Startpagina Akkerbouw

Adviezen bij onkruidbestrijding in maïs

Onkruidbestrijding is een belangrijk aandachtspunt in de teelttechniek van maïs en staat voor tal van uitdagingen. Dit artikel focust op de beheersing van probleemonkruiden, zoals gierstgrassen, knolcyperus en doornappel, op basis van bevindingen van de werkgroep onkruidbeheersing maïs van het LCV.

Leestijd : 10 min

Door monocultuur wordt, op voornamelijk lichtere bodems, een toenemende onkruiddruk vastgesteld. Dat komt onder andere door een stijgende aanwezigheid van gierstgrassen (uitbreiding naar Oost- en West- Vlaanderen) en door de toenemende problematiek van knolcyperus, maar ook van doornappel of datura. De introductie van nieuwe gierstgrassen verergert deze problematiek alleen maar.

Verder verliezen producten hun erkenning, zoals metolachloor (Dual Gold en andere) in 2024. De combinatie van tritosulfuron + dicamba (onder andere Callam, Piorun, Frisk) mag nog uiterlijk tot 31 juli 2025 toegepast worden. Aan andere middelen worden ook meer en meer beperkingen opgelegd. Dit is het geval voor terbuthylazin en ook is de maximale dosering van mesotrione verlaagd voor tal van handelsproducten. In een dergelijke context en in het kader van de geldende IPM-reglementering is het belangrijk om nog meer aandacht te hebben voor goede landbouwpraktijken, de juiste productkeuze en het behandelstadium. We moeten ook tal van voorzorgen in acht te nemen tijdens de chemische bestrijding om de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelresiduen in het oppervlaktewater te voorkomen.

Puntvervuiling, bufferzones én driftreducerende doppen

Het respecteren van de 1 m teeltvrije strook; van de 1 m (andere oppervlaktewaterlichamen – paars) tot 3 m (VHA-waterlopen, blauw) pesticidevrije strook en van de 5/10 m bemestingsvrije strook ten opzichte van waterlopen en oppervlaktelichamen maakt onlosmakelijk deel uit van de regels op het vlak van conditionaliteit. We verwijzen hiervoor naar de website van de Vlaamse overheid, Agentschap Landbouw en Zeevisserij. Op fytoweb.be wordt duidelijk toegelicht wat verstaan wordt onder oppervlaktewater en bufferzones.

We moeten extra inspanningen doen om puntvervuiling te vermijden door zeer zorgvuldig te handelen vóór, bij en na het spuiten. Sinds 2023 moeten drifreducerende doppen van 75% gebruikt worden. Vanaf 2026 moet er 90% driftreductie gerealiseerd worden. Bij aankoop van nieuwe doppen kan men dus best al gaan voor die 90% driftreducerende doppen. Let ook op: voor bepaalde gewasbeschermingsmiddelen dien je nu reeds 90% driftreductie te realiseren. Deze productspecifieke bepalingen vind je terug op Fytoweb.be bij het betreffende gewasbeschermingsproduct.

Via geoloket Landbouw vind je de verschillende waterlagen en de impact op jouw bedrijf. Als we willen vermijden dat, naar analogie met terbuthylazin, nog technisch sterke bodemherbiciden aan zware beperkingen zullen onderworpen worden, moeten we met z’n allen inspanningen doen!

Basisaanpak geïntegreerde onkruidbeheersing

Onkruidbeheersing op basis van doelgerichte handelingen (IPM of Integrated Pest Management) blijft een must. Elke landbouwer die percelen aangeeft in de verzamelaanvraag en die professionele gewasbeschermingsmiddelen gebruikt op die percelen, zij het zelf via een loonwerker of via een andere landbouwer, moet verplicht aangemeld zijn voor IPM-controle bij een Onafhankelijke Controle Instantie (OCI) ( zie website Vegaplan). IPM zit vervat in Vegaplan.

Landbouwers die bijvoorbeeld suikerbieten of aardappelen hebben, zijn normaal al Vegaplan-gecertificeerd en dus ook in orde voor IPM. IPM zit echter niet in bijvoorbeeld Codiplan of IKM, deze landbouwers moeten zich dus afzonderlijk aanmelden bij een OCI.

Wat met de beheersing van gierstgrassen en kan een mechanische aanpak ?

Vanuit het oogpunt van IPM is bij het beheersen van gierstgrassen preventie zeker een belangrijk uitgangspunt. Uit proeven op de Hooibeekhoeve bleek dat het doorbreken van de maïs in monocultuur al direct kan leiden tot een veel lagere onkruiddruk.

