Startpagina kleinvee

Terug veel belangstelling voor voorlichtingsvergaderingen

Naar jaarlijkse gewoonte ging onlangs op 3 plaatsen in Vlaanderen een voorlichtingsvergadering voor schapenhouders door georganiseerd door het Praktijkcentrum voor Kleine Herkauwers (PCKH). Deze vergaderingen werden telkens gekoppeld aan een bedrijfsbezoek.

Leestijd : 5 min

Ruim 250 personen werden verwelkomd op de voorlichtingsvergaderingen. Twee sprekers bespraken het actuele thema ‘blauwtong’, 2 sprekers behandelden de thema’s selectie en foktechniek.

Blauwtong

Eva van Mael (DGZ) situeerde kort de blauwtongziekte en de stand van zaken in Nederland en België. Blauwtong is een virusziekte, waarvan er 27 serotypes bestaan. Overdracht gebeurt door knutten, naalden of ook via sperma. Vooral schapen zijn gevoelig. Tot hiertoe hadden we in België alleen last van serotype 8, waartegen een vaccin bestaat. Bij de uitbraak in Nederland gaat het om serotype 3, waartegen in de EU geen vaccin bestaat. De uitbraak in Nederland is zeer zwaar, met tot 1400 dode schapen per dag. Ook in België is er sedert 9 oktober één bevestigd geval van blauwtong, waardoor België zijn vrij statuut verliest met gevolgen voor de handel. Ten slotte volgde een oproep om verdachte gevallen te signaleren via je dierenarts. Het vaccin dat in Zuid-Afrika bestaat, geeft te veel risico’s en zal in de EU niet toegelaten worden.

Norbert Steurbaut behandelde vervolgens uitvoerig de blauwtongziekte zelf : oorzaak, symptomen, diagnose, behandeling en gevolgen. Inhoudelijk sluit dit ten dele aan bij ons artikel over blauwtong in Landbouwleven van 12 oktober, zodat we hier niet op alle details zullen ingaan. Overdracht kan naast bovengenoemde ook via schapenluizen gebeuren. De knutten leven 3 à 4 weken en eenmaal ze besmet zijn, blijven ze dit voor gans hun leven. Bij een met virus aangestoken schaap is de incubatietijd 5 à 20 dagen, maar een virusdragend schaap kan via een knut het virus nog gedurende 50 dagen doorgeven. Het virus tast de endotheelcellen aan in de wand van bloedvaten, hart en lymfevaten, zodat bloedingen en oedeem ontstaan. Vervolgens worden alle symptomen besproken: hoge koorts, niet eten, oedeem, bloedingen, ontstekingen, kreupelheden. Dit alles kan resulteren in veel sterfte, of bij overleven een traag herstel.

Bij behandeling kan men preventief optreden tegen de knutten, zowel in de stal als via behandeling van de dieren. Daarnaast is het aan te raden om geen vreemde dieren, die mogelijk besmet zijn, binnen te brengen in het bedrijf. Curatief worden in samenspraak met de dierenarts de dieren behandeld tegen koorts, pijn en ontstekingen. Het is ook belangrijk om zieke dieren altijd op te stallen, om te zorgen voor voldoende proper water , mineralen , vitaminen en zacht voeder. Eventueel kan propyleenglycol als energieaanbrenger toegediend worden.

Tot slot haalde Norbert nog een enquête aan, uitgevoerd tijdens de besmetting van 2007, waaruit blijkt dat toen bijna 40% van de dieren op het bedrijf ziek werden, waarvan er 38% stierf. Dat is nogmaals een bewijs van de ernst van de aantasting voor een bedrijf. Hiertegenover staat geen enkele vergoeding.

Selectie op wormresistentie

Steven Janssens (KULeuven) gaf vervolgens toelichting bij een onderzoek bij Texelaars om na te gaan in welke mate binnen de schapenhouderij selectie mogelijk is naar een lagere gevoeligheid voor worminfecties. Of met andere woorden: is de gevoeligheid voor maagdarmwormen erfelijk bepaald ? De economische impact van worminfecties is zeer groot en onoordeelkundig gebruik van ontwormingsmiddelen leidt tot resistentie. Om resistentie te voorkomen kunnen we zoeken naar nieuwe ontwormingsmiddelen of/en aan goed graslandbeheer doen, of specifiek alleen de dieren die last hebben van wormen, ontwormen. We kunnen ook selecteren naar minder gevoeligheid, hetzij binnen een ras, hetzij uitkijken naar resistente rassen.

In dit onderzoek werden bij meer dan 2000 lammeren het gewicht , de kleur van het ooglid (Famacha-schaal = al of niet bloedarmoede) , de bevuiling van de achterhand en de lichaamsconditie bepaald en werd er per dier een meststaal genomen. In het meststaal worden nadien de eitjes geteld van 5 verschillende soorten parasieten. Uit deze aantallen wordt de globale FEC (fecal egg count) berekend.

Van alle (stamboek)lammeren is de afkomst bekend.

