Startpagina Schapen

Slachthuis gezocht!

Vanuit het gegeven dat er nog op zeer weinig plaatsen in Vlaanderen de mogelijkheid is om kleine herkauwers (schapen, geiten, herten) te laten slachten, werd met steun van Vlaanderen en Europa 2 jaar geleden een operationele groep (EIP-project) gestart om de mogelijkheden van het oprichten van microslachthuizen te onderzoeken.

Leestijd : 7 min

De problematiek van het kleinschalig slachten is dubbel: vooreerst is het aantal slachthuizen in Vlaanderen waar schapen en geiten kunnen geslacht worden, sterk teruggelopen. Het aantal slachthuizen dat herten wil slachten is altijd al erg beperkt geweest. Daarnaast worden bedrijven die zich specialiseren in de korteketenafzet van rund- en varkensvlees er steeds meer mee geconfronteerd dat grotere slachthuizen zich specialiseren in één diersoort en dat ze niet meer geïnteresseerd zijn om kleine aantallen dieren te slachten, omdat dit niet past in hun bedrijfsmodel en -aanpak. Dit alles resulteert erin dat men soms tot 100 km enkel moet rijden om de dieren naar een slachthuis te brengen, wat zowel economisch als op het vlak van dierenwelzijn een probleem stelt.

Concrete situatie

Op dit moment zijn er naast Anderlecht nog 5 slachthuizen in Vlaanderen waar men schapen en geiten kan laten slachten, namelijk in Zele, in Kluisbergen, in Diksmuide (2x) en in Stasegem (Harelbeke). Dit betekent dat er in de provincies Limburg, Antwerpen en Vlaams-Brabant geen slachtcapaciteit meer is. De jongste jaren zagen we onder andere slachtcapaciteit verdwijnen in Lennik, Kortenaken en Antwerpen. Ook andere slachthuizen hebben het slachten van schapen afgestoten.

De sluitingsredenen zijn divers: vergunningsproblemen, discussies met het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) en/of met de dienst Dierenwelzijn. De hoofdteneur is toch echter steeds dat voor een beperkt aantal dieren, die wekelijks geslacht worden, de eisen in het kader van dierenwelzijn en/of voedselveiligheid dermate zijn dat het administratief/economisch niet meer haalbaar of interessant is om ermee door te gaan.

Contradictorisch zien we dezelfde Vlaamse/federale overheid het korte-ketenmodel promoten als alternatief verdienmodel binnen de land- en tuinbouw. En vanuit dierenwelzijnshoek wil men de vervoersafstand van te slachten dieren zo minimaal mogelijk houden. Een duurzame korte keten uitbouwen zonder slachtmogelijkheden wordt/is echter een moeilijk verhaal.

De gevolgen

Iedereen probeert zijn problemen op een creatieve manier op te lossen. Slachtlammeren worden samengebracht/opgeladen en in Wallonië of in Nederland geslacht. Dit weerspiegelt zich in de evolutie van de slachtcijfers voor Vlaanderen, Wallonië en België over het jongste decennium (zie tabel).

Analyse van deze cijfers leert dat op we op 10 jaar tijd in België 25.000 tot 40.000 slachtingen minder hebben, in hoofdzaak door verschuiving naar Nederland (sluiting Kortenaken en Antwerpen) en dat daarnaast 20.000 tot 25.000 slachtingen zich van Vlaanderen naar Wallonië verplaatst hebben. De voorlopige cijfers voor 2023 lijken deze tendensen nog te bevestigen.

Aantal Slachtingen van schapen + lammeren in België, Vlaanderen (inclusief Brussel) en Wallonië tussen 2013 en 2022 (Bron Statbel)
Aantal Slachtingen van schapen + lammeren in België, Vlaanderen (inclusief Brussel) en Wallonië tussen 2013 en 2022 (Bron Statbel)

Deze vaststellingen doen veel vragen rijzen. Doen slachthuizen buiten Vlaanderen het zoveel beter? Of worden de regels niet overal met dezelfde rigiditeit toegepast? Of moeten we zover gaan om te denken dat, wat een kleine minderheid wil – namelijk dat geen enkel dier meer geslacht wordt – hier in de hoofden van bepaalde verantwoordelijken meespeelt? We kennen de Vlaamse leuze: ‘Wat we zelf doen, doen we beter’. Als we effectief het alternatieve bedrijfsmodel met korte keten willen steunen, zijn we niet goed bezig.

