Startpagina Akkerbouw

Efficiënt nutriëntengebruik in plantaardige productie steeds belangrijker

Vlaanderen kent grote uitdagingen op het vlak van water- en luchtkwaliteit. Het is dus logisch dat ook de plantaardige sector intensief werkt aan haalbare oplossingen voor stikstof- en fosforverliezen. Tijdens een symposium in Leuven gingen specialisten uit het onderzoek, de industrie en de praktijk in op de uitdagingen rond de opname van nutriënten.

Leestijd : 7 min

Op het symposium, dat georganiseerd werd door de expertgroep Agrarische productie en Ecosfeer, de werkgroep plantenvoeding van ngenieursvereniging ie-net, formuleerden specialisten een antwoord op de vraag hoe we de opname van nutriënten kunnen verbeteren en hoe we verliezen kunnen beperken zonder in te boeten op de kwaliteit van landbouwproducten.

Peter Jaeken, secretaris-generaal van BELFertil (de Belgisch-Luxemburgse vereniging van de industrie van minerale meststoffen en biostimulanten), noemde nutriëntenefficiëntie een wereldwijde uitdaging. Zo put de regio Sub-Sahara Afrika door een gebrek aan voldoende nutriënten zijn bodems uit. Bevolkingsgrootmachten India en China gebruiken hun nutriënten dan weer relatief inefficiënt, hoewel China verbetering toont. De Verenigde Staten scoren het best qua nutriëntengebruiksefficiëntie, beter dan Europa.

Opbrengst blijft belangrijk

Geert Haesaert, professor-emeritus van de vakgroep Plant en Gewas, faculteit bio-ingenieurswetenschappen aan de UGent, onderzocht in opdracht van BELFertil de stikstofefficiëntie in Vlaamse teeltsystemen. Dat is een heel complex begrip. “We gebruiken immers diverse stikstofvormen als bemesting: organische en anorganische meststoffen, biologische stikstoffixatie, mineralisatie…”, stelde Haesaert. “Dat wordt allemaal in gang gehouden door omzettings- en afbraakprocessen, die dan weer het gevolg zijn van of beïnvloed worden door weersomstandigheden, bodemkarakteristieken… Ook het management door de landbouwer is echter belangrijk.”

Haesaert presenteerde een benadering van de stikstofefficiëntie op basis van publiek beschikbare data, hierbij gebruikmakend van diverse scenario’s bij de belangrijkste gewassen in Vlaanderen. De resultaten waren bevredigend, maar kunnen worden verfijnd via nieuwe data. “Weersomstandigheden spelen uiteraard een belangrijke rol. Zo bepalen factoren als droogte, hitte of te veel neerslag mee de seizoensgebonden variatie van de stikstofefficiëntie. Een trendlijn is het enigste waarop je je kan baseren, maar duidelijk is dat het opbrengstniveau een belangrijke rol speelt bij stikstofefficiëntie.”

Efficiënte bemesting met uitmuntende genetica

Roel Van Avermaet, technisch manager Zaden bij Syngenta, is actief in de commercialisering van granen en maïsrassen voor de Benelux. “Rassenveredeling evolueert heel snel op het gebied van stik-stofefficiëntie, ziekte- en virustoleranties… Dat brede pakket moeten we meenemen in onze genetica”, aldus Van Avermaet. “Bij hybride variëteiten trachten we de genetica zo goed mogelijk op te bouwen via bijvoorbeeld de merkertechnologie, om zo een betere opbrengst te verkrijgen. Daarnaast trachten we onze rassen ook te optimaliseren via precisietechnieken (bodemscan, satellieten, drones…). Met al die digitale technologieën samen bouwen we een proefveldnetwerk op.” Syngenta doet in Europa op 1805 locaties met digitale technologie onderzoek op haar rassen. Aan de hand van haar Europees R&D-proefveldnetwerk CropEx zal het bedrijf digitale data verzamelen om in de nabije toekomst een platform te creëren waarmee landbouwers met onder meer variabel zaaien en variabele spuitdoppen aan de slag kunnen.

Heterosiseffect

In 2024 lanceerde Syngenta met Hyvido Neo het eerste resistente hybride gerstras dat een antwoord biedt op het verdwijnen van neonicotinoïden. Bij de hybride rassen speelt Syngenta met het heterosis-effect. Daarbij zullen de nakomelingen van het ras het effect van het gemiddelde van een of meer eigenschappen van de beide ouders overtreffen. “Zo krijgen we robuustere, sterkere planten die een hoger opbrengstpotentieel hebben dan lijnvariëteiten”, stelde Van Avermaet.

