Bemesting fractioneren loont duidelijk
Tijdens de jaarlijkse studiedag van Viaverda, het vroegere Proefcentrum voor de Aardappelteelt, stond onderzoekster Lauren Verleysen stil bij de stikstofbemesting in aardappelen én bij de kunst van het scherp doseren.

Als achtergrond bij het verrichte onderzoekswerk haalde Lauren Verleysen de waterkwaliteit aan. “Deze verbetert in landbouwgebied, maar is nog niet goed genoeg. Bovendien zijn aardappelen hét gewas met de hoogste, dus slechtste nitraatresidu. Met MAP 7 komen er strengere bemestingsnormen op de aardappelteler af. Deze kunnen milderen door duurzame bemestingstechnieken aan te wenden.”
Gefractioneerd bemesten, waarbij verminderd bemest wordt bij planten en bijbemest wordt op basis van een advies, is een techniek die past binnen de goede landbouwpraktijken. Deze techniek draagt immers bij tot lagere nitraatresidu’s en is opgenomen in MAP 7. Landbouwers kunnen een reductie van de verstrengde bemestingsnorm krijgen als ze deze praktijk uitvoeren.
Verleysen legde tijdens de studiedag in Oudenaarde uit hoe deze techniek kan geïmplementeerd worden door landbouwers. De eerste stap is perceelsgericht bemesten, waarbij rekening wordt gehouden met voorvrucht, voorraad, mineralisatie en met het effect van groenbedekkers op het perceel. “Als je weet hoeveel je moet bemesten, reduceer deze gift dan tot 70% als basisbemesting bij het planten van de aardappelen en bekijk later met een adviessysteem of de resterende 30% nog wel nodig is.”
Naar 70% van het bemestingsadvies
Een bemestingsadvies is afgestemd op de stikstofbehoefte van het gewas en op het stikstofleverend vermogen van het perceel. Ieder perceel is anders en kende een andere voorteelt en voorgeschiedenis qua bemesting. Een rekenvoorbeeld werd getoond waarbij tot uiting kwam dat de stikstofleverende factoren van het perceel een bijdrage hebben van 70 tot wel 230 kg N/ha: een stevig verschil tussen de uiterste waarden dus.
De totale stikstofbehoefte van het gewas verschilt. Zelfs binnen de groep ‘aardappelen’ zijn er grote verschillen. Zo is van primeuraardappelen geweten dat ze ‘maar’ 190 kg N/ha vergen. Dat loopt op tot 240 kg N/ha voor halfvroege aardappelen en zelfs tot 290 kg/ha voor late aardappelen. Opgelet, dit zijn niet de te bemesten hoeveelheden. Deze behoefte wordt immers al deels ingevuld door de eerder genoemde stikstof leverende factoren.
Naast een bodemstaal helpt ook de bemestingstool van B3W om de vereiste bemesting te berekenen. Voor vroege en halfvroege aardappelen adviseert deze om de basisbemesting voor de volle 100% in te vullen en niet te reduceren. Bij het telen van late aardappelen is er een advies om de hoofdbemesting of basisgift bij planten te reduceren tot 70%. “Zo kan je inspelen op de eigenschappen van het seizoen en/of onzekerheden in het voorjaar corrigeren. De weersomstandigheden hebben een sterke invloed op de nutriëntenbeschikbaarheid.” Een laat en nat voorjaar kan ervoor zorgen dat er al wat voedingsstoffen zijn uitgespoeld tot dieptes waar de wortels van de plant niet meer bij kunnen. Ook de gekozen bodembewerkingstechnieken en de aanwezigheid van oogstresten of groenbemester hebben een invloed op het stikstofleverend vermogen van de teelt.
Hoe bijbemesting bepalen?
Nadat we bij de methode van gefractioneerd bemesten eerst 70% van de initieel vooropgestelde stikstofgift hebben gegeven, volgt nog het berekenen van de bijbemesting. Daarvoor bestaan er verschillende systemen die meer inzicht geven in de toestand van de bodem en in de noden van het gewas.
De bijbemesting bepalen kan op basis van een bodemstaal, uitgevoerd zo’n 2 weken na de opkomst van de aardappelen. Dat bodemstaal kan aangevuld worden met een gewasstaal. Dat kunnen 25 bladeren van aardappelplanten zijn die 1 tot 4 keer na opkomst worden genomen. Andere technieken zijn het analyseren van bladsap of bladsteeltjes die minimum 3 keer worden genomen.
Verleysen erkende dat verschillende technieken een verschillend advies kunnen geven. Ze benadrukte echter dat, ongeacht die verschillende adviezen, altijd hetzelfde opbrengstniveau werd gehaald. Het laagste bijbemestingsadvies was dus voldoende. Een andere ervaring die ze deelde, was dat een hoger bijbemestingsadvies in de proeven niet noodzakelijk leidde tot een hoger nitraatresidu. Ze concludeerde hieruit dat het nitraatresidu sterk bepaald wordt door de basisbemesting. Te hoge giften spoelen te snel uit naar diepere lagen waar de plant niet bij kan, maar die wel mee genomen worden in het nitraatresidustaal. “Een verlaagde basisbemesting bij planten heeft dus impact op het nitraatresidu aan het einde van de teelt.”
Wat de adviessystemen betreft, stelde Lauren Verleysen nog dat voor de techniek met het nemen van bladsteeltjes en bladsap, de landbouwer zelf die stalen moet nemen. Dat is niet altijd even makkelijk én de stalen moeten naar labo’s in Nederland verstuurd worden. Binnen het demonstratieproject ‘Gefractioneerd bemesten van late aardappelen’ is het daar al misgelopen, met stalen die zoek gingen in de postverzending of extra kosten die nodig waren. Het is arbeidsintensief voor de boer en duur voor de analyse die je krijgt en waar vaak geen advies aan gekoppeld is.
De bodem en gewas analyseren leidt tot meer info, maar is de duurste optie en biedt niet meteen een grote meerwaarde. Dat deed Verleysen besluiten dat je met het klassieke bodemstaal nog altijd het beste af bent.
Loont bijbemesten?
Of gefractioneerd bemesten effectief loont, werd onderzocht in een demonstratieproject ‘Gefractioneerd bemesten van late aardappelen’ gefinancierd door de Vlaamse overheid en het Europees landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Het antwoord luidt zeer duidelijk: ‘ja’! Waar 70% van de basisbemesting werd gecombineerd met een 30% bijbemesting, werd dezelfde opbrengst genoteerd als waar de basisbemesting in één keer voor de volle 100% werd ingevuld. Er zijn zelfs proeven die soms een meeropbrengst lieten zien van fractioneren ten opzichte van niet-fractioneren.
Lauren Verleysen wees er ook op dat, afhankelijk van het jaar in hun project, werd gezien dat er 8 tot 18% meststoffen uitgespaard kon worden, omdat uit het bijbemestingsadvies vaak bleek dat de resterende 30% niet of in mindere mate nodig was. Dit leidde immers tot eenzelfde opbrengstniveau. De verlaagde basisbemesting + bijbemesting haalde doorgaans zelfs een lager nitraatresidu dan waar de basisbemesting volledig voor planten werd ingevuld.
In het Vlaio LA-traject ‘Minimax’ werd het effect van de bemesting op de mineralisatie onderzocht. Een voorlopige conclusie uit dit onderzoek is dat gefractioneerd bemesten ervoor kan zorgen dat er een hogere stikstofvrijstelling is dan bij een standaardbemesting die volledig voor het planten wordt ingevuld. Wanneer er bij planten minder werd bemest, werd in de proeven van Viaverda meer nettostikstofmineralisatie teruggevonden. Hier kan geconcludeerd worden dat men op lange termijn iets meer mineralisatie kan verwachten bij een verminderde bemesting.
Als verklaring hiervoor halen de onderzoekers aan dat bij minder bemesting, het microbieel leven op zoek gaat naar stikstof door meer organische stof te gaan mineraliseren en door hieruit dus meer stikstof vrij te stellen. Dat effect werd niet alleen in de aardappelteelt gezien, maar ook tijdens het telen van prei (proef Viaverda) en maïs (proef Hooibeekhoeve).
Andere mogelijkheden
Er zijn waarschijnlijk nog andere mogelijkheden om met de strengere bemestingsnormen in aardappelen om te gaan. Daarom werd ook het effect van biostimulanten in het Vlaio LA-traject project Koda onderzocht. Daar werd gewaarschuwd dat ze prijzig zijn en dat de kosten goed moeten afgewogen worden tegenover de eventuele positieve effecten van biostimulanten. “Vorig jaar in een eerste proefjaar kon de meerwaarde van diverse biostimulanten niet worden aangetoond.”
Ook nieuwe aardappelrassen bieden perspectieven om in te spelen op lagere bemestingsnormen. In het kader van het Vlaio LA-traject ‘Koda’ werd door Viaverda in 2024 een proef aangelegd waaruit bleek dat de rassen Alanis, Montis en Palace hogere opbrengsten haalden bij een gereduceerde bemesting, in vergelijking met de variëteiten Fontane en Invictus. Die eerst genoemde rassen lieten ook een lager nitraatresidu zien. “Het lijkt er dus op dat die rassen hun stikstof efficiënter gebruiken.”
Verleysen gaf aan dat de onderzoeksprojecten nog niet afgelopen zijn. Haar conclusies luidden wel duidelijk dat gefractioneerd bemesten zorgt voor een besparing van meststoffen, mét behoud van opbrengst en met een verlaagd nitraatresidu. Ze gaf verder aan dat minder bemesten zorgt voor meer mineralisatie doorheen het seizoen. “Je krijgt dus meer terug van je bodem als je minder bemest, zolang er voldoende organisch materiaal in de bodem aanwezig blijft.
Van biostimulanten wordt gezegd dat ze kunnen leiden tot een besparing op meststoffen, maar hun meerwaarde moet nog aangetoond worden. Nieuwe stikstofefficiënte rassen lijken een oplossing te bieden om in de toekomst minder te moeten bemesten”, concludeerde ze. De onderzoekers roepen de verwerkende industrie dan ook op om hier voldoende aandacht aan te besteden.