Het project Microslachthuizen

In het kader van de zojuist beschreven problematiek werd 2 jaar geleden, met steun van Vlaanderen en Europa, het EIP-project opgestart met het doel de haalbaarheid van kleinschalig slachten in Vlaanderen te onderzoeken.

De partners binnen dit project zijn de vzw Vlaamse Schapenhouderij (VSH), coördinator; RCC-Belgium (Bert Driessen) en Bioforum (Paul Verbeke).

Er werd gekeken naar de aanpak van enkele voorbeelden van kleinschalig slachten in Vlaanderen, maar ook in het buitenland. Uit deze contacten bleek duidelijk dat kleinschalig slachten niet zo rendabel is, maar dat het best gecombineerd wordt met versnijderij ter plaatse, al of niet aangevuld met particuliere verkoop.

Basisgrondplan

Er werd een basisgrondplan voor het slachthuis ontwikkeld. Om aan alle normen te voldoen, zijn er een vuile en propere aanvoerroute nodig, een stalgedeelte voor verschillende diersoorten, een slachtruimte met één of 2 slachtlijnen, 3 of 4 frigo’s, bureauruimte voor de officiële diensten en ruimte voor personeel (receptie, administratie, eten, sanitair, kleedruimte).

Daarnaast is er een reinigingsplaats nodig voor de vrachtwagens/aanhangwagens die vee aanvoeren, en ook een waterzuiveringsinstallatie, tenzij op riool kan geloosd worden. Een optie (en straks verplichting) is ook om in de toekomst energieneutraal te kunnen werken. Toetsing van het ontwerp gebeurde bij het FAVV en bij de dienst Dierenwelzijn.

De slotsom was dat we als autonoom kleinschalig slachthuis met een capaciteit van 1000 GVE (grootvee-eenheden (1 GVE= volwassen rund)) per jaar een buitenoppervlakte nodig hebben van minstens 4.000 m² (liefst wat meer), en dat voor het gebouw ongeveer 15 m op 25 m ruimte nodig is. In principe moet een slachthuis gebouwd worden op een kmo- of industriezone, met grondprijzen tussen 70 en 140 euro/m². Afhankelijk van die grondprijs en de binneninrichting moet, conform het financieel plan, gerekend worden met een investering van 1,2 tot 2 miljoen euro.

De door te rekenen afschrijving (naar raming 90 000 euro/jaar) in de slachtkost per GVE is aanzienlijk, maar er zijn mogelijkheden om de investeringslast te doen dalen door aan te sluiten via uitbreiding bij een bestaande instelling, zoals een bestaand slachthuis voor runderen of een versnijderij. Een optie hier is dat bepaalde onderdelen, zoals frigoruimten en/of administratieve delen, gemeenschappelijk kunnen benut worden. De rendabiliteit van het slachten op zich is laag, maar kan aanzienlijk verbeterd worden door het slachten te laten samengaan met het versnijden, al of niet met particuliere verkoop.

Mogelijk werkschema en ondernemingsvorm

Er wordt uitgegaan van 2 slachtdagen per week. Op slachtmomenten zijn er 3 tot 4 personeelsleden nodig. Het vinden van het aantal benodigde personeelsleden ligt onder andere moeilijk door het beperkt aantal werkuren, maar door een versnijderij aan een microslachthuis te koppelen, kan dit leiden tot een voltijdse baan. Een andere mogelijkheid is om meerdere (2 of 3) microslachthuizen uit te baten, waarbij de personeelsleden tussen de slachthuizen roteren in functie van de slachtdagen in die microslachthuizen. Belangrijk is ook dat personeel, dat in een kleinschalige slachtomgeving moet werken, polyvalent moet zijn, gezien de diverse taken die moeten uitgevoerd worden.

Een pijnpunt is dat er momenteel in het normale onderwijs geen opleiding tot ‘slachter’ meer gegeven wordt in Vlaanderen. Een aanvullend opleidings-/stagejaar zou hier een mogelijkheid zijn ,als de financierende overheid hier mee in wil stappen.

Er werd ook nog nagegaan wat de meest opportune ondernemingsvorm voor een microslachthuis kan zijn. Een privé-investering en ondernemingsvorm is een mogelijkheid of, als de veehouders zelf het roer in handen willen nemen (zoals in de zuivelsector of de groente- en fruitveilingen), is een coöperatieve aanpak aangewezen.

