Veel interesse voor nieuw emissiearm stalconcept bij melkveehouders Faes
De familie Faes uit het Brabantse Gilze in Nederland heeft een compleet nieuw emissiereducerend stalconcept, de vrijloopmatrassenstal. Omdat het een van de potentiële emissiereducerende stalsystemen van de toekomst is, heeft de stal een Nederlandse proefstalstatus. Tijdens hun open dag op 5 december kwamen heel wat Belgische collega-melkveehouders kijken naar deze bijzondere stal.

Paul en Jeannine Faes runnen een gangbaar melkveebedrijf in het Brabantse Gilze (NL). Paul: “Mijn opa heeft deze boerderij voor de Tweede Wereldoorlog laten bouwen en ik ben in deze boerderij geboren.” In 1989 ging Paul in maatschap met zijn vader en in 1999 nam hij de boerderij volledig over samen met zijn vrouw Jeannine. In 1989 had de familie Faes 200 vleesvarkens en 43 stuks melkvee. Bij de overname in 1999 steeg het aantal koeien naar 70. De vleesvarkens gingen weg. De melkstal werd vergroot met een 2 x 8 zij-aan-zij melkinstallatie van DeLaval. De melktank was in die tijd nog van Mueller.
Tijd voor een nieuwe stal
Na 1999 breidde de familie Faes niet meer uit. Paul: “Wij wilden niet meer vee dan 70 melkkoeien en 45 stuks jongvee, omdat wij zodoende makkelijker kunnen werken en geen personeel hoeven aan te nemen.” De technische resultaten zijn in al die jaren goed gebleven, met een rollend jaargemiddelde van 8.500 kg melk, een vetpercentage van 5,00% en een eiwitpercentage van 3,60%. “Wij hebben altijd hoge gehaltes gehad en sturen daar ook op wat het rantsoen betreft”, aldus Paul. Hij voert 80% gras, 20% snijmais en verder nog brok. Het meeste voeder komt van eigen land. Hij heeft 35 ha, een combinatie van eigendom en huurgrond.
In 2009 moest de oude ligboxenstal van de familie Faes dermate gerenoveerd worden, dat ze maar besloten om meteen een nieuwe te zetten. Paul: “Ik dacht meteen in de richting van een vrijloopstal. Ik ben bijvoorbeeld gaan kijken bij een compostvrijloopstal, maar daar is het in Nederland te nat voor. Je strooisel blijft dan te vochtig, waardoor je te veel emissies hebt. En dat willen we natuurlijk niet.”
Dus besloot hij om zelf een geheel nieuw vrijloopstalconcept te bedenken. Hij wilde daarbij per se dat de mest en de urine gescheiden worden bij de bron. En hij wilde dat de koe overal kon rondlopen in de gehele stal en ook overal kon gaan liggen.
Het eerste wat de melkveehouder deed, was een aantal ligboxen weghalen in zijn oude stal. Vervolgens werd er beton op de roosters gestort, met om de 3,60 m een urinegleuf ertussen. De 3,60 m werd in zadeldakuitvoering gestort, zodat er vanuit het midden naar beide zijden een hellingsgraad is met 4% afschot naar de urinegleuf. Op het zadeldakgedeelte van de vrijloopmatrassenstal kwamen stalmatten van het Duitse merk Kraiburg. De voergang bleef gewoon traditioneel, zoals bij een ligboxenstal.
Start emissiemetingen
Om de mest goed te kunnen afvoeren en om ervoor te kunnen zorgen dat het melkvee overal schoon op de stalmatrassen kan liggen, bedacht Paul een opstelling met mestschuiven, die perfect aansluit op het zadeldakconcept met hellingsgraad. Het werden mestschuiven van Spinder, die de mest keurig van de stalmatten afvegen naar een afstortbak. Bij zijn stalmatkeuze ging de Nederlandse melkveehouder overigens niet over één nacht ijs. Vanaf januari 2011 begon hij met een testopstelling. Hij testte diverse stalmatmerken uit, evenals diverse hellingshoeken wat het zadeldakgedeelte betreft. “Ik bekeek onder meer hoe proper de diverse matten bleven en hoe koevriendelijk ze waren. Ik ben trouwens nog niet helemaal tevreden over hoe schoon de stalmatten geveegd worden door de schuiven. Ik ga dat nog wat aanpassen.” Momenteel vegen de vaste schuiven 6 keer per dag de stalmatten schoon, maar als de schuiven de matten nog schoner zullen vegen, dan wijzigt hij dit naar 4 keer per dag.
Al in 2013 begonnen studenten van de agrarische hogeschool in Den Bosch emissiemetingen te doen en werd er een proefstalstatus aangevraagd. Deze emissiemetingen werden uitgevoerd in samenwerking met Wageningen UR. Momenteel voert het milieu-adviesbureau voor luchtonderzoek EnviVice uit Eindhoven emissiemetingen uit bij de familie Faes. Paul: “WUR mat een stikstofuitstoot onder de 0,7 kg NH3. De resultaten zien er dus veelbelovend uit. Het is wel zo dat – al heb ik hele lage emissies met mijn stal – deze niet zo maar op de Nederlandse RAV-lijst (lijst met erkende emissiearme stalconcepten) komt. Daarvoor moeten er eerst bij nog 3 andere melkveebedrijven met een vergelijkbaar stalconcept emissiemetingen gedaan zijn.”
