Startpagina Aardappelen

Meerdere factoren bepalen de bemestingskeuze in aardappelen

Tijdens een recente studiedag van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij aanhoorden we Jan Bries van de Bodemkundige Dienst van België (BDB). Hij gaf toelichting over de bemesting in aardappelen. “Er moeten keuzes gemaakt worden in functie van heel wat factoren”, klonk het bij hem.

Leestijd : 7 min

De komende weken zal de landbouwer moeten beslissen hoeveel hij zijn toekomstige aardappelpercelen gaat bemesten, met welke meststof (organisch/mineraal) en wanneer hij dit gaat doen (alles voor de teelt of fractioneren). Om goede keuzes te maken kan de landbouwer zelf stilstaan bij de stikstofbalans van het perceel waarop aardappelen geplant gaan worden.

Stikstofbalans

De stikstofbalans begint bij de nitraatvoorraad in de bodem, waar we onze bemesting dan aan gaan toevoegen. Vervluchtiging, uitspoeling en gewasopname zijn dan weer factoren die in mindering mogen gebracht worden op de stikstofbalans. Wat overblijft op het einde van het teeltseizoen, is het nitraatresidu.

De najaarscampagne van 2022 toonde dat er gemiddeld 70 kg/ha nitraatresidu was over alle percelen heen, na de teelt van wintertarwe. In het najaar van 2023 lag dit cijfer heel wat lager, namelijk op 55 kg/ha. Kijkt Jan Bries naar het nitraatresidu na de teelt van aardappel, dan lag dit in 2022 met 115 kg/ha zeer hoog. In het afgelopen najaar was er met 92 kg/ha een verbetering, maar het was nog steeds te hoog. Hij stelt dat de helft van de aardappelpercelen er niet in slaagt om onder de wettelijke residunorm te blijven.

Wet van Pareto

Jan Bries verwees in zijn uiteenzetting even naar de ‘Wet van Pareto’. De Italiaanse econoom Vilfredo Pareto ontwikkelde het 80/20-principe. Heel eenvoudig uitgelegd draagt 20 % van je inspanningen 80% bij aan je resultaten. “Met andere woorden: focus op essentie en sta niet te lang stil bij futiliteiten.”

Als Jan Bries dit vertaalt naar het nitraatresidu, specifiek voor aardappelen, stelt hij dat de laatste kilo’s ‘stikstofmest’ die je aanbrengt, het meeste bijdragen aan het nitraatresidu. “We moeten dus heel goed nadenken over het laatste stukje bemesting dat we geven aan het aardappelveld.”

Hoe de verschillende factoren inschatten?

De BDB heeft al veel onderzoek verricht naar hoeveel stikstof het aardappelgewas opneemt. De eerste vraag die hier gesteld moet worden is over welk ras het gaat en of het dient voor plantgoed of friet of voor andere toepassingen. Er zijn immers verschillen in aardappelvariëteiten naargelang hun stikstofbehoeften.

De maximale stikstofopname van een aardappelgewas (loof + knollen) bedraagt zo’n 260 kg/ha, gaf Jan Bries mee, op voorwaarde dat we goede groeiomstandigheden kennen. De stikstofopname ligt uiteraard lager bij droogte, bij kortere groeiseizoenen... Onderzoek leert dat de maximale stikstofopname 15 weken na het planten, of 11 weken na opkomst wordt bereikt. “Dit wil zeggen dat je niet te laat mag bijbemesten.”

De maand juni, en bij late aanplantingen ook nog de eerste helft van juli, zorgen voor de sterkste stikstofopname. De maximale opname is bereikt eind juli, begin augustus. Alle meststofinputs na dit punt verhogen het nitraatresidu.

Voorzichtiger bemesten

Terugkijkend naar het 80/20-principe, dat eerder werd toegelicht in dit artikel, brengt dit ons bij de mogelijkheid om te starten met een basisbemesting die zo’n 70% van het advies bedraagt. In functie van de omstandigheden kan dan later beslist worden om al dan niet bij te bemesten.