Voor de volledigheid moeten we nog vermelden dat eventueel een financiële overheidstussenkomst in de investering mogelijk is, mits dit past in een projectmatige (VLIF-)oproep voor de voedingssector.

En nu?

De projectpartners durven toch wel stellen dat kleinschalig slachten mogelijkheden biedt. De slachtkost per GVE zal echter niet laag zijn. Daartegenover staat dat transportafstanden kunnen beperkt worden en dat er tijd kan bespaard worden. Ook dit moet in de eindbalans verrekend worden. Via particuliere verkoop kan ook de omzet vergroot worden en de afstand tussen producent en consument verkort.

Tot hiertoe stranden veel initiatieven echter op een totaal gebrek aan coördinatie tussen de verschillende overheden. Bij een initiatief zijn heel wat diensten betrokken: departement Land- en Tuinbouw, Ruimtelijke Ordening, OVAM, Rendac, FAVV, de dienst Dierenwelzijn…

Belangrijk in deze is de intentie van de overheid als geheel: wil men, zoals ook Europa wil voor de plattelandsgebieden, meer korteketeninitiatieven ondersteunen, dan is een masterplan nodig, ondersteund door een taskforce waarin alle betrokken diensten aanwezig zijn om te zien hoe men het vooropgestelde doel kan bereiken.

Beeld van een slachtzaal
Beeld van een slachtzaal - Foto: AC

Momenteel wordt elke case veel te veel dienst per dienst benaderd, zonder het economisch en maatschappelijk einddoel in het oog te houden. Nu stranden veel initiatieven omdat elke dienst autonoom zijn regels strikt wil toepassen en omdat er te veel dogmatisch en te weinig oplossingsgericht gedacht wordt.

Belangrijke vragen inzake kleinschalig slachten

Hierbij aansluitend moeten een reeks vragen kunnen gesteld worden over kleinschalig slachten. Eerst en vooral stelt zich de kwestie of kleinschalig slachten zich als para-agrarische activiteit in een landbouwzone kan situeren. Verder moet men zich ook afvragen of voor kleinschalig slachten dezelfde normen qua voedselveiligheid als qua dierenwelzijn gelden als bij grote slachthuizen en of de ruimtelijke eisen intern voor kleinschalig slachten deels kunnen worden vereenvoudigd om investeringskosten te sparen. Een belangrijke vraag is ook nog of afvalwaterbehandeling kan worden vereenvoudigd via het lozen in riool.

Verdere vragen die men zich zou moeten stellen is of via aanpassing van de regelgeving de mobiele dodingsunit een oplossing kan bieden voor valorisatie in de voedselketen van niet trans-portwaardige dieren en of we ons voor de maximale transporttijd van het gedode dier niet kunnen houden aan het Europees voorstel van 2 uur, gezien de verkeersdrukte. Ten slotte moet men ook bekijken of er terug een specifieke opleiding op het vlak van slachten ( knelpunt-beroep) kan opgestart worden en of de overheid vanuit maatschappelijk belang – onder andere via stimulering van de korte keten– en vanuit zorg voor het platteland de investeringskosten en uitbatingskosten (deels) mee moet dragen.

Besluit

Een constructief antwoord op al de bovenstaande vragen kan het tij doen keren, zodat kleinschalig slachten terug enige rendabiliteit krijgt en ten goede komt van de korte keten en het dierenwelzijn. De vraag is echter wie het initiatief kan nemen om zo’n taskforce bijeen te brengen en of alle betrokken diensten bereid zijn om met open geest oplossingsgericht mee te denken.

Hoopvol is dat er tijdens de projectperiode toch al enkele privé-initiatieven lopende zijn , die we ten dele hebben kunnen volgen en begeleiden en die een aanzet tot kleinschalig slachten in zich houden.

Met dank aan Bert, Krista, Jasper (RCC) en aan Paul (Bioforum) voor de samenwerking en om mee te denken binnen dit project.

André Calus

Lees ook in Schapen

Hoe bereid je de aflamperiode goed voor ?

Schapen Op sommige bedrijven zijn de eerste lammeren al geboren, maar voor de meeste bedrijven vinden de geboorten plaats tussen half februari en april. De geboorteperiode is de meest delicate, maar ook de belangrijkste periode voor een schapenbedrijf. Het aantal lammeren is bepalend voor de rendabiliteit, maar het moeten wel levende en finaal verkoopbare lammeren zijn.
Meer artikelen bekijken