Startpagina Mechanisatie

Thibau Lambrecht zoekt onderdelen om pepe’s hakselaar te restaureren

We kwamen bij loonbedrijf Verhelst uit Kluisbergen terecht door een oproep van

Thibau Lambrecht. Hij is op zoek naar onderdelen om de hakselaar van zijn grootvader aan moeders zijde, Johan Verhelst, te restaureren.

Leestijd : 7 min

Thibau Lambrecht zit in het zevende specialisatiejaar Landbouwmechanisatie aan de Tectura- school in Gent. Voor zijn eindwerk werd begin dit schooljaar onder impuls van een leerkracht het idee uitgewerkt om de oude maïshakselaar van zijn grootvader Johan Verelst te restaureren. Deze stond al jaren overdekt gestald in een hoek van de machineloods onder een dikke laag stof. Na een dag poetsen was deze terug toonbaar. Het gaat om een zelfrijdende Laverda-veldhakselaar type TA 150 van bouwjaar 1975.

Restauratieproject in kader van eindwerk

De Italiaanse fabrikant ontwikkelde dit model in samenwerking met een ander bekend Italiaans bedrijf, namelijk Gallignani. Laverda baseerde zich voor de ontwikkeling van deze hakselaar op het onderstel van hun M 150-maaidorser. Gallignani leverde de hakselunit en een tweerijige maïsbek. De machine kwam in 1973 op de markt.

Er is het verlangen om de machine terug in orde te krijgen en om ermee te rijden tijdens de Werktuigendagen in Oudenaarde in september dit jaar. Er ontbreken echter nog onderdelen die niet meer in de reguliere handel verkrijgbaar zijn.

Momenteel is Thibau Lambrecht voor zijn eindwerk in zijn school de hakselaar van zijn grootvader aan het  restaureren .
Momenteel is Thibau Lambrecht voor zijn eindwerk in zijn school de hakselaar van zijn grootvader aan het restaureren . - Foto: Thibau Lambrecht

Welke onderdelen ontbreken er nog?

Thibau: Een slijpsteen voor de messen van de hakselkooi en een maïsbek. Dat mag een twee- of een drierijige uitvoering zijn. Voor de rest heb ik al heel wat benodigde onderdelen gevonden, zoals een nieuwe stuurcilinder. Pepe had zelfs nog nieuwe riemen liggen, die we terug gemonteerd hebben én we hadden zelfs nog 4 werkplaatshandboeken over de machine. Johan: We hebben meer boeken dan wisselstukken (lacht).

Hoe komt het dat de originele maïsbek er niet meer bij is?

Johan: Destijds is de maïsbek eraf gehaald om er een coupe op te monteren om gras of bladkolen mee te maaien, ook zwadmaaibord of natte grascoupe genoemd. We hadden toen zoiets van: die maïsbek gaan we nooit nog gebruiken, aangezien de evolutie in de landbouwmechanisatie volop bezig was en er altijd bredere maïsbekken kwamen. Ooit is dus die originele maïsbek op het bedrijf weggegaan...

Zijn er geen mogelijkheden om een replica te bouwen?

Johan: Als je restaureert, moet het echt zijn, authentiek, geen nabouw! Wat het plaatwerk of de carrosserie betreft, zouden we dat nog wel zien zitten om te doen. Wat het aandrijfgedeelte betreft, vind ik dat echter niet direct haalbaar om dat zelf te doen.

Hoever sta je al met de restauratie?

Thibau: We zijn eigenlijk al goed opgeschoten. Het volledige hakselaggregaat is nagenoeg in orde. We zijn de hakselkooi terug aan het monteren, er zijn nieuwe snijmessen en er is een nieuw tegenmes. De invoerrollen en tandwielkasten zijn gereviseerd. De uitwerppijp is nog goed. We zijn blij dat de machine al die jaren binnen heeft gestaan en dat het plaatwerk niet verroest is.

De eerste hakselaar van Loonwerken Verhelst is altijd goed bewaard gebleven, er ontbreekt jammer genoeg  nog een maïsbek.
De eerste hakselaar van Loonwerken Verhelst is altijd goed bewaard gebleven, er ontbreekt jammer genoeg nog een maïsbek. - Foto: Thibau Lambrecht

Gestart met loonwerk

Hoe is de Laverda-hakselaar in jullie bezit gekomen?

Johan: Ik heb die nieuw gekocht in 1975 bij Vandeponseele in Geraardsbergen. Die aankoop was de eerste stap richting loonwerk. Zelf was ik boerenzoon en we voelden op het landbouwbedrijf dat er vraag was naar loonwerk. In die periode kwam immers het telen van maïs verder in opgang.