Mechanische onkruidbeheersing zal in droge jaren zeker een positieve bijdrage leveren, maar vooral combinaties van chemische en mechanische onkruidbeheersing lijken de meest bedrijfszekere aanpak. Zo gaf een object met wiedeggen voor opkomst, gevolgd door een bandbespuiting en schoffelen na opkomst (3 passages) in het droge voorjaar van 2023 het beste resultaat in proef in vergelijking met de puur chemische schema’s.

In de praktijk wordt vandaag de dag nog meestal gekozen voor een volledig chemische aanpak. In dat geval geldt één zeer belangrijk basisprincipe: behandel vroeg. De meest zekere strategie bestaat hier uit een tweeledige aanpak waarbij gestart wordt met een toepassing in vooropkomst of een vroege naopkomst in het in het 1-2 bladstadium, aangevuld met een correctiebehandeling in het 3- (4) bladstadium. De vooropkomsttoepassing gebeurt het best onmiddellijk na het zaaien, gezien het zaaibed er dan nog vochtig bij ligt.

Toepassingen zoals Frontier Elite 1 l/ha tot 1,4 l/ha of, nog sterker, de combinatie van bijvoorbeeld Frontier Elite 0,8 l/ha + Adengo 0,25 l/ha met nog een sterkere werking tegen vingergrassen, lijken hierbij een goed vertrekpunt. Deze combinatie kan ook nog ingezet worden uiterlijk tot het 1-2 bladstadium.

In vooropkomst kan Frontier Elite ook nog gecombineerd worden met 2,5 l/ha Stomp Aqua in geval van een grote druk van melganzevoet. Na opkomst kan dan het best vroeg afgewerkt worden met combinaties op basis van tembotrione (bijvoorbeeld Laudis OD of WG afhankelijk van andere componenten in het mengsel) + nicosulfuron (bijvoorbeeld Samson 60 OD) of thiëncarbazone (bijvoorbeeld Monsoon Active TCMax) + een versterker (bijvoorbeeld Kart, Peak, Callam…) in functie van de overige flora. Deze correctie wordt dan ook het best eerder vroeg geplaatst en dit in functie van de ontwikkeling van de gierstgrassen. Na het 2 bladstadium van de maïs wordt de beheersing zo goed als onmogelijk.

Indien de vooropkomstbehandeling niet werd uitgevoerd, is het belangrijk om zo vroeg mogelijk na de opkomst van de maïs te behandelen (uiterlijk 3 bladstadium) met gelijkaardige combinaties, maar dan wel aangevuld met een bodemherbicide, zoals Frontier Elite 1 l/ha. Vaak zal dit evenwel niet voldoende zijn en lijkt een onderbladbespuiting in het 7/8 bladstadium aangewezen, wil men te veel overblijvende gierstgrassen vermijden. Bij een onderbladbehandeling moet men er wel rekening mee houden dat de werking trager verloopt en dat er ook nog op voldoende kleine onkruiden wordt behandeld.

Knolcyperus: neem het ernstig!

Knolcyperus blijft maar uitbreiden via grondverzet, niet-gecertificeerde compost, het niet reinigen van oogst- en grondbewerkingsmachines, contractteelt van wortel, bol- en knolgewassen... Knolcyperus kan zich vermeerderen via knollen, maar ook via zaden. Vandaag de dag is naar schatting al meer dan 35.000 ha besmet in België. Eenmaal op een perceel kan 1 moederknol bij een ongestoorde groei in 1 seizoen een haard van 60-80 cm diameter vormen. Na 3-4 jaar kan dit uitgroeien tot een aantasting van zowat 10 m². Via grondbewerking gaat alles nog een stuk sneller.

Knolcyperus niet bestrijden is geen optie!
Knolcyperus niet bestrijden is geen optie!

Uit de verslepingsproef door PVL (lopend Vlaio-project in verband met de beheersing van knolcyperus) bleek een versleping met een rotoreg tot 40 m voor te komen. Verder is het belangrijk om regelmatig je eigen percelen te controleren op de aanwezigheid van het onkruid. De onkruidwijzer van het LCV en talrijke andere bronnen kunnen je hierbij helpen. Knolcyperus kan verward worden met zeebies. Tijdige detectie kan veel verder onheil voorkomen, gezien bij een beperkte aanwezigheid nog verdere verspreiding kan vermeden worden.

Knolcyperus beheersen maakt al langer deel uit van de IPM-checklist, maar is sinds 2023 ook opgenomen in de regelgeving rond de conditionaliteit GLB. Er geldt een verbod op het telen van een wortel-, knol- en bolgewas op percelen die besmet zijn met knolcyperus. Een perceel besmet met knolcyperus is een perceel met meer dan 10 m² aantasting op het perceel. Indien er meer dan 10 knolcyperusplanten/m² staan of indien er een bedekkingsgraad is van meer dan 50%, zal deze m² in rekening gebracht worden.

Sinds kort is het toegelaten om op met knolcyperus besmette percelen maïs in monocultuur te telen op zandgrond tot wanneer het perceel vrij van knolcyperus is. Deze percelen moeten dan wel aangemeld worden bij het Agentschap Landbouw en Zeevisserij en worden dan aangeduid in de verzamelaanvraag. In de maïsteelt zijn er in vergelijking met andere teelten immers meer mogelijkheden naar chemische selectieve bestrijding toe. Besmette haarden inventariseren, machines reinigen en besmette percelen als laatste bewerken, is de boodschap.

Op percelen met een geïsoleerde beperkte aanwezigheid van knolcyperus kan overwogen worden om de haard voldoende diep (minimaal 50 cm) uit te graven en fytosanitair verantwoord af te voeren. Afhankelijk van de precieze locatie van de haard in het perceel is een herhaaldelijke mechanische en/of chemische zwarte braakbehandeling eveneens mogelijk.

Doornappel of datura in het kiemlobstadium.
Doornappel of datura in het kiemlobstadium. - Foto: LCV

Op percelen met een zware aanwezigheid van knolcyperus is een meervoudige aanpak belangrijk, waarbij ook mechanische onkruidbeheersing z’n plaats kan hebben. Dit kan enkel bij een vrij verspreide besmettingshaard, aangezien de factor versleping aanwezig is. Een behandeling met dimethenamid-p (bijvoorbeeld Frontier Elite 1,4 l/ha) in vooropkomst is een goed vertrekpunt, op voorwaarde dat dit zo snel mogelijk na de zaai wordt toegepast. Wanneer deze basis wordt gecombineerd met een toepassing in het 2-3 of 3-4 bladstadium en afgewerkt wordt met een onderbladbehandeling in het 8-10 bladstadium; telkens op basis van een combinatie van mesotrione en pyridaat; worden goede resultaten bekomen.

Let wel, er zijn beperkingen op de dosering van mesotrione-bevattende producten die erop neerkomen dat voor producten die bijvoorbeeld 100 g mesotrione/l bevatten, er met het oog op een beheersing van knolcyperus de erkende toepassing van 1 l/ha mag opgesplitst worden in 2 fracties van 0,5 l/ha. Dat kan dan telkens gecombineerd worden met bijvoorbeeld 450 g pyridaat (bijvoorbeeld Onyx 0,75 l/ha).

Er kan gesteld worden dat bij afwezigheid van een voorzaai of vooropkomsttoepassing een vroege toepassing in het 2-3 bladstadium met een bodemherbicide zoals pethoxamide (bijvoorbeeld Successor 1,5 l/ha) in combinatie met mesotrione en pyridaat, een meerwaarde is, ook naar de beheersing van andere onkruiden. Het best volgt er dan wel nog een onderbladbespuiting.

Mechanische onkruidbeheersing zal in droge jaren zeker een positieve bijdrage leveren, maar vooral combinaties van chemische en mechanische onkruidbeheersing lijken de meest bedrijfszekere aanpak.
Mechanische onkruidbeheersing zal in droge jaren zeker een positieve bijdrage leveren, maar vooral combinaties van chemische en mechanische onkruidbeheersing lijken de meest bedrijfszekere aanpak. - Foto: TD

Ook combinaties met mechanische onkruidbeheersing kunnen in droge jaren een meerwaarde betekenen. In 2022 in droge omstandigheden gaf één object volledig in naopkomst met een combinatie van 2 behandelingen van schoffelen en rijenbespuiting, afgewerkt met een onderbladbehandeling, een vrij goed resultaat. De schoffelmachine moet hierbij zo afgesteld worden dat de messen slechts enkele cm onder het grondoppervlakte lopen, om te vermijden dat er anders knolcyperusplanten gaan ophopen, waardoor knolletjes kunnen getransporteerd worden. De planten mogen dus ook niet te groot zijn, om een goed resultaat te hebben.

Doornappel of datura op de IPM- checklist!

Deze plant behoort tot de nachtschadefamilie en zowel zaden als de rest van de plant zijn in hoge mate giftig voor mens en dier. Er is ook Europese regelgeving van kracht via de gehaltes aan atropine en scopolamine die kunnen terechtkomen in de voedselketen. Doornappel kan laat kiemen en ontsnapt op die manier wel eens aan de aandacht. De plant kan vrij groot worden en de doosvruchten kunnen honderden zaden bevatten. Ze mogen totaal niet voorkomen in de teelt van aardappelen en in alle gewassen bestemd voor menselijke consumptie. Sommige teelten kunnen zelfs niet geoogst worden bij de aanwezigheid van dit onkruid.