“Als er bij de basisbemesting geen beschikking is over een bemestingsadvies, ga dan ook niet volop bemesten. Dit kan je later niet meer bijsturen naar beneden.”

Gefractioneerd bemesten

Wil de teler gefractioneerd gaan bemesten, dan raadt Jan Bries hem of haar aan om sowieso 4 weken te wachten na de laatste bemesting, alvorens terug een bodemstaal te nemen. Is het droog geweest, dan kan deze termijn nog iets oplopen. Een tweetal weken na opkomst of een zestal weken na het planten is het geschikte moment om te gaan bijbemesten. Doorgaans is de periode van half juni tot uiterlijk eind juni het meest geschikt om vaste meststoffen of hogere dosissen bijbemesting toe te passen. Nadien zijn eerder lagere dosissen bladbemesting aangewezen.

De stikstofmineralisatie tijdens het groeiseizoen op het perceel is cruciaal in de bemesting. Daar worden grote verschillen gezien tussen individuele percelen. De aanlevering van stikstof via mineralisatie is afhankelijk van vele factoren. Zo is er het bodemtype met zijn textuur en eigen koolstofgehalte.

Gewasresten van de voorteelt evenals een groenbedekker en de nawerking van organische meststoffen dragen allen bij aan het organischestofgehalte in de bodem. Regelmatig stalmest geven onderhoudt de organischestofbalans van het perceel beter dan drijfmestgiften. Door stalmest wordt de mineralisatie hoger gehouden en dient er minder aangevuld te worden.

Bodemleven en weer spelen ook een rol

Onder invloed van het bodemleven en de weersomstandigheden, met name vooral temperatuur en vocht, wordt bepaald wanneer de stikstof vrijkomt. Dit is moeilijk te voorspellen, doordat er droge periodes kunnen optreden of een late koudeperiode in het voorjaar. De bemesting fractioneren geeft de mogelijkheid om hierop in te spelen. Als je de perceelshistoriek kent, kan je dit als landbouwer beter inschatten.

“Iets voorzichtiger bemesten, kan ons helpen om het nitraatresidu onder controle te houden. Er wordt wel eens gezegd dat mineralisatie 1 kg stikstof per ha en per dag bedraagt. Dat is snel gezegd, maar ruim genomen”, aldus Bries. “En dan is er nog de voorwaarde dat er voldoende bodemvocht is.”

Hij haalde voorbeelden aan van vorig jaar, waarbij het voorjaar lang nat was, waardoor er laat aardappelen zijn geplant. De stikstofindexcijfers waren dan ook aanzienlijk geëvolueerd bij een staalname aan het begin van het seizoen of tijdens het groeiseizoen. Door een tweede bodemstaalname is het bemestingsadvies bijgesteld en zorgde de fractionering van de bemesting daadwerkelijk voor een goed resultaat.

Het ene digestaat is het andere niet

Een tip bij de berekening van de bemesting die Jan Bries meegaf, was om te weten wat er op je veld komt. “ In de inputstromen kunnen grote variaties zitten en toch onder dezelfde benaming vallen. Digestaat is in principe homogener van samenstelling dan varkensdrijfmest door de omzetting. Toch worden er veel rekenfouten gemaakt met digestaat.”

De eerste vraag is welke stromen allemaal de biogasinstallatie inkomen? Zijn dit enkel nevenstromen van de voedingsindustrie of zitten er andere plantaardige of dierlijke meststoffen bij? Het volgende punt is om als afnemer te weten of het om digestaat gaat of enkel over de dunne fractie van de digestaat. De inhoudanalyse van deze 2 verschilt immers sterk.