Hoe evolueerde dan het maïs hakselen op jullie loonbedrijf?

Johan: Ik heb tot 1979 met de Laverda TA 150 gereden. Daarna kwam er een Laverda met een drierijige maïsbek, waar ik een viertal jaar mee gereden heb. Ik heb die machine zelfs eigenhandig stevig omgebouwd: de cabine naar voren gehaald, zodat er achteraan plaats was voor een kleine bunker om de gehakselde maïs op te vangen. De motivatie om dit te bouwen was dat het heel handig was om een perceel open te zetten. Ook het lossen met die bunker was heel efficiënt. Tijdens de bouw ervan hadden we niet gedacht dat er zo een snelle evolutie met steeds bredere maïsbekken zou zijn. Na Laverda werd Claas de leverancier van hakselaars. Eerst een SF 80 met een V10 Deutz-motor en een vierrijige bek. Nu hebben we er wel een beetje spijt van dat deze machine weg is. Hierna kwam er een Claas met een 6-rijïge bek, vervolgens een met 8 rijen en nu een Claas 900 Speedstar GreenEye met een 10-rijige maïsbek. Deze machine heeft een motorvermogen van 770 pk en een transportsnelheid van 40 km/uur. Voor het afvoeren hebben we nu 3 grote tandem silagewagens van Dewa en nog een oudere, iets kleiner exemplaar van Orka. Toen ik in 1975 gestart ben met het hakselen van maïs, was die teelt echt nog pril in ons land. Vroeg er toen iemand om 3 ha maïs te hakselen, dan was dat een grote klant en had je direct veel werk. Dan zijn de maatstaven nu toch wel wat anders.

Hoe ziet jullie eigen landbouwbedrijf eruit?

Johan: We zijn een gemengd bedrijf en melken net geen 100 Holsteins in een 2x10-visgraatmelkstal. Daarnaast hebben we een bouwplan dat bestaat uit gras, maïs, grove groenten en aardappelen. De primeuraardappelen rooien we zelf. De bieten en bewaaraardappelen laten we door een collega-loonwerker rooien. Dat is te moeilijk om zelf te doen, omdat we dan zelf met het hakselen van maïs zitten. Drijfmest injecteren op grasland laten we ook door een collega-loonwerker doen. Op bouwland spreiden we zelf open. We spreiden onze drijfmest maar pas na een mestanalyse. Zo weet je wat je naar het veld brengt. Wij gaan niet uit van ‘standaardwaarden’. In de landbouw is niets standaard! Het is ongelofelijk welke invloed het rantsoen heeft op de mest van de dieren.

Landbouw in de Vlaamse Ardennen

Hoe ziet de landbouw hier in de regio eruit?

Johan: Er zijn voornamelijk gemengde bedrijven in de regio waar akkerbouw gecombineerd wordt met melkvee of vleesvee. Bedrijven met varkens zijn in de minderheid. Wij zijn met het loonwerk zowel in Vlaanderen als in Wallonië actief. We zitten immers niet ver van de taalgrens. Toch merken we verschillen. Bijvoorbeeld: in Vlaanderen moeten we met de silagewagens meestal over de silo’s lossen. In Wallonië moeten we meestal lossen voor de silo. We zitten in de Vlaamse Ardennen, een streek die bekend is voor het wielertoerisme, denk maar aan de Ronde van Vlaanderen. Daardoor komen we heel wat fietsers tegen op de baan tijdens het uitvoeren van landbouw(loon)werk.

Op welk bodemtype zit jullie landbouwbedrijf?

Johan: Zandleem. In combinatie met een heuvelachtige regio zorgt dat ervoor dat erosie een aandachtspunt is én dat niet-kerende grondbewerkingstechnieken (NKG) worden toegepast. Zelf hebben we bijvoorbeeld een Paragrubber Eco ‘ondergrondwoeler’ van Kongskilde. Op één balk staan 6 tanden, die aan de onderzijde gebogen zijn. Zo wordt de bodem opgeheven, verdichte lagen gebroken, zonder ze te mengen. Deze machine kan tot 45 à 50 cm diep werken en kunnen we prima aan met de tractoren waarover we beschikken. Tevens kunnen een rotoreg en zaaimachine nog vlot aangekoppeld worden. Toen de machine hier nieuw is gekomen, werd ons door de leverancier gevraagd om ermee te gaan demonstreren op een demodag georganiseerd door de Vlaamse overheid in Huldenberg in 2014. Dat was een hele rit met de tractor naar ginder.

