Startpagina Bieten

Welke suikerbietrassen kiezen dit jaar?

Het Bieteninstituut (KBIVB) voerde in 2023 proeven uit met suikerbietrassen om de gedragingen, eigenschappen en opbrengstpotentieel van de verschillende variëteiten te evalueren. Op basis hiervan kan de bietenteler een keuze maken voor de zaai in 2024.

Leestijd : 9 min

Het maken van een goede rassenkeuze kan een grote invloed hebben op de teeltpraktijken die je later in het seizoen het best uitvoert, geeft het Bieteninstituut als eerste raadgeving mee. De keuze voor rassentoleranties past volledig in de IPM-strategie, en is de sleutel voor een geslaagde teelt. Daarom is het bij het maken van een goede rassenkeuze belangrijk om niet na één jaar ervaring met een bepaald ras, zijnde goed of minder goed, je conclusies te trekken.

De gepubliceerde resultaten zijn het gemiddelde van meerdere proeven in verschillende jaren, voor de opbrengsten, maar ook voor het gedrag van rassen in veldopkomst, schietersgevoeligheid en bladgezondheid (zie respectievelijk figuur 5, tabel 1 en figuur 3).

tabel1
Bron: Kbivb

Dit artikel omvat waarnemingen en metingen van de rassen die de afgelopen jaren erkend en in de markt waren. De bevestigde rassen werden 3 jaren beproefd, 2 jaar voor nieuw erkende rassen en één jaar voor rassen die zonder voorafgaand onderzoek in België op de markt zijn gebracht.

De omstandigheden van 2023

Niemand moet eraan herinnerd worden dat 2023 een moeilijk jaar was. In de lente vertraagde de onophoudelijke regen tussen begin maart en midden april reeds de start van de zaai (op enkele uitzonderingen na) tot 15 april. De rassenproeven werden gezaaid tussen 17 april en 5 mei, in periodes van afwisselende lichte regen. Deze periode weerspiegelt goed de realiteit. De ‘50’-zaaidatum (datum waarop 50% van de bieten gezaaid is) lag rond 3 mei. Zware regenval rond 9-12 mei verstoorde het zaaien, vooral in het westen van het land. Om de rassenproeven zo goed mogelijk te beschermen, worden de ziekten en plagen wekelijks opgevolgd en worden de behandelingen door de landbouwer uitgevoerd op advies van het KBIVB.

De veldopkomst was goed, met weinig verschillen tussen de rassen (zie figuur 5). De maand mei kende perioden met soms warme temperaturen, dan weer veel kouder. Het 4-6 bladstadium werd einde mei bereikt, tijdens een zeer droge periode die tot 19 mei duurde. Zeer warm weer in de eerste helft van juni en regen op 20 juni veroorzaakten een zeer snelle bladgroei.

tabel2
Bron: Kbivb

Opbrengstprestaties in 2023

Het oogsten van de proefvelden begon op 29 september en eindigde op 2 december in zeer moeilijke omstandigheden. Tot 15 oktober waren de oogstomstandigheden goed, maar nadien vertraagde regen het rooien van de proeven. Helaas konden 2 proeven niet worden geoogst.

De wortelopbrengsten waren gemiddeld zeer hoog, maar de suikerrijkheid van de bieten was zeer laag vanaf het begin van de oogst en veranderde nauwelijks tussen oktober en december (zie figuur 4). Naast hun lage suikerrijkheid waren de bieten ook zeer rijk aan alfa-aminostikstof, wat zou kunnen wijzen op een te late beschikbaarheid van stikstof in de bodem.

De gemiddelde opbrengst in de proeven bedroeg 104,7 ton/ha, met een suikergehalte van 16,5%.

Figuur 1: Prestaties van de nematodentolerante rassen in nematodensituatie gedurende de laatste 3 jaren. 100 = gemiddelde van de getuige. De nieuwe rassen op 2 jaar staan cursief. De stippellijnen houden rekening met de statistische verwerking van het kleinst betrouwbare verschil.
Figuur 1: Prestaties van de nematodentolerante rassen in nematodensituatie gedurende de laatste 3 jaren. 100 = gemiddelde van de getuige. De nieuwe rassen op 2 jaar staan cursief. De stippellijnen houden rekening met de statistische verwerking van het kleinst betrouwbare verschil. - Bron: Kbivb

Productiepotentieel

Inspelend op de veranderingen in de betalingssystemen voor bieten vanaf 2024, en met suikerprijzen die van jaar tot jaar variëren en die de aankoopprijs van bieten (en soms de prijs van nevenproducten) beïnvloeden, besloot het KBIVB om het financiële potentieel niet meer te berekenen (in 2022 gebaseerd op TS en Iscal-betalingen), maar om het productiepotentieel van rassen te presenteren als basis in de rassenkeuze.