Weidegang in combi met melkrobot
In de nieuwe stal is onlangs een nieuwe DeLaval VMS V310-melkrobot geïnstalleerd. Deze is geplaatst door Leenaerts Agrotechniek uit Hoogstraten. De koeien waren volgens Paul snel aan de melkrobot gewend. “Ik werk ook met weidegang, dus overdag mogen de koeien naar buiten. In totaal lopen ze zo’n 1.400 uur per jaar buiten.” Voor de nieuwe stal staat een DeLaval DX3S 15.000 l melkkoeltank met AFCC (volumestroomgestuurde koeling) en een buffervat. Het windbreekgaas en de regelbare zeilen in de openingen van de zijmuren zijn ook Belgisch, namelijk van Vervaeke Agri uit Ruiselede/Hoogstraten.
Tijdens de open dag bij de familie Faes op 5 december 2024 gingen veel collega-melkveehouders uit ons land kijken naar de nieuwe stal. Paul: “Ik heb met heel wat Belgen gesproken. Ze vroegen vooral informatie over de combinatie stal- en weiland/grondgebruik in relatie tot het nieuwe stalconcept.” Ook Nederlandse collega-melkveehouders waren geïnteresseerd. Paul: “Die zeiden: heel mooi, maar we komen een keer terug als de dieren erin zitten.”
‘Naturologische’ aanpak
Naast de ontwikkeling van een geheel nieuw emissiearm stalconcept, is de familie Faes qua management ook sterk gericht op het samenwerken met de natuur. Paul: “Ik ben gangbaar, maar ik werk in sommige opzichten biologisch. Ik noem het zelf altijd 'naturologisch'. Ik wil namelijk wel de mogelijkheid houden om bijvoorbeeld mineralen toe te voegen als dat nodig is. Zo voeg ik soms bijvoorbeeld selenium toe aan de bemesting, om dit mineraal via het gras organisch gebonden in de koeien te krijgen.” De familie wil ook de grond van haar weidepercelen zo gezond mogelijk houden. Vandaar dat de dikke fractie die de mestschuiven in de afstortbak duwen, er verwerkt wordt tot bokashi (n.v.d.r. goed gefermenteerd organisch materiaal). Hiermee wordt het bodemleven van de weidegronden enorm verrijkt en de CO2-uitstoot van bokashi is nihil in vergelijking met die van bijvoorbeeld compost. De dunne fractie die in de nieuwe stal in de urinegleuf verdwijnt, komt in een ondergrondse opslag en wordt gebruikt als kunstmestvervanger op het eigen land.
Momenteel werkt de melkveehouder nog met een open sleufsilo om de bokashi te maken, maar inmiddels is een splinternieuwe overdekte sleufsilo gebouwd om bokashi te kunnen maken. De mest wordt gemengd met bijvoorbeeld stro. Paul: “Maar dat hoeft niet per se, zo heb ik nu een partij sorghum gekocht. Dat fungeert ook prima als organisch materiaal om bokashi te maken. Wat dit punt betreft, zou het overigens goed zijn als de Europese Unie het beleid voor vastemesttoepassingen wat zou actualiseren, aangezien er steeds meer organische producten worden toegepast naast het traditionele stro.”
De ervaringen met bokashi als bemesting voor zijn weilanden zijn erg goed volgens Paul. “Ik heb nu niet meer van dat slappe, snelle gras als gevolg van de snelle eiwitten die in drijfmest zitten. Met bokashi heb ik opnieuw kwaliteitsgras met volop mineralen erin, net zoals boeren dat vroeger hadden. Deze extra mineralen vinden wij ook weer terug in de melk van onze koeien, wat het voor de consument gezonder maakt.”
Ook ‘naturologische’ melk?
De Brabantse melkveehouder is ook bezig met proeven omtrent kruidenrijk akker- en weideland. Heel veel soorten ‘onkruid’ die melkveehouders weghalen, laat Paul momenteel juist staan. “Paardenbloemen bevatten veel ijzer, dus die haal ik niet meer weg, evenals alle soorten klaver natuurlijk. En weegbree bevat selenium, dus die haal ik ook niet meer weg.” Hij werkt inmiddels samen met een loonwerker en een adviesbureau die hem helpen om steeds meer kruiden te laten staan die juist nuttig zijn.
Zo’n 5% van de melk van de koeien van de familie Faes gaat naar de kaasmakerij. Van deze melk wordt vooral kefir en kaas gemaakt, die verkocht worden in een ruimte bij de boerderij. Een deel van de kaas van de familie gaat ook naar de plaatselijke Jumbo-supermarkt. De 95% melk die overblijft, gaat naar FrieslandCampina. Paul wil, ook wat zijn melk betreft, steeds meer toewerken naar ‘naturologische’ melk. “Als er meer boeren zouden zijn die hiermee beginnen, dan hebben wij een grotere afzet en dan zou het wellicht meer kunnen opleveren per liter. Wellicht dat FrieslandCampina of Milcobel daar iets mee zouden kunnen doen. Het blijft natuurlijk wel de consument die bepaalt of we echt die richting op gaan."
Paul en Jeannine hebben 2 opvolgers, namelijk hun zonen Stef en Jens. Ze hebben een vergunning om het melkvee uit te breiden naar 140 stuks. Paul al lachend: “Maar dat gaan wij zelf niet meer doen. Dat laten we aan onze opvolgers over.”