De diepwoeler van de familie Verhelst hier aan het werk op de erosiedemo van de Vlaamse overheid in 2014.
De diepwoeler van de familie Verhelst hier aan het werk op de erosiedemo van de Vlaamse overheid in 2014. - Foto: TD

Ondertussen sluit, naast kleinzoon Thibau, ook Johans zoon, Joz, zich aan bij het gesprek.

Joz: We hebben tevens aandacht voor onze bodem, door met brede banden onder onze tractoren en aanhangwagens te werken.

Paradepaardje

Wat zijn nu de kernactiviteiten van het loonbedrijf?

Johan: Hakselen, het zaaien van granen en maïs en het variabel strooien van kalk en meststoffen. Dat laatste is het paradepaardje van het bedrijf dat uitgevoerd wordt door mijn zoon Joz.

Vertel daar eens wat meer over?

Joz: De landbouwer laat zijn veld ‘scannen’ en op basis hiervan wordt een taakkaart gemaakt, die naar mij wordt doorgestuurd. Die kaart laad ik in op het RTK-gps-systeem van mijn tractor, zodat die de strooier kan aansturen met variabele afgifte. Het scannen, verwerken van de gegevens en het maken van de taakkaart laten we door iemand anders doen om de integriteit te bewaren. Het zou misschien niet correct overkomen als we dat als uitvoerder zelf zoudendoen. Er wordt van uitgegaan dat een bodemscan voor 5 jaar geldig is. In die periode zou ik toch minstens tweemaal op het perceel moeten passeren, afhankelijk van de teelt. Het doel is om naar zo een homogeen mogelijke situatie te gaan. We zien grote verschillen. Ik ben bijvoorbeeld op een perceel gaan strooien dat na een ruilverkaveling uit 8 ha bestond en dat voordien was samengesteld uit 10 verschillende veldjes. Het is ongelofelijk hoe die verschillen naar boven komen na een bodemscan en hoe deze via een taakkaart zichtbaar worden. Als mensen met mij meerijden, zijn ze stomverbaasd. Het ene ogenblik is de kar niet aan het strooien én 20 m verder strooit ze volop. In 2018 heb ik mij hiervoor een getrokken Kuxmann-strooier gekocht, die zowel meststoffen als kalk kan strooien. Het is een ‘weegstrooier’ die zijn lading weegt en die nagaat of hij een correcte dosis heeft gestrooid. Dit is een autokalibratiefunctie.

Ooit bouwde Johan Verhelst een Laverda-hakselaar om en voorzag hem van een bunker.
Ooit bouwde Johan Verhelst een Laverda-hakselaar om en voorzag hem van een bunker. - Foto: Familie Verhelst

Ik veronderstel dat je dan al eerder ervaring had met een gps-toestel?

Joz: Klopt. In 2012 heb ik een RTK-gps gekocht en ben ik die beginnen gebruiken om te zaaien. Onze maïsplanter heeft sectieschakeling door de gps aangestuurd. Je ziet hierdoor duidelijk een besparing op het gebruikte maïszaad. Ik schat dat op een perceel van 10 ha, als het geen rechthoek is, er wel eens 3 zakken maïszaad bespaard kunnen worden. Johan: De gps ontlast u visueel heel veel. Dat is echt nuttig geworden in de landbouw van vandaag.

Toekomst

Welke uitdagingen ondervinden jullie momenteel in de bedrijfsvoering?

Johan: Personeel vinden dat met de nieuwe technologie kan omgaan. Draai of keer het zoals je wilt, moderne techniek sluipt toch de tractorcabine in. Daar moeten de chauffeurs willens nillens in mee.

Wat mag de toekomst jullie brengen?

Johan: Vorig jaar hebben we door de weersomstandigheden een moeilijk voorjaar beleefd, met stevige pieken in het gras hakselen, meststoffen strooien en maïs zaaien. Om daar beter op te anticiperen, hebben we geïnvesteerd in een nieuwe maïsplanter, eentje van fabrikant Väderstad, waarbij het afleggen van het zaad, de meststoffen en het granulaat onafhankelijk van elkaar variabel wordt gedoseerd. Verder mag de toekomst uiteraard een maïsbek voor de Laverda TA 150 brengen, zodat onze Thibau zijn eindwerk goed kan afsluiten (lacht).

Wie Thibau verder kan helpen, kan hem contacteren via thibaulam2005@gmail.com

Tim Decoster

Lees ook in Mechanisatie

Meer artikelen bekijken