Met de komst van nieuwe genetica die nieuwe oplossingen bieden (bijvoorbeeld vergelingsziekte) met zeer verschillende zaadkosten, was een gezonde objectieve vergelijking noodzakelijk. De kolom ‘productiviteit’ in de tabellen (zie tabel 1 en tabel 2) vertegenwoordigt de hoeveelheid suiker geproduceerd per hectare en maakt het mogelijk om alle rassen te vergelijken op basis van productiviteit, suikerrijkheid en bladgezondheid.

Figuur 2: Potentieel van de rhizomanierassen (blauw), nematodentolerante rassen (groen) en rhizoctoniatolerante rassen (oranje) in klassieke situatie gedurende de laatste 3 jaren. 100 = gemiddelde van de getuige. De nieuwe rassen op 2 jaar staan cursief. De stippellijnen houden rekening met de statistische verwerking van het kleinst betrouwbare verschil.
Figuur 2: Potentieel van de rhizomanierassen (blauw), nematodentolerante rassen (groen) en rhizoctoniatolerante rassen (oranje) in klassieke situatie gedurende de laatste 3 jaren. 100 = gemiddelde van de getuige. De nieuwe rassen op 2 jaar staan cursief. De stippellijnen houden rekening met de statistische verwerking van het kleinst betrouwbare verschil. - Bron: KBIVB

Om een rassenkeuze te maken voor 2024 mag men niet stoppen bij één jaar ervaring, of dat nu goed of minder goed was. Rassen kiezen op basis van het jaarresultaat kan het gedrag van de rassen niet voorspellen onder toekomstige condities die we dit jaar niet in de hand hadden. De analyse van de resultaten, rekening houdend met het potentieel van de rassen over meerdere seizoenen (de bevestigde rassen over 3 jaar hebben meer gegevens), alsook de stabiliteit van de opbrengst tussen de jaren, zullen zorgen voor een rationele keuze.

Bladgezondheid

Sinds enkele jaren krijgt de parameter ‘bladgezondheid’ bij de aanbeveling door het KBIVB een belangrijke plaats in de rassenkeuze, naast de opbrengstcijfers. Als witziektetolerantie een zeer uitgesproken raseigenschap is, is zeker de cercosporatolerantie belangrijker. Deze cerco-sporatolerantie heeft een invloed op het productiepotentieel van de rassen. Het KBIVB wenst dit dan ook met een objectief cijfer uit te drukken.

Alle gegevens van alle rassen worden in de tabellen 1 en 2 gepubliceerd, zoals de opbrengstkarakteristieken (wortelgewicht, suikerrijkheid, tarra, maar ook de ziektetoleranties, neiging tot schieten, opkomst).

Figuur 3: Tolerantie van de rassen voor bladschimmelziekten. Hoe langer de balk, hoe toleranter het ras (rangschikking volgens dalende bladgezondheid).
Figuur 3: Tolerantie van de rassen voor bladschimmelziekten. Hoe langer de balk, hoe toleranter het ras (rangschikking volgens dalende bladgezondheid). - Bron: Kbivb

Alle rassen werden onder klassieke situaties getest zonder specifieke problemen om het opbrengstpotentieel en de eigenschappen te vergelijken. In deze situatie zal de keuze voor een ras niet zozeer naar het type ras gaan (rhizomanie-, nematodentolerant of rhizoctoniaresistent), maar naar specifieke eigenschappen die de opbrengst maken.

Naast de opbrengst zullen de ziektetolerantie, veldopkomst, schietersgevoeligheid belangrijke keuzemogelijkheden bieden voor een of een ander ras.

Meerjarige resultaten van de klassieke proeven geven steeds een beter beeld van het algemene gedrag van het ras onder de verschillende jaarinvloeden: klimaat, ziektedruk, en andere.

De keuze voor een nematodentolerant ras is een noodzaak in elk perceel dat besmet is met het bietencystenematode Heterodera schachtii. Zodra de besmetting groter is dan 150 eieren+larven per 100 g grond kunnen de verliezen tot meerdere procenten oplopen. Dit verlies kan door het gebruik van nematodentolerante rassen sterk verminderd worden. Het effect van nematodentolerante rassen is des te groter naarmate de aantasting toeneemt. Deze aantasting is ook in diepere grondlagen te vinden (onder 30 cm). Vele nematodentolerante rassen hebben nu een opbrengstpotentieel dat in een klassieke situatie op het niveau ligt van de beste rhizomanierassen. (zie figuren 1 en 2)

Detectie van de aanwezigheid van nematoden gebeurt door een bodemanalyse, maar nog beter via observaties gedaan tijdens de laatste bietenteelt: verbleking van het gewas met magnesiumgebrek, haarden met verwelking, (witte) cysten op de wortelharen, lage wortelopbrengst.

Figuur 4: Suikerrijkheid van de rassenproeven 2023 - gemiddelden en variatie per locatie.
Figuur 4: Suikerrijkheid van de rassenproeven 2023 - gemiddelden en variatie per locatie. - Bron: Kbivb

Nematodentolerante rassen kunnen nog steeds de nematoden vermeerderen tijdens de teelt, maar minder dan de klassieke rhizomanierassen!

Rastolerantie

Rastolerantie maakt deel uit van de geïntegreerde bestrijding tegen plagen en ziekten. Het is ook een hoofdparameter, die in de toekomst weliswaar de belangrijkste keuze zou kunnen worden tegen biotische factoren.

Het aantal fungiciden die mogen gebruikt worden en die daarnaast een goede werking hebben, daalt ieder jaar.

In het kader van IPM is het kiezen van een ras met specifieke rastoleranties daarom cruciaal. Hoe later de oogst, hoe belangrijker het is om de rastolerantie te benutten om het opbrengstpotentieel van het perceel tot laat in het seizoen te garanderen.

Ziekten zoals cercospora zijn steeds meer en meer aanwezig. Het verdwijnen van beschikbare doeltreffende fungiciden, is nefast richting de ontwikkeling van ziekteresistenties.

Een onmiddellijk antwoord hierop is onvermijdelijk rastolerantie. De ‘bladgezondheid’ van rassen is de afgelopen jaren zeer bruikbaar gebleken, en nog meer in 2023 met de explosie van cercospora.

Gecombineerd met de bescherming door een fungicide, valt de rastolerantie binnen IPM en moet dit zorgen voor gezond gebladerte, terwijl het risico op het ontwikkelen van resistentie tegen fungiciden wordt verminderd. Vandaag de dag is de resistentie van cercospora tegen strobilurines zo goed als algemeen, maar ook is mindere efficiëntie van sommige triazolen te verwachten.

Bladziekten

Van de verschillende bladschimmelziekten is zeker cercospora diegene die de grootste opbrengstderving geeft, gedeeltelijk omdat onze fungiciden niet curatief werken en dus moeten toegepast worden voordat de ziekte uitbreidt. Een fungicidebehandeling heeft ook een korte werkzaamheid. Een minder gevoelig ras kiezen is dan ook belangrijk om een gezond bietenblad lang te behouden (zie figuur 3).

Dit is des te meer waar als de rotatie in bieten kort is, het gezaaide perceel langs een perceel ligt dat het jaar voordien besmet was met cercospora en/of als de rooi laat is.

Figuur 5: Veldopkomst van de rassen in de beproeving 2023 - gemiddelden en variatie.
Figuur 5: Veldopkomst van de rassen in de beproeving 2023 - gemiddelden en variatie. - Bron: Kbivb

Laten we echter niet vergeten dat ook andere bladziekten zich vroeg in het seizoen (echte meeldauw) of aan het einde van het seizoen (roest) kunnen ontwikkelen.

Daarom is er ook een cijfer terug te vinden voor de parameter ‘globale bladgezondheid’, waarin cercospora de belangrijkste factor is (zie tabel 1).

De rastolerantie uitgedrukt via een percentage

De rassentolerantie is uitgedrukt via een percentage. Al deze gegevens drukken een percentage gezond blad uit in verhouding met aangetast blad. Dit percentage drukken we uit door de gezondheid van het blad te beoordelen. Een biet met een im-muniteit tegen witziekte zal een quotatie krijgen van ‘100’, een biet volledig bedekt met een wit pluis zal een quotatie ‘0’ krijgen, met alle percentages daartussenin.

Deze cijfers zijn gebaseerd op gemiddelde waarnemingen uitgevoerd op de verschillende proeflocaties. De proeflocaties zijn in de eerste plaats de speciaal aangelegde proeven waar alle rassen worden gezaaid en waar er geen enkele fungicide behandeling wordt uitgevoerd en waar de ziekten zich vrij kunnen ontwikkelen: het zijn de bladziekteobservatieproeven. In deze proeven wordt de ontwikkeling van elke ziekte gedurende het seizoen opgevolgd.

Daarnaast profiteert het KBIVB ook van de aanwezigheid van bladziekten in de opbrengstproeven (voornamelijk cercospora) om hun gegevens aan te vullen met ziekteontwikkelingen die ondanks een (of meerdere) fungicidebehandeling(en) toch nog aanwezig zijn.

Tijdens de 3 laatste jaren werden 61 cercospora-, 14 roest- en 9 witziekte quoteringen per ras bekomen.

Rhizoctonia of bruinwortelrot

Alvorens de keuze te maken voor een ras tolerant voor rhizoctonia/bruinwortelrot zal men eerst de risicofactoren moeten bestuderen die aanwezig zijn op het perceel. Zo is een (frequente) rotatie met maïs – vooral korrelmaïs of raaigras – een parameter om mee te nemen. Ook de inwerking van onverteerde gewasresten is een verzwarende factor. Gebrek aan bodemstructuur, door rooiingen uitgevoerd in vochtige omstandigheden, zelfs tijdens de laatste 5 jaar mag niet vergeten worden, net als de aanwezigheid van rhizoctonia/bruinwortelrot geïdentificeerd bij bieten op het perceel.

Het gebruik van een tolerant ras sluit de aanwezigheid van rotte bieten niet uit, maar verzwakt deze aanwezigheid sterk. Opbrengst en tolerantie zijn dikwijls omgekeerd gelinkt, men moet hier aandacht hebben voor het gewenste tolerantieniveau. De tolerante rassen bieden geen oplossing indien zij niet gepaard gaan met passende landbouwkundige maatregelen: rotatie, respect voor de structuur, optimale pH en beredeneerde bemesting.

Elk jaar bestudeert het KBIVB het potentieel van de rhizoctoniatolerante rassen samen met de klassieke rassen. De tolerantie voor wortelrot wordt bestudeerd in specifieke besmette proeven. De waarnemingen van wortelrot op alle geoogste bieten laat ons toe om een goede beoordeling van de tolerantie te geven.

Stabiliteit van de productiviteit tussen de jaren

Onder stabiliteit van de variëteiten wordt verstaan de variatie in opbrengst/suikerrijkheid bekomen door het ras tussen de verschillende proefjaren. De (on)stabiliteit heeft soms een oorzaak bij een genetische verandering van het ras (genetische stabiliteit), meestal bij een interactie tussen het ras en het milieu (klimaat, opkomst, ziektedruk… is landbouwkundige stabiliteit). Genetische veranderingen kunnen niet, maar de landbouwkundige stabiliteit is belangrijk, zie ook figuur 6.

Figuur 6: Productiestabiliteit van de rassen. De meest stabiele rassen staan links in de grafiek. Hoe langer de staven, hoe groter de onstabiliteit tussen de jaren.
Figuur 6: Productiestabiliteit van de rassen. De meest stabiele rassen staan links in de grafiek. Hoe langer de staven, hoe groter de onstabiliteit tussen de jaren. - Bron: Kbivb

Rassen met een resistentie tegen het herbicide Conviso One zijn via de Europese lijst beschikbaar. Bij deze rassen wordt een onkruidbestrijdingssysteem gebruikt gebaseerd op ALS-herbiciden die in 2 behandelingen, met een interval van 10-15 dagen, worden toegepast.

De onkruidbestrijding bestaat erin om het herbicide te splitsen in 2 toepassingen van 0,5 l Conviso One, verplicht gemengd met een ander herbicide met een andere werkingswijze (bijvoorbeeld: 1l ‘Betanal’ en 0,2l ‘Tramat’ of een bodemherbicide). Aan het mengsel wordt 1 l olie toegevoegd. Om een efficiënte bestrijding te bekomen is het noodzakelijk om de eerste behandeling toe te passen zodra melganzenvoet of melde in het 2 bladstadium (maximum 4 bladstasium!) staat, en om de behandeling te herhalen zodra de nieuwe onkruiden dit stadium bereiken.

Vandaag is het productiepotentieel van de Conviso Smart-rassen duidelijk lager dan die van de rhizomanie-, nematoden- of rhizoctoniarassen weerhouden door het KBIVB. Hun gebruik moet dan ook specifiek beantwoorden aan gevallen waar de onkruidbestrijding vandaagde dag problematisch is of in het geval van een overwoekering door onkruidbieten.

De aankoopprijs van de Smart-rassen is duurder, en bevat eveneens de aankoop van het herbicide Conviso One.

De zaai van deze Smart-rassen en het gebruik van het systeem vergen echter enkele voorzorgen. Men mag het niet gebruiken in velden met een gekende resistentie van onkruiden tegen ALS-herbiciden (bijvoorbeeld grassen). Verwijder de jaarschieters zodra ze waargenomen worden (en zeker voor de bloei) en draag de schieters uit het veld. Het herbicide Conviso One kan fytotoxiciteit in de volgteelt veroorzaken, bijvoorbeeld bij niet kerende bodembewerking voor aardappelen of vlas: verkies de inzaai van een graangewas (consulteer de erkenningsacte).

Bestrijd de opschieters van ALS-bieten in de volgteelt (met een niet-ALS herbicide). Behandel nooit ‘klassieke bieten’ met Conviso One en let op drift naar naburige percelen. Het potentieel van de Smart-rassen is vandaag de dag beperkt.

André Wauters, KBIVB

Lees ook in Bieten

Meer artikelen bekijken