Startpagina Granen

Neerslag beïnvloedde graanrendementen

Vorige maand ging aan de PIBO-campus in Tongeren de traditionele graanavond door. In vorig artikels stonden we al stil bij de teelt van koolzaad en wintergerst. In dit artikel bekijken we de ervaringen die opgedaan zijn met de teelt van wintertarwe voor voeder- of baktarwedoeleinden.

Leestijd : 6 min

De graanavond werd geopend door Damien Xhonneux, coördinator aan de PIBO-campus. Hij gaf aan dat we er een apart, zelfs excentriek teeltseizoen hebben opzitten, gezien de weersomstandigheden. “De weersomstandigheden waren eigenlijk al ‘opmerkelijk’ te noemen van voor de graanproeven zijn uitgezaaid tot bij de oogst. Dit leverde nieuwe inzichten op. De teeltrendementen zijn dit jaar duidelijk minder te noemen ten opzichte van wat we in vorige seizoenen behaalden, en dan druk ik mij nog zacht uit”, aldus coördinator Xhonneux.

Als hij verder dan de kilorendementen kijkt en een blik werpt op de financiële markten, wordt hij ook van de graanprijs niet echt heel gelukkig. Op het moment van de graanavond begin september was de tarweprijs dalend en schommelde deze rond de 185 euro/ton, wintergerst werd dan genoteerd rond 175 euro/ton. “De prijzen liggen niet zo hoog dan we gekend hebben vorige teeltseizoenen. Om dit te begrijpen, moeten we de rendementen in andere werelddelen bekijken”, legt Damien Xhonneux uit. “In de Benelux, Frankrijk, Duitsland... waren de opbrengsten ondermaats, maar in Oost-Europa, Amerika, Rusland... werden er dan weer bovengemiddelde oogsten binnengehaald. Dat drukt de prijszetting bij ons.”

Kijkend naar waaraan we de mindere graanrendementen bij ons te danken hebben, wijst Damien Xhonneux naar de weergegevens die beschikbaar zijn. “Vanaf de start van het nieuwe graanseizoen in het najaar van 2023 hebben we meer neerslag gekend dan gemiddeld. Er zijn dagen met extreem hoge neerslagsommen op zeer korte tijd. Bekijken we dit per seizoen, dan zitten we daar ver boven het meerjarige gemiddelde. Dat geldt voor volledig België en de regio Haspengouw kreeg nog eens 10 % meer neerslag te verwerken.

Het uitzaaien van wintergranen in goede omstandigheden was dan ook geen evidentie in het najaar van 2023. Toegegeven, wintergerst ging nog tot 15 oktober, maar voor wintertarwe was het veel moeilijker. De vele en intense regenbuien hebben ook erosie en structuurschade veroorzaakt. Het cumulatieve effect hiervan is zeker niet positief voor de uitstoeling en verdere ontwikkeling van de granen geweest”, benadrukt Xhonneux.

“In de zomer nam het aantal dagen met neerslag af, maar waren er nog sterke pieken met grote neerslagsommen op korte tijd. In het voorjaar verliep het uitvoeren van spuitschema’s op het veld niet van een leien dakje en was het onder zware omstandigheden werken op het veld. In de zomer is het dan weer beter gelukt om het dorswerk te realiseren”, besluit hij zijn uitleg over het voorbije teeltseizoen.

Rassenproef laat ingezaaid en zaaddosering aangepast

Lowie Vossen, technisch onderzoekmedewerker aan de PIBO-Campus, gaf ons toelichting bij de rassenproef wintertarwe die ze het voorbije teeltseizoen hadden aanliggen. Na een voorteelt suikerbieten is op 23 november het perceel geploegd en direct ingezaaid. Vossen geeft aan dat ze op dat moment al aan de latere kant zaten én hiervoor ook de zaaidichtheid verhoogd hebben. De klassieke rassen zijn toen uitgezaaid aan 400 korrels/m2, de hybrides aan een lagere dosis van 240 korrels/m2.

Begin februari werd de opkomst van de wintertarwe gescoord en lag deze gemiddeld op 65%. Er waren op dat moment 2 rassen die minder dan 50 % opkomst vertoonden. De 3 hybride rassen die uitgezaaid werden, vertoonden allen wel een bevredigende opkomst.

Teelttechniek aangepast volgens situatie

“Bij de start van het voorjaar, begin maart, hebben we ervoor gekozen om de eerste stikstofbemesting op te splitsen, omdat de tarwe er nog heel klein bij stond. De eerste fractie is gegeven op 4 maart, de tweede op 19 maart. Tussen deze 2 behandelingen in is nog eens de onkruidbestrijding gebeurd met 60 g/ha Attribut en 45 ml/ha Sempra.

Begin april is de halmverkorting gebeurd met Cycocel 75 aan 0,75 l/ha en Medax Top aan 0,8 l/ha”, legt Lowie Vossen het verdere teeltverloop uit. Opmerkelijk is dat we al een T0-ziektebehandeling moesten uitvoeren op 23 april wegens de ziektedruk toen. De T1 is dan gezet op 11 mei en de aarbehandeling is gebeurd op 2 juni, samen met een insecticidebehandeling. Ondertussen werd er nog eens een onkruidbestrijding uitgevoerd op 11 mei en de derde fractie gegeven op 21 mei. Tot slot volgde op 6 augustus het oogstmoment voor de 30 rassen.

