Startpagina Schapen

Rendabiliteit in de schapenhouderij herbekeken

Op 15 juni 2017 werd tijdens een studienamiddag in Geel verslag uitgebracht van de realisaties van het demonstratieproject ‘Schapenhouder zoekt rendabiliteit’. Ondertussen is er, wat rendabiliteit in de schapenhouderij betreft, veel veranderd, zowel aan de kosten- als aan de opbrengstzijde. Het is dus tijd voor een actualisatie.

Leestijd : 7 min

Dit project werd gefinancierd door Vlaanderen en Europa. Het werd gecoördineerd door de vzw Vlaamse Schapenhouderij (VSH), en de partners waren Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) en KU Leuven Technologiecampus Geel.

Om een beter inzicht te krijgen in de rendabiliteitsfactoren, werd een rendabiliteitsmodel ontwikkeld voor een bedrijf dat slachtlammeren produceert. Het model is nog steeds beschikbaar voor elke schapenhouder en voor elke geïnteresseerde via de website van de VSH, via de link: www.VSH.be onder het demoproject rendabiliteit.

Het rendabiliteitsmodel

Het model kan door iedereen gedownload worden om zelf te gebruiken. Het model is een Excel-bestand, waarin alle essentiële bedrijfsgegevens door elke schapenhouder op maat van zijn bedrijf kunnen aangepast worden en waarin dan finaal het arbeidsinkomen per ooi wordt berekend. De bepalende bedrijfseigen factoren zijn de foktechnische resultaten, die tot een aantal verkoopbare lammeren per ooi per jaar leiden.

Daarnaast zijn belangrijk: de gerealiseerde groei bij de lammeren, het voederverbruik , maar vooral de hoeveelheid gebruikt krachtvoeder en de kostprijzen voor gras, voor wintervoeding (voordroog of hooi) en voor het krachtvoeder. Dikwijls wordt in een rendabiliteitskader vergeten dat ook de afschrijvingen voor gebouwen en materieel en de interesten op het geïnvesteerd kapitaal moeten meegerekend worden. De kosten voor voedselveiligheid worden vaak onderschat, maar wegen zwaar door voor kleine bedrijven. En finaal zijn de verkoopprijzen voor de lammeren, voor de wol en voor de reforme (oude) ooien bepalende elementen aan de inkomstenzijde.

In de diverse bladen van het Excel-bestand zijn richtwaarden aanwezig, maar deze kunnen dus gewijzigd worden om voor een specifiek bedrijf de exacte kosten-opbrengstenconfiguratie in het model te stoppen. Bepaalde originele richtwaarden (zie website) hebben wij nu geactualiseerd en aangepast aan de situatie 2023, zoals hierna beschreven.

Er wordt uitgegaan van een slachtlam- producerend bedrijf met 100 ooien. Het jaarlijkse vervangpercentage is 20%. Jonge ooien worden voor 85% drachtig en werpen gemiddeld 1,5 lammeren, waarvan 15% sterft rondom de geboorte. Voor oudere ooien hanteren we in een standaardsituatie 95% dracht, 2.25 lammeren als gemiddelde worpgrootte en 10% uitval bij de geboorte. Dit resulteert in 150 verkoopbare lammeren per jaar. Het dagelijks krachtvoederverbruik per lam tussen 20 en 45 kg loopt op in functie van het gewicht van 200 tot 400 g per dag.

Voederkosten

Bij de berekeningen van het voederverbruik wordt uitgegaan van de veevoedertabellen/-normen van CVB Nederland. Voor de kostprijzen van het ruwvoeder werd destijds de berekening van het Landbouwcentrum Voedergewassen (LCV) gebruikt, maar gezien de prijzen voor meststoffen en loonwerk flink gestegen zijn, wordt nu standaard uitgegaan van een graskostprijs van 0,12 euro/kg DS (droge stof). Voor voordroog wordt dit 0,18 euro/kg DS. Gezien de Oekraïne-crisis en de verstoring van de grondstoffenmarkt is vooral de prijs van het krachtvoeder erg gestegen. We we gaan nu uit van 0,40 euro/kg, maar bij kleinere hoeveelheden kan momenteel aanzienlijk meer betaald worden. Ook de prijs van het melkpoeder werd aangepast tot 2,7 euro/kg, wat periodiek nog een onderschatting kan zijn. Gezien de voederkosten 2/3 van de totale kosten uitmaken, is het evident dat al deze kostenstijgingen van de voedercomponenten een belangrijke invloed zullen hebben op het financieële eindresultaat.

Tegenover de kosten staan de opbrengsten, die op een slachtlam- producerend bedrijf, dat aan de handel levert, voor 85 à 90% zullen bepaald worden door de verkoop van lammeren. De verkoopprijzen voor de lammeren zijn de jongste jaren ook stijgend. We brengen in de standaardsituatie een verkoopprijs van 2,8 euro/kg levend in rekening op jaarbasis en een verkoopprijs van de wol van 0,15 euro/kg.

Onder al de hoger genoemde ‘standaard’-voorwaarden komen we tot het eindresultaat dat het arbeidsinkomen per ooi per jaar ongeveer onbestaande is, of met andere woorden ongeveer nul is. Dit niettegenstaande we momenteel van betere lammerprijzen kunnen genieten, maar deze worden in belangrijke mate tenietgedaan door de gestegen kosten, vooral van het voeder.

Wat is de impact van wijzigingen op het arbeidsinkomen?

Het gemiddelde niveau van het arbeidsinkomen per ooi is één zaak. Voor de schapenhouder is het echter belangrijk om zich bewust te zijn van de wijzigingen die het arbeidsinkomen per ooi zal ondergaan wanneer bepaalde bedrijfsfactoren gaan veranderen. Hier komt de managementscapaciteit van de schapenhouder om de hoek kijken. Uit de onderlinge verhouding tussen deze wijzigingsgetallen zal blijken waarnaar met prioriteit aandacht moet uitgaan om tot een beter arbeidsinkomen te komen. We berekenden via het model de impact van een reeks situaties om tot de volgende besluiten te komen:

Invloed van de wijziging van de foktechnische factoren op het arbeidsinkomen (AI) per ooi:

Vervangingspercentage plus of min 1%: 1,50 euro AI/ooi voor alle ooien

1 % dracht meer of minder bij alle ooien: 1,75 euro AI/ooi voor alle ooien

0,1 worpgrootte wijziging alle ooien: 7,88 euro AI/ooi voor alle ooien

1 % meer of minder uitval bij geboorte: 2,00 euro AI/ooi voor alle ooien

1 % meer of minder uitval na spenen: 0,40 euro AI/ooi voor alle ooien

Groei van de lammeren plus of min 10g/dag: 1,56 euro AI/ooi voor alle ooien

Vooral de impact van de worpgrootte springt hier in het oog (0,1 betekent 1 lam per 10 ooien, meer of minder). Belangrijk is echter ook dat het niet laten dekken van de ooilammeren in het geboortejaar, (praktijk die in bepaalde kringen gepromoot wordt), nefast is voor het arbeidsinkomen = min 16 euro per ooi per jaar voor alle ooien.

Krachtvoeder

Enkele cases waaruit de impact van hoeveelheden krachtvoeder of melkpoeder blijkt op het arbeidsinkomen:

In het model is voorzien dat de lammeren elke dag 200 à 400 g krachtvoeder krijgen.

Geeft men de lammeren 100 g per dag meer of minder krachtvoeder, dan betekent dit 4,54 euro/ooi arbeidsinkomen in min of plus. Geeft men de lammeren vanaf 30 kg geen krachtvoeder meer en reduceren we tegelijk de groei per dag met 50 g, dan stijgt het arbeidsinkomen met 6,64 euro/ooi, op voorwaarde dat de groei niet sterker aangetast wordt en dat de lammeren toch voldoende slachtrijp kunnen afgeleverd worden. Dit zal enkel kunnen bij goed en voldoende weidegras en als men de wormbesmetting goed kan beheersen. Meestal zal men de laatste weken vóór verkoop wat krachtvoeder geven om ze slachtrijp te krijgen.

In het model voorzien we voor de lammeren die kunstmatig worden opgekweekt dat ze maximaal 1 l kunstmelk per dag krijgen en dit gedurende 8 weken. Onderzoek heeft uitgewezen dat daarmee een behoorlijke groei kan bekomen worden. Indien men de kunstmelkgift tot 2 l per dag per lam opvoert, dan daalt het arbeidsinkomen per ooi met 2,58 euro.