Om contaminatie tegen te gaan, worden de ouderlijnen specifiek geteeld in gebieden waar er weinig gerst aanwezig is, zoals de Noordoostpolder en de Veluwe in Nederland. Dat is het grootste kweekgebied van ouderlijnen van Syngenta’s hybride gerst. Commerciële vermeerderingsvelden liggen meestal rond een fabriek waar er kan worden opge-schoond, getrieerd en opgezakt.

Betere stikstofefficiëntie

Volgens Van Avermaet levert hybride gerst niet alleen een betere stikstofefficiëntie, maar ook een goed opbrengstresultaat, lange zaaiperiode, de onderdrukking van onkruiden, een betere waterefficiëntie, ziektetolerantie en resistentie tegen het dwergvergelingsvirus BYDV (barley yellow dwarf virus). “Verder zorgt een superieur wortelstelsel voor sterkere stengels, een efficiënte stikstofoverdracht naar het graan en zo uiteindelijk voor een hogere graanopbrengst, een grotere biomassa en een hogere stikstofoutput met een lagere stikstofinput. Hybride gerst zal opmerkelijk meer wortels produceren, ook in natte en droge jaren.”

Meerjarige stikstofproeven op zand- en zandleemgronden in Duitsland toonden aan dat Hyvido hybride gerst stelselmatig iets meer opbrengst genereert bij lagere bemestingstrappen dan klassieke gerstrassen. “Ook 1 ton/ha meer stro is zeker haalbaar. Hybride gerst zorgt zo voor maximale flexibiliteit en voor een beter risicomanagement.” Samengevat biedt een hybride gerst volgens Van Avermaet een beter en uitgebreider wortelgestel, zodat meer en een betere opname van water en voedingsstoffen en een lagere stikstofgift mogelijk zijn. Zo kan je een hoger rendement per kilogram stikstof halen.

Efficiënt nutriëntenbeheer

Koen Vrancken uit Riemst teelt samen met zijn vader Mathieu naast aardappelen ook granen, suikerbieten, cichorei, uien, erwten en bonen. Hij schetste het efficiënt nutriëntenbeheer op hun akkerbouwbedrijf. In 2015 startte Koen een nieuw bedrijf in Riemst, vlakbij de taalgrens met Wallonië en de grens met Nederland. Hij probeert de diverse Mestbankaangiftes en verzamelaanvragen zoveel mogelijk zelf in te dienen, zodat hij op de hoogte blijft van de verschillende wetgevingen. “Een moderne boer is vooral een manager en bedrijfsleider”, trapte hij een open deur in. “Hij moet kunnen omgaan met personeel, boekhouding, elektronische facturatie… Verder ben je het best wat handig, ben je op de hoogte van precisielandbouw en gewasbescherming en kun je bemesten.” Koen probeert het 6J-principe – de juiste soort meststof, de juiste dosis, het juiste tijdstip, de juiste techniek, de juiste plaats en volgens het juiste teeltplan – toe te passen in de 4 seizoenen.

Akkerbouwer Koen Vrancken riep de Vlaamse overheid op om de lijst met VLIF-ondersteuning in de plantaardige sector uit te breiden.
Akkerbouwer Koen Vrancken riep de Vlaamse overheid op om de lijst met VLIF-ondersteuning in de plantaardige sector uit te breiden. - Foto: JVB

Seizoensactiviteiten

Koen overliep de seizoensactiviteiten op het bedrijf. “In de winter nemen we al diverse teeltbeslissingen. Zo brengen we de bodem op bepaalde percelen in kaart via een bouwlaaganalyse. Dit jaar lieten we ook een bodemscan van een perceel maken. We klepelen ook de groenbemesters – zodat we met een schoon, fijn zaaibed kunnen beginnen – strooien wat kali en doen voorbereidende grondwerkzaamheden. Voor uien en cichorei – fijnzadige gewassen – kiezen we ervoor om percelen vaak nog te ploegen. Sinds dit jaar hebben we ook een mestsilo, waarbij we een gedeelte van onze behoefte naar mest zelf kunnen indekken en de inhoud op voorhand exact kennen.”

