Startpagina Melkvee

Zuivel heeft zijn plaats in een gezond voedingspatroon

Is dierlijke productie (melk en vlees) minder duurzaam dan plantaardige alternatieven? Bij veehouders – al dan niet in de korte keten – wordt die vraag steeds vaker gesteld. Om melkveehouders en zuivelverwerkers een houvast te bieden in deze discussie organiseerden VLAM en de Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie (BCZ-CBL) zopas een boerderijbezoek bij de Melkerhei in Neerlinter.

Leestijd : 4 min

Directeur Lien Callewaert van BCZ ging daar in gesprek met de Nederlandse professor Thom Huppertz, met Pieter Arnauts van hoeve de Melkerhei en met diëtist Michaël Sels van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen. “Duurzaamheid komt inderdaad steeds vaker aan bod tijdens gesprekken met klanten in de korte keten of bij bezoeken van groepen aan de boerderij en kaasmakerij en we horen dat ook bij onze collega’s in de korte keten”, vertelt Pieter Arnauts.

Afgestapt van emissie per kilogram product

Thom Huppertz opende het debat met een andere manier van het beoordelen van duurzaamheid. “Vroeger lag bij het vergelijken van dierlijke en plantaardige producten de focus vaak op de levenscyclusanalyse (LCA). Daarbij scoort melk, net als vlees, per kilogram product of per liter minder goed dan plantaardige alternatieven op bijvoorbeeld de uitstoot van CO2.”

Dat is volgens de Nederlandse professor echter niet altijd een correcte vergelijking. Melk bevat bijvoorbeeld vaak meer verschillende nutriënten, of in hogere gehaltes, wat we vereenvoudigd kunnen samenvatten als de voedingswaarde. Van plantaardige alternatieven moet je soms verschillende glazen drinken om een gelijkaardige hoeveelheid eiwitten en aminozuren van 1 glas melk te bekomen. Als je dan de CO2-emissies uitzet tegenover die voedingswaarde, kan melk duurzamer zijn dan de alternatieven.

Appelen niet met peren vergelijken

“Je moet vooral opletten dat je appelen met appelen vergelijkt en niet met peren. Als je een duurzaamheidsvergelijking voor melk en plantaardige alternatieven maakt, moet je een alternatief hebben met dezelfde nutriënten in dezelfde hoeveelheden als in melk”, stelt Thom Huppertz.

Professor Huppertz stelt daarom onder meer voor dat consumenten een nutriëntenprofiel maken per product: wat zit er in het product en hoeveel daarvan zit in een portie om aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid te komen. Dat kan je dan afzetten tegenover de impact op het milieu.

Met die aanbevolen hoeveelheden loopt het vandaag al niet zo goed voor zuivel, weet Lien Callewaert. In een gezond voedingspatroon zou iedereen dagelijks 250 tot 500 ml melk of melkproducten moeten consumeren. Slechts 12% komt aan die hoeveelheid, blijkt uit een recente studie. Tien jaar geleden was dat nog 18%.

Hele voedingspatroon bekijken

Lien Callewaert geeft – net als professor Huppertz – aan dat er momenteel verder wordt gekeken dan 1 product. “Duurzaamheid, gezondheid en voedingswaarde worden steeds minder vaak toegeschreven aan 1 product. Men bekijkt eerder het hele voedingspatroon, op een holistische manier.” Kaas werd vroeger om gezondheidsredenen met de vinger gewezen, omdat er verzadigde vetzuren in zitten, maar in een evenwichtig voedingspatroon is dat ene aspect eigenlijk veel minder een probleem.

“Als je in een voedingspatroon alle zuivelproducten vervangt door plantaardige alternatieven, dan verbetert de duurzaamheid van dat totaalpakket nauwelijks, terwijl wel de kostprijs stijgt. Ook bij vlees en plantaardige alternatieven zie je dat de prijs stijgt, maar is er wel een betere milieu-impact bij de plantaardige alternatieven”, stelt Thom Huppertz.

Huppertz voegt nog 2 belangrijke nuances toe aan het debat. “Een pak melk uit Vlaanderen is inzake duurzaamheid anders dan een pak melk uit Australië. En mensen overschatten vaak het belang van voeding in hun klimaatvoetafdruk. Slechts 15 tot 20% komt van de voeding.”

Onze melkveehouderij levert al heel wat inspanningen inzake duurzaamheid. “Uit vergelijkende data blijkt dat de Vlaamse melkveehouders wereldwijd aan de top zitten inzake duurzaamheid. De duurzaamheidsmonitor van BCZ toont dat de Belgische melkveehouders steeds meer duurzaamheidsmaatregelen nemen. Dat gaat van zonnepanelen en koeborstels tot alternatieve waterbronnen en voederefficiëntie”, duidt Lien Callewaert.

Bierdraf en batterij

Op de Melkerhei nam Pieter Arnauts al heel wat duurzaamheidsmaatregelen. Hij voert de koeien met onder meer bierdraf en perspulp, 2 nevenstromen uit de voedingsindustrie. Zonnepanelen en een boerderijbatterij maken de boerderij en de thuisverwerking van een groot deel van de melk tot kaas en desserts in de zomermaanden zo goed als zelfvoorzienend inzake elektriciteit. In de wintermaanden slaat de boer ’s nachts goedkope elektriciteit op in de batterij om de pieken overdag af te vlakken.

“Aan de beweiding houden we vast. In de weidemaanden kleurt onze boter geler en we vinden het mooi om te zien hoe dat product de seizoenen volgt, maar we zien dan ook een dipje in ons melkvolume. Toch gaan we door met de beweiding. We lieten recent een plan maken voor onze huiskavel van 17 ha. Daarvan is nu 10 ha verdeeld in 17 deelperceeltjes. Elke dag krijgen onze koeien – we melken er 65 – een nieuw perceel en pas na 18 dagen komen ze terug op een eerder aangedaan perceel”, verduidelijkt Pieter Arnauts.

Hybride producten

Hybride producten zijn de nieuwe hype in de retail. Daarbij wordt bijvoorbeeld klassieke zuivel of vlees gecombineerd met een deel plantaardige alternatieven. Diëtist Michaël Sels is fan. “Op deze manier kan de voedingsindustrie veranderingen in het voedingspatroon faciliteren die er spontaan veel moeilijker zouden komen.”

Melkveehouder Pieter is minder fan. “De producten die we hier zelf maken, zoals onze drinkyoghurt, daar zijn we fier op, omdat die niet ‘ultrabewerkt’ zijn. Als we die zouden gaan mengen met wel ultrabewerkte plantaardige alternatieven, dan zijn we dat verkoopargument kwijt. Maar ik vermoed dat dat bij vlees minder een probleem is.”

Ook Lien Callewaert heeft haar bedenkingen. “De consument weet wat gezonde en duurzame voeding is, maar maakt daarom niet altijd die keuze in zijn winkelkar. Smaak speelt eveneens een belangrijke rol. Op sectorniveau hebben de Belgische zuivelproducenten samengewerkt aan het geleidelijk terugdringen van het gehalte aan toegevoegde suiker. Op een bepaald punt zagen we producenten afhaken, omdat de consumenten afhaakten. De lat hoger leggen botst soms met de realiteit”, besluit Lien Callewaert.

Filip Van der Linden

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken