooruitgang in opbrengstpotentieel. Over de laatste 10 jaar bekeken schatten we dat in op ongeveer 1% per jaar. Met deze gedachte in het achterhoofd heeft het zeker zin om de nieuwe rassen een kans te geven op een 10 tot 20% van je maïsareaal. Voor de grootste oppervlakte is het veiliger om te opteren voor rassen die zich reeds enkele jaren hebben kunnen bewijzen onder onze teeltomstandigheden.

Gevoeligheid voor stengelbreuk en legering

De gevoeligheid voor (mechanische) legering en stengelbreuk blijven eveneens belangrijke eigenschappen. Mooi rechtopstaande planten vergemakkelijken de oogst. Goed legeringsvaste planten geven ook minder kans op verhoogdeaswaarden in de kuil en op hogere celgetal in de melk. Dankzij de genetische selectie zien we sinds een aantal jaren nog maar weinig rassen met noemenswaardige problemen met mechanische legering of stengelbreuk.

Als je op zoek bent naar dubbeldoelrassen, verdient deze parameter zeker nog wat extra aandacht, gezien de langere tijd die de planten rechtop zullen moeten blijven staan op het veld. Gezien de omvangrijke biomassa van bepaalde (vaak laatrijpe) rassen is het aangewezen om een wat lagere zaaidichtheid (90.000 - 95.000 korrels/ha) te gebruiken en om zo de kans op legering wat te verminderen.

Tolerantie voor stengelrot

In het drogestoftraject van 32 tot 36 % zijn er normaal gezien geen problemen met stengelrot. Boven de 36% drogestof kan deze ziekte een snelle stijging van het drogestofgehalte veroorzaken, waardoor een snelle oogst nodig wordt om bijkomende problemen te vermijden. Stengelrot maakt de planten gevoeliger voor legering en voor kolfverliezen bij de oogst.

Hoewel dankzij de genetische vooruitgang problemen met stengelrot steeds minder voorkomen, zijn er nog aanzienlijke verschillen tussen de rassen onderling. Zodoende blijft dit kenmerk bij de rassenkeuze nog altijd van belang, zeker bij de zeer vroege tot vroege rassen. Voor de halfvroege tot late variëteiten zijn er meestal weinig problemen. Als je zoekt naar dubbeldoelrassen, kies je uiteraard ook het best voor rassen met een goede tolerantie voor stengelrot.

Gevoeligheid voor builenbrand

Ondanks de grote jaarverschillen blijft een lagere gevoeligheid voor builenbrand nog altijd een belangrijke troef bij de rassenkeuze. Er zijn duidelijke verschillen in gevoeligheid tussen de verschillende rassen waar te nemen. Afhankelijk van jaar tot jaar kan men in meer of mindere mate builenbrand terugvinden op planten en/of kolven.

Wanneer men enkel builenbrand vaststelt op de stengels, blijft de impact op de opbrengst en op de voederwaarde beperkt. Wanneer een ras te kampen heeft met een relatief grote aantasting met builenbrand op de kolven (meer dan 10% van de planten is aangetast) zal er een weerslag zijn op de opbrengst, de voederwaarde en op de smakelijkheid van het voeder.

Voederwaarde

Voederwaarde-eigenschappen, zoals zetmeelgehalte, verteerbaarheid en de energiedichtheid of VEM-waarde, zijn uitermate belangrijk voor het realiseren van een optimale melkproductie met een zo laag mogelijke aanvulling met krachtvoer. We zien duidelijke rasverschillen tussen de rassen wat betreft de verschillende criteria voor voederwaarde. Je kan als landbouwer kiezen voor rassen met een goede opbrengst en/of voor rassen met een goede voederwaarde. Idealiter kies je uiteraard voor beide. De parameter kVEM per ha geeft goed weer welke rassen beide parameters het beste met elkaar combineren.

De bepaling van de voederwaarde via NIRS van de verschillende variëteiten zijn uitgevoerd in samenwerking met de Afdeling Valorisatie van landbouwproducten van het Centre wallon de Recherches agronomiques (CRA-W) te Gembloux en het Provinciale Laboratorium van Henegouwen. Voor de bepaling van de verteerbaarheid van het organisch materiaal wordt gewerkt met de M4-equilibratie-curve van Aufrère.

Door een lager aandeel van oplosbare suikers bij overrijpe maïs verloopt het  bewaringsproces veel moeizamer.
Door een lager aandeel van oplosbare suikers bij overrijpe maïs verloopt het bewaringsproces veel moeizamer. - Foto: TD

Zeer vroege variëteiten (FAO index ≤ 200)

Bevestigende rassen: LG 31217, LG 31224, Jakleen, Activiti CS, LG 31253, DKC3201, DKC3218 en Micheleen.

De rassen LG 31217 en LG 31224 behalen de eerste en tweede plaats in deze vroegrijpheidsgroep, dankzij zeer regelmatige en uitstekende drogestofopbrengsten. De goede VEM-waarden van LG 31217 en LG 31224 resulteren in een uitstekende kVEM-opbrengst. LG 31224 beschikt over een hoger zetmeelgehalte.

Het ras Jakleen, dat reeds 4 jaar getest werd in het normaal netwerk, behaalt zeer goede opbrengsten in zowel kg DS/ha als uitgedrukt in kVEM/ha, met een VEM-waarde die rond het gemiddelde ligt. Het zetmeelgehalte is lager dan gemiddeld.

tabel3

De rassen Activiti CS en LG 31253 beschikken over een zeer goede drogestofopbrengst. De energetische opbrengst (kVEM/ha) situeert zich rond het gemiddelde. LG 31253 heeft een stabiele opbrengst van jaar tot jaar als bijkomende troef.

De rassen DKC3201, DKC3218 en Micheleenhebben een goede en vergelijkbare drogestofopbrengst. DKC3218 beschikt daarbovenop over een zeer goede VEM-waarde en is daarmee ook zeer interessant wat betreft opbrengst in kVEM/ha. Micheleen beschikt over regelmatige opbrengsten van jaar tot jaar.

Interessante nieuwigheden: LG 32257, SY Liberty, Wesley, Beppo en SY Vitamin

De nieuwkomers LG 32257 en SY Liberty tonen zich in hun eerste jaar in het normale netwerk heel veelbelovend, met een uitstekende opbrengst in DS/ha, alsook in kVEM/ha. Beide rassen beschikken bovendien over een VEM-waarde en een zetmeelgehalte die bij de beteren van de zeer vroege groep horen.

Het ras Wesley maakt eveneens een zeer goede intrede in het normale netwerk, met goede resultaten qua opbrengst DS/ha. Wesley beschikt ook over een goede VEM-waarde, waardoor het een uitstekende opbrengst in kVEM/ha realiseert.

De rassen Beppo en SY Vitamin halen een goed, vergelijkbaar niveau wat betreft DS/ha. Beide rassen beschikken over een uitstekende opbrengst in kVEM/hae. SY Vitamin heeft nog een extra streepje voor, met de hoogste VEM-waarde uit de groep en ook een hoog zetmeelgehalte.

Op het fytosanitaire vlak stellen we geen noemenswaardige problemen vast bij het merendeel van de rassen in deze groep. De rassen LG 31206 en Papageno vertonen een verhoogde gevoeligheid voor stengelrot. Door deze vroegrijpe rassen zeker niet tot een overrijp stadium op het veld te laten, vermijd je de meeste problemen.

tabel4

De rassen LG 31253, LG 31223, Bernardino, Benedictio KWS, KWS Emporio, Agro Milas, SY Benco en Kws Saltare vertoonden eveneens een zekere gevoeligheid voor de ontwikkeling van stengelrot, zij het in mindere mate. Ook deze rassen blijven allemaal gebaat bij een tijdige oogst.

Verder konden we een verhoogde gevoeligheid voor builenbrand op de stengels vaststellen bij de rassen SY Liberty en SY Benco. Benedictio KWS heeft een zekere gevoeligheid voor de ontwikkeling van builenbrand op de kolven.

De rassen LG 31224, LG 32257, SY Liberty, Jakleen, Activiti CS, DKC3218 enMicheleen halen in 2022 eveneens goede resultaten in het Varmabel- netwerk ten zuiden van Samber en Maas.

De rassen LG 32257, Wesley, Micheleen en Beppo halen goede opbrengsten als korrelmaïs (zowel bij een oogst als te drogen graan of als bij toepassing als CCM) en verdienen daarom een bijkomende aanbeveling als dubbeldoelras.

Vroege variëteiten (200 < FAO index ≤ 230)

Bevestigende rassen:LG 31229, MAS 16.B, LG 31245 en Hermeen

LG 31229 bevestigt in 2022 zijn uitstekende resultaten van het normale netwerk in 2021. De drogestofopbrengst, de opbrengst in kVEM/ha, alsook de VEM-waarde van LG 31229, behoren tot de betere van de vroege rassen.

MAS 16.B en LG 31245 bevestigen in hun vierde testjaar in het normale netwerk hun uitstekend opbrengstpotentieel in kVEM/ha dankzij de combinatie van een goede drogestofopbrengst en een goede VEM-waarde.

De variëteit Hermeen beschikt over een goede drogestofopbrengst. De VEM-waarde en het zetmeelgehalte liggen wel lager dan het proefgemiddelde. Hermeen heeft als bijkomende troef een stabiele opbrengst van jaar tot jaar.

Interessante nieuwigheden: Mesuleen en P8255.

Mesuleen toont zich in zijn eerste jaar in het normale netwerk meteen heel overtuigend, met de eerste plaats in het klassement voor opbrengst in drogestof, alsook in kVEM. Zo herhaalt het ras zijn uitstekende resultaten van het voorlopig netwerk van 2021. Het ras beschikt bovendien over een uitstekende VEM-waarde.

Het ras P8255 zit qua opbrengstpotentieel en voederkwaliteit in de buurt van de standaardrassen. Het zetmeelgehalte is wel iets lager dan gemiddeld.

tabel5

Op het fytosanitaire vlak stellen we geen noemenswaardige problemen vast bij het merendeel van de rassen in deze groep. Enkel Meluseen, P8255 en Almondo vertoonden een lichte gevoeligheid voor stengelrot.

We konden ook een beperkte gevoeligheid voor builenbrand op de stengels vaststellen bij de rassen LG 31229, P8255, Qualito enRacoon. Voor het ras Almondo was de gevoeligheid voor builenbrand eerder waar te nemen op de kolven. We stelden de grootste gevoeligheid voor builenbrand (op stengel en kolven samen) vast bij SY Solarius.

Meluseen en MAS 16.Bhalen in 2022 eveneens goede resultaten in het Varmabel netwerk ten zuiden van Samber en Maas.

Voederwaarde-eigenschappen van het maïsras zijn uitermate belangrijk voor het realiseren van een optimale melkproductie.
Voederwaarde-eigenschappen van het maïsras zijn uitermate belangrijk voor het realiseren van een optimale melkproductie. - Foto: TD

Halfvroege variëteiten (230 < FAO index ≤ 250)

Bevestigende rassen: Mastodon, DS1897B, DKC3418, SY Glorius, DKC3601, SY Amfora en Prestol.

Het ras Mastodon bevestigt zijn uitstekend opbrengstpotentieel met de eerste plaats in het klassement voor opbrengst in kg droge stof. Het ras beschikt over een gemiddelde VEM-waarde die lager ligt dan het proefgemiddelde.

DS1897B behaalt een zeer goede opbrengst, zowel in droge stof als in kVEM/ha. De VEM-waarde ligt in de buurt van het gemiddelde van de proef.

DKC3418 heeft een zeer goed opbrengstpotentieel. De gemiddelde VEM-waarde is wel eerder laag, waardoor het ras zich wat betreft de opbrengst in kVEM/ha in het midden van de groep situeert.

We noteren ook goede resultaten voor de rassen SY Glorius en DKC3601, die beide beschikken over een goede opbrengst in kg DS/ha. SY Glorius heeft een hogere VEM-waarde, wat een zeer goede opbrengst oplevert in kVEM/ha. SY Glorius is bovendien ook een zeer regelmatig ras van jaar tot jaar.

SY Amfora en Prestol beschikken beide over goede kwantitatieve en uitstekende kwalitatieve eigenschappen. Een bijkomende troef voor beide rassen is hun stabiliteit bij de resultaten over meerdere jaren.

Interessante nieuwigheden: Smartboxx, DKC3513, MAS 250.F, KWS Editio, LG 31265, P8532 en DS1959C.

Smartboxx en DKC3513 maken een overtuigende intrede in het normale netwerk van 2022, met uitstekende resultaten wat betreft opbrengst in kg drogestof/ha en in kVEM/ ha. Smartboxx beschikt over de betere VEM-waarde van de 2, maar het verschil blijft binnen de foutenmarge.

Mas 250.F behaalde een zeer goede drogestofopbrengst. Ondanks een wat lagere VEM-waarde blijft het ras interessant wat betreft energetisch rendement (kVEM/ha).

Het ras KWS Editio beschikt over zeer goede algemene eigenschappen wat betreft opbrengst en voederkwaliteit.

LG 31265 is eveneens een veelbelovende nieuwigheid met een uitstekende opbrengst in DS/ha en in kVEM/ha. Het ras beschikt bovendien over een van de beste VEM-waarden uit deze vroegrijpheidsgroep.

De beste troef van P8532 is zijn goede drogestofopbrengst. De energiedichtheid van het ras (uitgedrukt in VEM) is iets lager dan gemiddeld. Het ras zit daarmee op het niveau van het proefgemiddelde wat betreft de opbrengst in kVEM/ha.

tabel6

De laatste interessante nieuwkomer in dit vroegrijpheidssegment is DS1959C, met goede algemene eigenschappen. Ook wat betreft de voederkwaliteit scoort het ras goed.

