Complexe groenbemestermengsels leveren hogere opbrengst
Op het proefbedrijf biologische landbouw van Inagro werd in het teeltseizoen 2023-2024 een proef uitgevoerd waarbij de waarde van 4 vorstgevoelige groenbemestermengsels als tussenteelt na zomertarwe en voor witte kool werd onderzocht. Een tweede factor in de proef was de keuze van het tijdstip van het bemesten met runderstalmest; bij de inzaai van de groenbemesters (nazomer 2023) of bij het vernietigen van de groenbemesterresten (voorjaar 2024).

De keuze van het tijdstip van het bemesten met stalmest had geen significant effect. De marktbare opbrengst werd wel beïnvloed door de groenbemesterkeuze. Het gebruik van complexe groenbemestermengsels leverde de hoogste opbrengst op.
Stikstofbeschikbaarheid aansturen
Biotelers beschikken over heel wat instrumenten om de stikstofbeschikbaarheid op hun percelen aan te sturen en af te stemmen op de stikstofbehoefte van de teelt. Bemesting met stalmest of compost en fijn-
stelling met organische korrelmeststoffen of drijfmest liggen voor de hand en zijn 2 instrumenten die onderhevig zijn aan de mestwetgeving. Maar ook het tijdstip waarop een bepaald type bemesting wordt toegediend, het teeltplan, de teeltopvolging, de keuze en het management van groenbemesters en rustgewassen en de bodembewerking (tijdstip, type, intensiteit…) beïnvloeden in belangrijke mate de stikstofdynamiek op een perceel. Deze factoren worden vaak nog onvoldoende in rekening gebracht. Ze moeten ook worden afgestemd op andere kritische processen binnen het bedrijfssysteem (onkruidbeheersing, vochtregulatie, opbouw bodemstructuur…), waardoor soms ook compromissen nodig zijn.
Proefopzet
In het teeltseizoen 2023-2024 werd het effect van de groenbemestingskeuze (mate van diversiteit, aanwezigheid van vlinderbloemigen) en de keuze van het tijdstip voor het bemesten met runderstalmest (nazomer of voorjaar) op de plantbeschikbare stikstof tijdens het groeiseizoen en op de opbrengst van de volgteelt witte kool onderzocht. Vier vorstgevoelige groenbemestermengsels werden samengesteld. Het meest eenvoudige mengsel bevatte 2 niet-vlinderbloemige soorten: Japanse haver en phacelia. Ook in de andere, meer soortendiverse, mengsels kwamen die terug met toevoeging van de vlinderbloemigen zomerwikke, zomerveldboon en/of Alexandrijnse klaver. Verder werden ook de niet-vlinderbloemigen niger en vlas opgenomen bij de complexere mengsels. Niger is een erg vorstgevoelige plantensoort, die zich bij gunstige temperaturen snel kan ontwikkelen en die veel biomassa kan aanmaken. Vlas is een klein plantje dat bekend is als hoofdteelt voor de textielproductie, maar dat ook als groenbemester zijn nut kan hebben, onder meer in het aanvullen van de diversiteit. De referentie was een braaklegging in de winter.
De tweede factor was het tijdstip waarop bemest werd met runderstalmest. Daarom werden de groenbemesters in de nazomer van 2023 dubbel gezaaid: de helft in combinatie met een stalmesttoediening net voordien, de andere helft pas in het volgende voorjaar. Door vorst was een groot deel van de planten dan al afgestorven. Voor de bemesting werd van dezelfde hoop gebruikt die tijdens de winter werd bewaard. Dosering gebeurde op basis van totale stikstof en telkens na analyse.
Voorspoedig teeltverloop
De bemestingsproef werd aangelegd op een biologisch perceel van Inagro. De voorteelt in 2023 was zomertarwe. De zaai van de groenbemesters gebeurde op 29 augustus 2023, een dag na het bemesten van de helft van de objecten. De bodembewerkingen gebeurden niet-kerend (enkel diepwoelen en rotoreggen). Vanaf half oktober 2023 was het uitzonderlijk nat. Nadat vorst de mengsels grotendeels had doen afsterven, werd op 30 april 2024 de andere helft van de objecten bemest met het resterende deel van de mesthoop. Dosering gebeurde telkens na analyse om volgens advies 219 kg totale stikstof/ha te bemesten. Daarvan is mogelijk 66 kg/ha werkzaam (werkingscoëfficiënt 30% volgens de mestwetgeving). In 2023 werd zo 30 ton stalmest/ha toegediend, in 2024 was dit 25 ton/ha. Ook 2024 was natter dan gemiddeld. Het planten van de witte kool gebeurde op 24 mei. Door een beperkte stikstofbeschikbaarheid half augustus werd beslist om algemeen bij te bemesten met 50 kg stikstof/ha via een handelsmeststof (OPF) om een goede koolvorming te garanderen. De proefoogst vond plaats op 17 oktober. Gemiddeld werd 56 ton/ha geoogst.
Gebruik groenbemestermengels
Het tijdstip waarop bemest werd met runderstalmest had geen significant effect op de wittekoolopbrengst, op het verloop van de plantbeschikbare stikstof en op het nitraatstikstofresidu in het najaar. De eerstejaarswerking van stalmest is relatief beperkt. In een biologisch teeltsysteem, waarbij over de jaren heen regelmatig stalmest wordt toegediend, moet ook een significante werking van de giften uit voorgaande jaren in rekening worden gebracht. De keuze van het vorstgevoelige groenbemestermengsel had wél een duidelijke invloed. Braaklegging in de winter leidde tot een significant lagere productiviteit. Tijdens het groeiseizoen was voor de witte kool na braak minder stikstof beschikbaar. Bovendien, hoewel het nitraatstikstofresidu algemeen klein was in het najaar van 2023, bleef er ook een groter residu achter dat gevoelig is voor uitspoelen zonder groenbemester.
Een andere interessante trend: na een eenvoudig mengsel zonder vlinderbloemigen (phacelia en Japanse haver) was de productiviteit lager dan na een complexer mengsel met ook wat vlinderbloemigen. Een evenwichtige diversiteit aan soorten in het groenbemestermengsel, samen met extra stikstof gefixeerd uit de lucht door vlinderbloemigen, kan zijn meerwaarde hebben voor de integrale stikstofbeschikbaarheid.