Wat bladziekten betreft, werd de rassenproef in Tongeren vooral belaagd door bladseptoria, bruine en gele roest. Wat de aantasting met bladseptoria betreft, merken de onderzoekers aan de PIBO-campus dat er een duidelijk verschil is tussen tolerante en niet-tolerante rassen. Hiernaast werd gemerkt dat er een grote ontwikkeling van aarfusarium was. Dat schrijven ze toe aan de natte periode tijdens de bloei. Uit de waarnemingen blijkt ook dat een bebaard ras vaker aarfusarium vertoont.

Net voor het oogstmoment plaatsvond werden de rassen gescoord naar strolengte en legering, en dit op een gewas waarbij groeiregulatie (verkorting) is toegepast. De enige conclusie die hieruit getrokken wordt, is dat er maar een beperkte mate van legering gezien is in 2024.

Nat versus droog jaar

Wanneer Lowie Vosssen de opbrengstresultaten bekijkt in Tongeren, stelt hij vast dat er binnen de top 6 maar liefst 5 nieuwe rassen staan. “Dat is toch wel opvallend in een heel nat jaar. Wat zou de uitslag zijn als 2024 veel droger was?” Al moet hij toegeven dat onderaan het lijstje ook nieuwe rassen te vinden zijn. Tevens wijst hij erop dat rassen heel gevoelig kunnen zijn aan een ander bodemtype. Zo scoorde bijvoorbeeld het ras Winner in Tongeren merkelijk minder goed, maar wel veel beter in Poperinge en Lennik. De resultaten van het ras Hyntact liggen op voornoemde 3 proeflocaties weer veel dichter bij elkaar. Dit ras kunnen we dus wat stabieler noemen.

Kijk bij de rassenkeuze zeker naar de meerjarige resultaten, was het advies van Lowie Vossen. Zo staan 2023 en 2024 in de geschiedenisboeken als ‘natte jaren’, waarbij sommige rassen merkelijk minder presteerden dan de resultaten die ze in de drogere jaren ervoor lieten optekenen.

Femke Moors hielp enkele misverstanden/vooroordelen over het telen van baktarwe uit de wereld tijdens  de graanavond aan de PIBO-campus.
Femke Moors hielp enkele misverstanden/vooroordelen over het telen van baktarwe uit de wereld tijdens de graanavond aan de PIBO-campus. - Foto: TD

Haspengouw: Vlaamse graanschuur

Tot slot van de graanavond stond Femke Moors, onderzoeker akkerbouw aan de PIBO-campus, stil bij baktarwe en bij de rassenproef die in dit kader aanlag. Deze kadert in het project ‘Platteland Plus, hier groeit uw brood’. “Vroeger was het een evidentie dat er lokaal baktarwe werd geteeld, dat de tarwe lokaal gemalen werd en dat dit door lokale bakkers verwerkt werd. Dat is nu heel wat anders. De Russische oorlog in Oekraïne heeft ons terug anders naar baktarwe doen kijken en brengt de aandacht terug op Haspengouw, de graanschuur van Vlaanderen”, geeft ze aan.

Ze wijst er ook op dat er, binnen het LCG-netwerk van het afgelopen seizoen, van de 30 rassen maar over liefst 16 rassen door hun mandataris wordt gezegd dat het baktarwevariëteiten zijn. “Maar meestal halen deze toch niet de kwaliteit die door de bakker gewenst is.”

In haar presentatie merkte Femke Moors op dat onder boeren de gedachte leeft dat baktarwe telen dezelfde teelttechniek vraagt als voedertarwe telen. “Dat is niet geheel juist. Op deze uitspraak zit toch enige foutenmarge. De stikstofbemesting dienen we toch ietwat aan te passen. Als we deze in 3 fracties geven, moeten we bij baktarwe de eerste fractie verlagen en het deel dat we hier in mindering brengen, aanvullen bij de derde fractie.

Soms wordt de derde fractie opgesplitst, met als doel de plant op het einde van zijn vitale groei nog zoveel mogelijk eiwit te laten opnemen in zijn korrel. Deze strategie kan slagen, maar het lukt niet bij droge omstandigheden.”

Onder landbouwers leeft volgens Femke Moors het idee dat de ziektedruk bij baktarwes hoger ligt. “Vooralsnog is dat niet bewezen”, geeft ze aan. “Ze laten wel vroeger ziektes zien, waardoor ze tijdig opgevolgd en behandeld moeten worden.” Ook over de opbrengstniveaus van voedertarwe versus baktarwe leven vooroordelen. De rassenproef van dit jaar leert ons dat dit over een goede 40 kg/ha verschil gaat, wat in de praktijk verwaarloosbaar is.

Belangrijker is om bij het verbouwen van baktarwe te kiezen voor rassen die kwalitatief zijn en die dus aangewend kunnen worden in bloemmolens. Kijk hiervoor naar parameters zoals het valgetal, het eiwitgehalte en het Zeleny-getal. Gekeken naar de opbrengstcijfers, stelt Femke Moors wel vast dat de rassen met de beste bakkwaliteit onderaan het lijstje met de opbrengstcijfers staan.

Wanneer ze landbouwers bevraagt naar de grootste drempel om al dan niet baktarwerassen te verbouwen, krijgt ze antwoorden dat de afzet er niet is, dat de prijs onvoldoende is of dat de lokale handelaar niet mee wil in dit verhaal.

Tim Decoster

Lees ook in Granen

Bladseptoria en dwergvergelingsvirus gezien in graanvelden

Granen Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) en partners doet dit jaar terug waarnemingen in graanvelden. Hun meest recente waarnemingen vonden plaats op 7 en 8 april. De vaststelling is dat bladseptoria verspreid voorkomt, maar de tarwe er gezond bijstaat.
Meer artikelen bekijken