Plantentuin Meise op zoek naar wilde bananensoorten om resistenties tegen te gaan
Wetenschappers van Plantentuin Meise zijn twee weken op expeditie naar het noorden van Australië om er op zoek te gaan naar wilde bananensoorten. Doel is om de genetische diversiteit van de soorten in kaart te brengen, om uiteindelijk de eetbanaan, die op dit moment sterk onder druk staat, meer resistent te maken tegen ziektes.

De Cavendish-banaan, de bananensoort die bij ons het meest wordt gegeten, heeft de laatste decennia problemen gekend door opkomende ziektes. De soort wordt onder meer getroffen door de fusarium-schimmel en het Banana-Bunchy-Top-virus (BBTV). "Omdat Cavendish-bananen in monoculturen geteeld worden, zijn plantages heel gevoelig aan schimmels en virussen", vertelt Koen Es, plantkundige bij Plantentuin Meise. "Ze hebben ook geen zaden, dus moeten ze vegetatief gekweekt worden: elke banaan op een plantage is dus een kloon van elkaar. Als er dan een schimmel de plantage binnendringt, is het vaak volledig raak."
Al jarenlang doen wetenschappers daarom onderzoek naar alternatieven voor de gebruikelijke eetbananen. De expeditie die Plantentuin Meise onderneemt in Australië zet als het ware een stapje terug: de wetenschappers gaan op zoek naar wilde bananensoorten, die wel zaden hebben maar niet eetbaar zijn. Ze zijn vaak ook beter resistent tegen bepaalde ziektes.
"We gaan de genetische diversiteit van die soorten in kaart brengen", vertelt Es. "Uiteindelijk zouden we zo kunnen komen tot bepaalde kruisingen, die enerzijds gemakkelijk te kweken zouden zijn en anderzijds resistent zijn tegen schimmels en virussen."
De zaden die gevonden worden tijdens de expeditie worden in de zadendatabank van de Plantentuin bewaard. Dat is overigens de enige databank die bananenzaden verzamelt ter wereld.