Minerale bemesting

Er is een groot aanbod meststoffen beschikbaar voor de aardappelteler én een sterk groeiend aanbod aan biostimulanten. Deze zouden voor een betere stikstofbenutting moeten zorgen, een betere wortelgroei en een betere droogteresistentie. Het effect ervan vindt Jan Bries moeilijker te meten. Ook als aardappelteler is het moeilijk om te zeggen of het in jouw specifieke omstandigheden iets bijbrengt.

Vorig jaar werkte de BDB in het kader van het Landbouwcentrum Aardappelen (LCA) mee aan een meststoffenproef die handelde rond de biostimulant Blue-N en de ureummeststof Agrocote. Deze laatste bevat een polymeercoating waarbij de stikstof vrijkomt op basis van vocht en temperatuur. Voor het spuiten van de Blue-N gaf Jan Bries mee om goed de richtlijnen van de leverancier op te volgen.

Op de proeflocatie in Lennik werden vorig jaar op 7 april de diverse proefobjecten met meststoffen aangelegd. Het natte voorjaar zorgde ervoor dat de aardappelen pas op 20 mei gepoot konden worden. Door een extra staalname werd nagegaan of er uitspoeling optrad. Voor het grootste deel van de stikstof die in de bovenste 30 cm zat, bleek dit niet het geval te zijn. Jan Bries merkte op dat het toen wel nat was, maar dat er op dat moment geen grote waterstroom meer door het bodemprofiel ging.

Tussen de verschillende proefobjecten en de herhalingen zat een aanzienlijke variatie, maar dit kon statistisch niet aangetoond worden. Het hoogste nitraatresidu werd gemeten bij de hoogste bemestingsdosis. Ondanks het late plantseizoen vorig jaar werd er een goede opbrengst behaald op de proeflocatie in Lennik, zonder significante verschillen in opbrengst of sortering.

Ook in Huldenberg werd deze proef uitgevoerd tijdens het telen van chipsaardappelen (variëteit VR 909). Hier werd gezien dat waar de meeste stikstof is toegediend, ook de meeste stikstof in de knol zit. Dat klinkt logisch, maar de stikstofexport van de bodem richting het gewas was niet evenredig met de extra stikstofbemesting die was gegeven.

Meerwaarde moeilijk aantoonbaar

Net als in Lennik bleek op het einde van het groeiseizoen bij de proef in Huldenberg dat er geen significante verschillen waren in opbrengst of sortering. Gemiddeld was er wel de laagste opbrengst waar Agrocote en blue-N werd toegepast. Er was geen verschil in de kwaliteit van de aardappelknollen tussen de verschillende bemestingsstrategieën, en overal werd een relatief laag nitraatresidu gemeten.

Dezelfde proef werd al eens in 2022 uitgevoerd met de variëteit Challenger in Lennik en Fontane in Bertem. 2022 staat bekend als een eerder droog teeltjaar, terwijl 2023 toch natter was. Jan Bries concludeert uit de proef van toen dat er bij beide percelen een lagere opbrengst was, waar behandeld werd met Agrocote. Hij verwees wel naar de droogte van 2022, waardoor de stikstof te traag leek vrij te komen. In 2022 werd in Bertem geen effect van blue-N gezien. In Lennik was er dan wel een gemiddeld hogere opbrengst, maar niet statistisch significant. De proef toont dus voorlopig geen duidelijke meerwaarde van het toepassen van een biostimulant of ureummeststof.

Vooruitkijkend naar wat teeltseizoen 2024 kan brengen voor de aardappelteler, luidt de eenvoudige vaststelling dat we het afgelopen najaar en winter al veel neerslag hadden. Dit water is door het bodemprofiel gegaan, waardoor de stikstofreserves in de bodem lager liggen.

Jan Bries raadt aardappeltelers aan om niet enkel voor het teeltseizoen een bodemanalyse te doen, maar ook tijdens het teeltseizoen. Zo kan nagegaan worden of er bijbemest moet worden en kunnen ze correcter en scherper bemesten.

Tim Decoster

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken