Brouns clustert soortenbeschermingsprogramma’s
Minister Jo Brouns (cd&v) laat de soortenbeschermingsprogramma’s voor akkervogels, vleermuizen en weidevogels clusteren. Hij doet dat in navolging van zijn voorgangster Zuhal Demir (N-VA).

Volksvertegenwoordiger Andy Pieters (N-VA), ex-woordvoerder en ex-kabinetschef van Zuhal Demir, verwees in de commissie Leefmilieu van 15 oktober naar het Vlaamse regeerakkoord, waarin men het heeft over het soortenbeleid binnen het omgevingsbeleid. In het kader van het wetenschappelijk gestuurde soortenbeleid is de leefgebiedenbenadering belangrijk.
Impactanalyse
In de voorbije onderhandelingen vond onder andere parlementslid Dochy (cd&v) de ‘oordeelkundige en globale impactanalyse’ zeer belangrijk bij de verschillende beleidsplannen die men ging maken.
Andy Pieters omschreef dat als een zeer positieve aanzet in het regeerakkoord. Hij benadrukte dat er veel staat of valt met de concrete uitvoering van het beleid dat minister Brouns zal uitstippelen samen met het Instituut voor Bosonderzoek (INBO) en het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB).
Brouns’ voorgangster Demir had op het vlak van soortenbeleid al aangegeven dat ze een shift zou maken in het beleid. Daarbij zou iets minder worden gegaan naar enge soortenbeschermingsprogramma’s gericht op één soort. Geopteerd werd voor een integrale benadering voor meerdere bedreigde soorten, zeker op het platteland.
‘Paraplusoorten’
Minister Jo Brouns interpreteert de meerderheid van de concrete maatregelen in een soortenbeschermingsprogramma als dat ze bedoeld zijn voor de verbetering van de kwaliteit en de vergroting van de leefgebieden van de beoogde soorten. Daar profiteren ook meestal andere soorten van, die gelijkaardige eisen stellen aan hun leefgebieden.
Brouns: “Dat is logisch. Het gaat immers om wat men ‘paraplusoorten’ noemt. Als je iets doet voor die soorten, liften andere soorten als het ware mee.”
Jo Brouns gaf toe dat een en ander misschien een wat versnipperde indruk geeft. Daarom zal hij in navolging van zijn voorgangster zijn administratie opdragen om soorten en gelijkaardige leefgebieden maximaal te clusteren. De synergieën tussen de maatregelen moeten daarbij als uitgangspunt gelden, zodat ze een ruim pakket aan soorten ten goede komen. Het INBO heeft al voorbereidend werk geleverd voor soorten in landbouwgebieden.
Soortenbescherming
Voor de uitvoering van sommige soortenbeschermingsprogramma’s worden volgens de minister zogenaamde coördinatoren ingezet. Hun rol is om gebiedsgericht concrete maatregelen te plannen en te faciliteren voor leefgebieden van de soortenbeschermingsprogrammasoorten. Uitgaande van de redenering die Brouns heeft opgebouwd, hoort daar de samenwerking met lokale actoren, zowel uit de landbouw- als uit de natuursector, en met andere betrokkenen bij.
Dat gebeurde in het verleden voor de hamster, maar bijvoorbeeld ook voor de grauwe kiekendief en momenteel voor akkervogels. Zo’n coördinator moet dus voor lokale betrokkenheid en draagvlak zorgen. Het is volgens de minister enkel op deze manier dat we soorten die het vandaag de dag moeilijk hebben, ook effectief kansen kunnen geven. Brouns gelooft sterk in de aanpak van zo’n lokale coördinator.
Geen versnippering
De kersverse minister voor Leefmilieu betoogde dat hij een versnipperde aanpak en mogelijke verwarring bij de vele betrokken doelgroepen wil vermijden. Daar staat tegenover dat hij voor een doelmatig soortenbeleid wel de nood ziet aan een degelijke programma-aanpak en coördinatie. Dat zal op basis van een gebiedsgerichte inzet van maatregelen zijn, gebundeld voor meerdere soorten die in het desbetreffende gebied aan de orde zijn.
Brouns voegde daaraan toe dat hij ervan overtuigd is dat natuur en landbouw op heel wat vlakken historische bondgenoten zijn. Samen kunnen zij instaan voor een kwaliteitsvolle open ruimte waarin tal van maatschappelijke functies op een kwaliteitsvolle manier kunnen samengaan.
Minister Brouns: “Open ruimte in Vlaanderen is schaars en staat onder druk. We moeten ze dan ook koesteren en landbouwers en natuurbeschermers heel nauw laten samenwerken. Ik zeg vaak dat landbouwers als het ware de frontsoldaten zijn. Zij voelen als eerste aan den lijve wat die verandering op het terrein betekent.”
Duurzame oplossingen
Jo Brouns wil met alle betrokken belanghebbenden aan de slag gaan om die uitdagingen en maatschappelijke functies te verbinden.
De weersextremen hebben een grote negatieve impact op watergebonden natuur, waaronder bijvoorbeeld amfibieën, maar ook op de oogsten van landbouwers. Als men vanuit een integrale benadering vertrekt, gelooft hij dat duurzame oplossingen kunnen uitgewerkt worden waardoor de leefbaarheid van de landbouwsector erop vooruitgaat, maar waardoor ook soorten zoals akkervogels het beter kunnen gaan doen.
Er zijn belangrijke mogelijkheden binnen het landbouwbeleid om ook in te zetten op natuur binnen onze landbouw. Brouns denkt daarbij aan de ecoregelingen, de VLIF-steun voor kleine landschapselementen en de beheerovereenkomsten. Daarnaast is het volgens hem ook belangrijk dat natuurbeleid ook oog heeft voor de impact op de nabijgelegen economische activiteiten.