Gedurende meerdere jaren wordt bij dezelfde fokkers gewerkt, die ook gemeenschappelijke rammen gebruiken. Zo kunnen uit de verzamelde gegevens genetische correlaties bepaald worden. De belangrijkste bevindingen van dit onderzoek waren : het gewicht is behoorlijk erfelijk (h²=0.44); dieren die minder gevoelig zijn voor maagdarmparasieten zijn de betere groeiers; het totaal aantal wormeitjes (log(FEC)) is matig erfelijk, maar selectie hierop is mogelijk. Een laatste bevinding was dat dieren die gevoelig zijn voor bloedarmoede (Haemunchus), ook aanleg hebben voor een vuile achterhand (=besmetting met andere maagdarmwormen).

De conclusie is dat selectie tegen wormgevoeligheid mogelijk is, maar dat dat niet snel vooruit zal gaan.

Fokken met oog voor economische doelstellingen

Robrecht Vanden Broeck van Kleine Herkauwers Vlaanderen vzw (KHV) besprak de relatie tussen fokkerij en economie. Een economisch georiënteerde schapenhouderij is mogelijk als de baten (de inkomsten) zo hoog mogelijk zijn en groter zijn dan de kosten, die laag gehouden moeten worden. Eerst worden de diverse elementen aan de batenzijde (= de verkopen of vergoedingen) benoemd en de diverse kostenposten besproken. Dan wordt de stap gezet naar de fokkerij met de vraag : ’Wat is het doel van je bedrijfsvoering?’. Naargelang de productie van stallammeren, weidelammeren of natuurbegrazing beoogd wordt, heeft men een ander type fokooi nodig.

Voor de productie van stallammeren, met mogelijk jaarrondproductie van lammeren, is het ras Ile de France aangewezen. Voor de productie van paaslammeren worden, naast Ile de France, ook de Britse rassen (Suffolk, Hampshire of andere Down-rassen) aanbevolen. Bij de laatste groep is de vraag of ze voldoende vruchtbaar zijn.

Voor de begrazingsprojecten is een ander type schaap nodig en dan komen we uit bij sobere dieren – de ‘zeldzame’ rassen –die in het stamboek van Steunpunt Levend Erfgoed (SLE) zijn opgenomen.

Gaan we voor productie van weidelammeren, dan komen we in eerste orde bij het Texelras uit, maar de lammerproductie is duidelijk lager dan 2. Andere mogelijkheden zijn Rouge de l’Ouest, Charolais, of een eigen slachtlammoederdier.

Daarna formuleerde Robrecht een aantal aandachtspunten waarop economisch fokken moet gebaseerd zijn. Vruchtbaarheid is fundamenteel belangrijk: elke ooi moet minstens 2 lammeren hebben en men moet zeker ook voor de ramkeuze streng zijn, qua vruchtbaarheidsachtergrond van zijn moeder. Het heterosiseffect benutten, door 2 rassen te kruisen, werkt positief. Zelf je fokooien inkweken verdient de voorkeur. Daarbij moet veel aandacht gaan naar dieren met voldoende ruimte en lengte. Tegelijk moeten deze moeders veel melk geven en mogen ze niet te bespierd zijn. Schapen fokken is een landbouwactiviteit. Dat betekent dat schapen veel ruwvoeder moeten verwerken en krachtvoeder beperkt moet worden. Een belangrijk aandachtspunt bij het economisch fokken van de ideale ooi is te weten dat alles erfelijk is: een ruime middenhand, voldoende maar geen overmatige bespiering, langlevendheid met elk jaar minstens een tweeling en een goede weerstand tegen ziekten en parasieten. Ten slotte is het ook belangrijk om te weten dat de ram de halve kudde is. Exterieur is sterk erfelijk (h² = 0.5). Stamboekdieren verdienen de voorkeur, omdat ze vergezeld zijn van cijfers, maar ze kunnen (te) duur zijn.

Een ram met een goed exterieur.
Een ram met een goed exterieur. - Foto: AC

De bedrijfsbezoeken

Aan elk van de 3 voorlichtingsavonden was ook een voorafgaand bedrijfsbezoek gekoppeld.

Dit jaar ging de aandacht naar 3 bedrijven met melkschapenhouderij, gekoppeld aan de verwerking van hun eigen melk. Het betrof ‘De Stalse Schans’ te Beringen, het ‘Blatend Schaapje’ in Oostrozebeke en het schapenbedrijf De Brandt-Callebaut te Moorsel.

De bezoekers konden meer te weten komen over de historiek van de bedrijven en over hun visie en aanpak. Ze konden ook kennismaken met de uitrusting en met de aanwezige dieren. Met de productie en verkoop van schapenmelkijs, yoghurt en schapenkaas hebben deze 3 bedrijven zich een plaats weten te verwerven binnen het Vlaamse schapenlandschap.

We bedanken deze bedrijven om zich opensteld te hebben voor ons bezoek!

André Calus

Lees ook in kleinvee

Meer artikelen bekijken