De voederprijzen

In het model is uitgegaan van een gras-kostprijs van 0,12 euro/kg droge stof. Voor voordroog wordt 0,18 euro/kg DS aangerekend en voor krachtvoeder 0,40 euro/kg. Stijgt de graskostprijs met 0,01 euro/kg DS, dan daalt het arbeidsinkomen met 5,69 euro/ooi. Stijgt de voordroogkostprijs met 0,01 euro/kg, dan daalt het AI met 1,85 euro/ooi.

De impact van de krachtvoederkosten is hoog. In het model wordt uitgegaan van 0,40 euro/kg, maar in de praktijk wordt er krachtvoeder verkocht aan 0,50 euro/kg of meer. Stijgt de krachtvoederkost per kg met 10 cent, dan daalt het AI/ooi met 9,2 euro. Een marktprospectie naar een goedkoop krachtvoeder is dus meer dan lonend.

Gebouwen en uitrusting

Zolang gebouwen moeten afgeschreven worden, heeft dit een belangrijke invloed op het arbeidsinkomen. Stel dat voor 100 ooien een stal ter waarde van 35.000 euro gebouwd wordt, dan betekent dit dat gedurende de afschrijfperiode van 20 jaar er per ooi per jaar 17,5 euro dient afgeschreven te worden. Vanaf het 21stete jaar kan het arbeidsinkomen zo met 17,5 euro/ooi stijgen.

Kosten voor voedselveiligheid

Sinds de dioxinecrisis zijn een reeks maatregelen genomen om alles traceerbaar te maken en tot een hoge voedselveiligheidsstatus te komen. Sanitel, DGZ, FOD, Rendac, Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) sturen echter jaarlijks hun factuur. Voor 100 ooien ligt de gemiddelde kost rond de 5 euro/ooi. Sommige van deze facturen (zoals FAVV) omvatten een bijdrage per bedrijf en niet per ooi. Concreet betekent dit dat kleine bedrijven van 20 of 50 ooien hier erg zwaar benadeeld worden en hun arbeidsinkomen quasi verliezen of in het rood gaan omwille van deze (buitensporige) kost. Een modulatie van de bijdragen in functie van bedrijfsgrootte is meer dan aangewezen.

Impact opbrengstprijzen op het arbeidsinkomen

Gemiddelde verkoopprijs voor de lammeren plus of min 0,10 euro/kg levend betekent 6,68 euro/ooi per jaar arbeidsinkomen. Verandert de prijs voor de reforme (oude) ooien met 10 euro/stuk, dan is dit 0,19 euro AI/ooi. Verandert de wolprijs met 0,10 euro/kg, dan verandert het AI/ooi met 0,41 euro.

De verkoopprijs voor de lammeren is dus erg doorslaggevend. De verkoopprijzen zijn afhankelijk van de periode van het jaar, maar evenzeer van het afzetkanaal en de karkaskwaliteit. Betere prijzen zijn te realiseren door vroege afzet (Pasen, Pinksteren), via het offerfeest of via korte keten. Eerdere acties binnen VSH (Seurop-klassering) hebben ons echter ook geleerd dat het prijsverschil per kg levend voor een excellente S-conformatie ten opzichte van een P-karkas tot 1 euro kan bedragen.

Besluit

De bepalende factoren voor het niveau van het arbeidsinkomen per ooi zijn in eerste orde: het al of niet laten dekken van de ooilammeren, de worpgrootte, het beheersen van de krachtvoeder- en melkpoederhoeveelheden en de voederkostprijzen. Vooral ook een zo goed mogelijke lammerprijs ontvangen is cruciaal.

We hebben het in wat voorafgaat niet gehad over natuur- en terreinbeheer tegen vergoeding, wat een rendabel alternatief kan zijn. Wat het model ons in omgekeerde richting ook leert is dat, in de gegeven omstandigheden, een rendabel inkomen kan gehaald worden als de lammeren tegen 4 euro per kg levend zouden kunnen afgezet worden, en dan komt korteketenafzet zeker in beeld.

André Calus

Lees ook in Schapen

Hoe bereid je de aflamperiode goed voor ?

Schapen Op sommige bedrijven zijn de eerste lammeren al geboren, maar voor de meeste bedrijven vinden de geboorten plaats tussen half februari en april. De geboorteperiode is de meest delicate, maar ook de belangrijkste periode voor een schapenbedrijf. Het aantal lammeren is bepalend voor de rendabiliteit, maar het moeten wel levende en finaal verkoopbare lammeren zijn.
Meer artikelen bekijken