Voor het merendeel van de halfvroege rassen werden geen noemenswaardige aantastingen door builenbrand waargenomen. Bij KWS Editio, DKC3601, P8333, ES Discover, Antigone,enRecorder stelden we toch een licht verhoogde gevoeligheid vast voor builenbrand op de stengels. Wat betreft de gevoeligheid voor builenbrand op de kolven is er een verhoogde gevoeligheid bij de rassen Smartboxx, ES Discover, Antigone en Recorder.

Het ras KWS Editio haalt in 2022 eveneens goede resultaten in het Varmabel netwerk ten zuiden van Samber en Maas.

De rassen Smartboxx en KWS Editio behalen goede korrelopbrengsten (zowel bij een oogst als bij te drogen graan of bij toepassing als CCM) en verdienen daarom een bijkomende aanbeveling als dubbeldoelras

Halflate tot late variëteiten (FAO index > 250)

Bevestigende rassen:P8888, CS Kissmi, Lacorna en Clementeen.

P8888 en CS Kissmi bevestigen hun goede resultaten van 2021 met een zeer goede opbrengst in kg DS/ha en in kVEM/ha. De opbrengst van beide rassen is bovendien regelmatig van jaar tot jaar. CS Kissmi behaalde de hoogste VEM-waarde uit deze vroegrijpheidsgroep.

Figuur 1: Prestaties zeer vroege tot vroege rassen voedermaïs in 2022, zie ook tabel 5.
Figuur 1: Prestaties zeer vroege tot vroege rassen voedermaïs in 2022, zie ook tabel 5.

Het ras Lacorna beschikt over goede kwalitatieve en kwantitatieve eigenschappen. Lacorna heeft een gemiddelde VEM-waarde en een hoog zetmeelgehalte.

Clementeen bevestigt met een goede drogestofopbrengst. De VEM-waarde van het ras ligt lager dan het gemiddelde.

De maïsopbrengsten kenden grote verschillen in 2022.
De maïsopbrengsten kenden grote verschillen in 2022. - Foto: TD

Interessante nieuwigheden:ES Skytower, LID3620C, Dogena, SY Aniston en Senator.

ES Skytower maakt een goede intrede in het normale netwerk van 2022 met de hoogste drogestofopbrengst van de vroegrijpheidsgroep. Het zeer laatrijpe ras presteert wel ondermaats wat betreft de voederwaarde: met haar VEM en zetmeelgehalte staat het onderaan het klassement.

Het ras LID3620C behaalt een goede drogestofopbrengst. De energiedichtheid (VEM/kg) ligt in de buurt van het proefgemiddelde en zorgt voor een goede opbrengst in kVEM/ha. Het zetmeelgehalte van LID3620C is aan de lage kant.

Het ras Dogena maakt een goede intrede in het normale netwerk met goede kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen.

Figuur 2: Prestaties halfvroege tot late rassen voedermaïs in 2022, zie ook tabel 6.
Figuur 2: Prestaties halfvroege tot late rassen voedermaïs in 2022, zie ook tabel 6.

De laatste 2 interessante nieuwkomers in dit vroegrijpheidssegment zijn SY Aniston en Senator. Beide rassen behalen goede opbrengsten in DS/haen in kVEM/ha. Het VEM-gehalte ligt in de buurt van het proefgemiddelde.

Voor de vrij late rassen ES Skytower, LID3620C, Senator, CS Kissmi, Clementeen, Rozaleen, P9610 en Propaganda raden we aan om deze tijdig te zaaien. Bovendien is een iets lagere standdichtheid van 90.000 tot 95.000 zaden/ha aangewezen om een voldoende hoog DS% te kunnen garanderen bij de oogst.

In 2022 stelden we geen noemenswaardige problemen vast voor de rassen in deze groep wat betreft stengelrot. Wat betreft de aantasting met builenbrand op de stengel, stellen we een licht verhoogde gevoeligheid vast voor ES Skytower, LID36220C, P8888 en P8683. Voor al de andere fytosanitaire parameters vertoonden alle geteste rassen geen noemenswaardige problemen.

Jurgen Depoorter, Michaël Mary en Guy Foucart (CIPF)

Geert Haesaert, Joos Latré en

Gert Van de Ven (LCV)

Mathieu Bonnave en Olivier Mahieu (Carah)

Maxime Hautot (CPL-Vegemar)

Lees ook in Maïs

Meer artikelen bekijken