“In de winter is je informeren over de gewijzigde actualiteiten al meer dan een halve dagtaak. Elke week verandert er wel iets. In de lente nemen we van bepaalde percelen meestal een stikstofindex om de bodemvoorraad te bepalen. Aardappelen als voorteelt levert een hoger stikstofadvies dan suikerbieten. Dit is niet wat je verwacht, daarom is een staal nemen belangrijk. Voor de bemesting gebruiken we naast de mest van onze mestsilo ook aangevoerde mest via forfaitaire normen. Verder bekalken we ook een beetje om de pH wat te optimaliseren.”

De zomer staat in het teken van bijbemesten, voor-al in aardappelen, maar ook in suikerbieten, en in het teken van het bemesten van de groenbemester en de bodem. “We maken dan ook het teeltplan op, bekalken en zaaien groenbemesters op maat. In de herfst oogsten we en leggen we beschermings-stroken aan. Het nemen van nitraatresidustalen is steeds een spannend moment door de correlatie met een grondbewerking en het koolstofgehalte. We zaaien ook groenbemesters in het kader van het beperken van het nitraatresidu, een minimale bodembedekking of erosie.”

Starten met precisielandbouw

Starten met precisielandbouw was voor Koen een goed voornemen voor 2025. “Bij de perceelskeuze om ervaring op te doen opteer je het best voor een perceel met veel variatie. Bij het bepalen van de doelstelling focuste ik op de maatsortering van hoevepootgoed, omdat we dat voor een deel vermeerderen. Daarbij waren meten en machines vaak niet het probleem, maar wel de kennis van de machines en het opmaken van de taakkaarten.”

Worstelen met dualiteit

Koen nam ook deel aan het Klimrek-project, waarbij er een klimaatscan werd gemaakt om de klimaat impact van diverse teelten op het bedrijf te bepalen. “Bij bewaaraardappelen was 13% afkomstig van meststoffen en 29% van veldemissies. Van die veldemissies was 6% op basis van CO2 (ureumgebaseerde meststoffen, zoals vloeibare stikstof) en maar liefst 94% lachgas, waarvan ongeveer de helft afkomstig was van minerale meststoffen. Die scoren naar klimaatimpact dus niet zo goed. Als we efficiënt willen bemesten, hebben minerale meststoffen wel degelijk hun plaats, maar als je kijkt naar de klimaatimpact, zou je met organische meststoffen moeten werken. Boeren worstelen vaak met die dualiteit”, liet Koen verstaan.

Uit een studie over de bemestingswaarde van houtkrullen, die Koen liet uitvoeren, bleek dat de mineralisatie de eerste 2 weken toenam, maar daarna afnam. “Je moet dat ingeven als type 1-meststof. Willen we efficiënt gaan bemesten in Vlaanderen, dan moeten we de juiste samenstelling van dierlijke mest kennen.”

Inzake biostimulanten vroeg Koen om hun aangetoonde werking te erkennen. “Men goochelt voortdurend met nieuwe biostimulanten, maar ze kosten veel geld en we weten er als boer nauwelijks iets van.”

Geen VLIF-ondersteuning

Tot slot riep Koen de Vlaamse overheid op om de lijst met VLIF-ondersteuning in de plantaardige sector uit te breiden. “In vergelijking met de dierlijke sector kunnen de producenten in de plantaardige sector zeer weinig nieuwe technieken aankopen met behulp van VLIF om onze gewassen te monitoren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een drone of gewassensoren. Daar kan dus nog aan worden gewerkt als we naar een efficiënter nutriëntenbeheer willen evolueren.”

Meer info over dit symposium vind je hier.

Jan Van Bavel

Lees ook in Akkerbouw

Milieuverenigingen tevreden met gelijk in rechtbank over Vlaamse wetgeving rond pesticiden

Akkerbouw De 5 milieuverenigingen die een rechtszaak aanspanden tegen het Vlaamse Gewest in verband met pesticidegebruik zijn tevreden met de uitspraak van de rechter. De Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg in Brussel oordeelde op 15 december dat Vlaanderen bepaalde Europese verplichtingen inzake pesticidegebruik die vervat zijn in de zogenaamde Habitat 1- en Pesticidenrichtlijn, niet volledig heeft opgenomen in zijn wetgeving.
Meer artikelen bekijken