Doornappel of datura in volwassen stadium.
Doornappel of datura in volwassen stadium. - Foto: LCV

Ook in maïskuil behoudt het zijn toxiciteit: 1 plant per 25 m² maïs kan na inkuilen en vervoederen al een dodelijke intoxicatie met zich meebrengen bij runderen (bron: Arvalis). De symptomen zijn zweten/droge muil en neusspiegel, rusteloosheid, gebrek aan eetlust, spasmen, snelle ademhaling/dood! Het komt erop aan om tijdig een dierenarts te consulteren (meer info op Rundveeloket.be). Analyse in maïskuil van de molecules atropine en scopolamine is mogelijk, labo’s zoals Eurofins, Ecca en Primoris kunnen dit uitvoeren.

Een zaaddoos van doornappel kan 500 zaden bevatten en één plant tot 5.000 zaden. Afhankelijk van de bron geeft men aan dat het zaad 10 tot 80 jaar kan overleven in de bodem. Dit toont duidelijk het belang aan van de beheersing! Sinds 2022 is het beheersen van datura opgenomen in de IPM-checklist als minor, om tegen 2026 een major verplichting te worden. Een overschrijding van 10 planten met zaden/ha wordt al aanzien als een non-conformiteit.

Het onkruid kan op het perceel terechtkomen via grondverzet, oppervlaktewater, onvoldoende gereinigde machines, reinigen beken… Vaak start een contaminatie aan de ingang van een perceel via een onvoldoende gereinigde oogstmachine.

Er moet steeds vermeden worden dat het in zaad komt. Het integreren van triketones in het schema is een belangrijk beginpunt, maar ook middelen zoals, Peak, Casper, Monsoon Active TCMAX, Auxo, Kart in het schema vormen een meerwaarde. Franse bronnen raden aan om een onderbladbespuiting uit te voeren in het 8-9 bladstadium om ontsnapte planten nog te kunnen beheersen.

De rol van bodemherbiciden op het vlak van nawerking is sowieso niet te onderschatten (bijvoorbeeld Frontier Elite, Adengo...), waarbij de meerwaarde van onder andere terbuthylazin tegen datura bewezen is. Er zijn echter belangrijke beperkingen op het gebruik ervan. Het verstoren van een herbicidefilm via mechanische onkruidbeheersing is voor datura dan weer niet aan te raden.

Het is aan te raden om ontsnapte planten op te sporen op je velden in de maand juni. Planten die nog geen bolsters/zaaddozen hebben, kunnen pleksgewijs behandeld worden met clopyralid (bijvoorbeeld Matrigon), maar de ontsnapte planten met zaaddozen uittrekken (mét handschoenen) en van het veld verwijderen en vernietigen is de beste aangewezen strategie. De plant zal immers verder afrijpen en de resterende energie naar de zaadvorming en -afrijping pompen. De plant laten opdrogen op het veld is dus geen oplossing. Enkel begraven op 1 m diepte of verbranden in een verbrandingsoven op hoge temperatuur (meer dan 1.000 °C) na afvoer via restafval kan de zaden vernietigen. De volgende alternatieven leveren geen oplossing of bieden allicht onvoldoende garanties: biovergisting, compostering (in geval van geen gecontroleerd proces/onvoldoende hoge temperatuur), inundatie.

Niet vergeten: bij het gebruik van terbuthylazin gelden beperkingen

Sedert 2015 geldt dat schema’s met terbuthylazin (Aspect T, Akris, Calaris, Gardo Gold…) op percelen grenzend aan oppervlaktewater enkel kunnen mits het respecteren van een begroeide bufferzone van 20 m. Recenter werden nog bijkomende beperkingen opgelegd (zie Fytoweb.be). Ter bescherming van het grondwater mag er maximaal 1 toepassing met terbuthylazin voorzien worden in een looptijd van 36 maand en dit voor een dosering van maximaal 750 g actieve stof/ha. Er moet ook een wachttijd gerespecteerd worden tussen de laatste toepassing en het zaaien of planten van volggewassen van minstens 12 maanden, behalve voor maïs, sorghum, miscanthus en lupine, waarvoor geen wachttijd vereist is, en behalve voor wortel- en knolgewassen, wortelpeterselie, wortelkervel, bieten, aardappelen, zoete aardappel, cichorei, grasland-weiland, raaigrassen en andere granen, waarvoor een wachttijd van 120 dagen vereist is. Met andere granen worden alle graangewassen behalve sorghum en maïs bedoeld. Dat zijn onder andere de volgende gewassen: tarwe, gerst, rogge, spelt, triticale, zoete maïs, haver,… .

Veel succes met de onkruidbeheersing in 2025!

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken