De koeien moeten ouder worden. Verder wil ik ook de productie per koe nog opdrijven. Eigenlijk ben ik al blij dat alles nu een beetje klaar is op het bedrijf”, antwoordt melkveehouder Rob Van Creij wanneer ik hem vraag hoe hij de toekomst van zijn bedrijf ziet. “Toch durf ik nog te dromen van uitbreiding. Ik heb de vergunningen. Dit is gewoon niet het moment”, geeft hij toe.
Tijd heeft hij nog. Rob is jong, amper 28 jaar. Voor zijn bedrijf ziet hij niets in weidegang, korte keten of bio. Zijn pad is de intensieve melkveehouderij. Hij is daarbij niet blind voor het aspect duurzaamheid. Eerder dit jaar plaatste hij emissie-arme vloeren in de nieuwste stal. “Goed, hier is het verplicht, maar zelfs als dat niet zo was hadden we deze vloer gelegd. Wat een verbetering. Het is trouwens een Belgisch product, wist je dat?”
Diergezondheid
Een andere pijler van duurzaamheid op het bedrijf is diergezondheid. Op een intensief bedrijf met 350 koeien is dat geen sinecure. Veearts Wilco Boet werkt nauw samen met de familie Van Creij. Elk jaar stelt hij een gezondheidsplan en een behandelplan op. Dat is nu eenmaal verplicht in Nederland sinds 2012.
Specialer is dat hij en Rob elke drie maanden samenzitten met de voederleverancier, de vruchtbaarheidsspecialist van het KI-bedrijf en de rest van het gezin om te kijken wat de problemen zijn, hoe ze die kunnen bijsturen en wat ze extra kunnen doen om ziekte te voorkomen. Ten slotte brengt veearts Wilco elke week een bezoek aan het bedrijf om de praktische zaken aan te pakken en voeling te houden. Het hele systeem is gericht op preventie. Robs broer Jeroen lacht wanneer ik vraag hoeveel die intensieve samenwerking het bedrijf kost. “Wilco kost ons geld, maar zieke koeien nog veel meer.”
Minder antibiotica
Wilco werkt al sinds 2012 nauw samen met Rob. Hij schat dat ze er in die zes jaar samen in geslaagd zijn om het antibioticagebruik met de helft terug te dringen. “Als een koe met mastitis niet reageert op het antibioticum dat ik toedien, kijken we eerder naar hoe het beter kan in de melkstal dan naar steeds weer andere antibiotica. In het geval van E. coli zie je de symptomen vaak pas wanneer de bacterie al dood is. Het beste wat je dan kan doen is de koe ondersteunen met voldoende water, een ontstekingswerend middel ...”, legt hij uit.
Ook Rob is blij dat zijn koeien minder antibiotica krijgen: “Als er in de melk zit mag ik die niet leveren. En als er minder resistentie voor is, is dat beter voor de koeien die toch ziek worden.”
Melkcarrousel
Bij het droogzetten werkt Rob selectief. Hij gebruikt dus antibiotica voor hij de speen afdicht met een teat sealer, tenzij de bewuste koe een erg laag celgetal heeft.
De familie Van Creij installeerde een melkcarrousel met 34 plaatsen. Vader Arie vertelt dat ze elke speen zorgvuldig kuisen, met een proper papiertje voor elke koe. En het gaat nog snel ook. Op 2 uur tijd melkt één persoon de hele kudde. s’ Ochtends is dat Jeroen, s’ avonds Rob. “Ze werken 150 koeien af per uur. ‘s Avonds om 20u is het dan ook echt klaar”, maakt Arie zich sterk.
De jongens zagen een melkrobot niet zitten. “We zouden er sowieso zes moeten plaatsen, dan scheelt er elke avond wel iets”, legt Rob uit.
Exacte hoeveelheid antilichamen
De put van de oude melkcarrousel is nu gevuld met stro. Koeien op het einde van de dracht wachten er de geboorte van hun kalfjes af. “De meeste problemen op dit bedrijf hadden te maken met de kalveren”, weet Wilco. Hij vaccineert de drachtige koeien enkele weken voor afkalven tegen rota- en coronavirus en E. coli.
Meteen na afkalven gebruikt de familie het ColoQuick-systeem om te bepalen hoeveel antilichamen de verse biestmelk bevat. De kalfjes krijgen dan de juiste hoeveelheid binnen, eventueel aangevuld met voorraden uit de diepvries.
Kalvermanagement
Op dit bedrijf vind je geen typische witte plastic kalverhokjes terug. “Hun hokken hebben een lattenbodem en stro. Zo liggen ze nooit nat. Het klimaat is er ook beter dan in zo’n wit kapje. Warmer in de winter, en minder warm in de zomer. Het is duurder, maar je verliest minder kalveren, en de dieren liggen beter”, straalt Arie. Vooraan staat een notitiebord, waar op staat wie wat deed, en wat er nodig is. “De jeugd is dat soort management gewoon, en zo moet het ook als je samen op een groot bedrijf werkt”.
Van 40 naar 350
Stierkalfjes gaan na 12 dagen weg, vaarskalfjes mogen blijven tot ze 4 maanden oud zijn. De opfok gebeurt op een ander bedrijf. Momenteel heeft Rob daar zo’n 400 kalveren zitten. Op dat bedrijf gebeurt ook de inseminatie. Een maand voor de vaarzen uitgerekend zijn komen ze dan terug bij hem.
“Kalven doen ze voor het eerst op 22 à 23 maanden”, beschrijft Arie. “De melkkoeien verlaten de kudde gemiddeld wanneer ze 5 jaar oud zijn. We hebben een vervangingspercentage van 30 %.”
Arie zelf startte het bedrijf op. “Ik boer nu 38 jaar. Op mijn bedrijf hield ik zo’n 40 koeien. Op een dag maakten de jongens duidelijk dat ze wilden opvolgen, dus toen ging ik fors investeren.” Waarom wilden ze zo graag opvolgen? “Tja, het zit in de genen, hé”, lacht hij.
Goede investeringen betalen zichzelf terug, vindt Arie. Deze vijf tips vormen alvast een kompas naar een gezondere kudde.
Werk aan gezondheid
Beperk je niet tot ziektebestrijding. Laat de dierenarts niet alleen bij problemen opdraven. Bespreek of hij of zij mee wil stappen in een algemene gezondheidsaanpak, en hoe dat er zou uitzien. Wilco en Rob zijn beiden tevreden met hun regeling: jaarlijks een plan opstellen, driemaandelijks overleg en wekelijks een bezoekje.
Begin zo vroeg mogelijk
Aandacht voor de gezondheid van het kalf begint bij Rob al voor de geboorte, met de vaccinatie die drachtige koeien krijgen. Gezonde vaarskalveren produceren later meer melk.
Zorg voor comfort
Robs kalverhokjes bieden de kalfjes meer comfort: de temperatuur is aangenamer en ze liggen droog.
Vermijd tekorten
Rob weet hoeveel antilichamen zijn kalfjes krijgen bij de geboorte. Ook bij de opfok letten hij en zijn familie goed op.
Overleg
Belgische melkveehouders krijgen van iedereen advies, niet gespeend van commerciële boodschappen. Erfbetreders die je vertrouwt, die doorgaans goed advies hebben, kan je betrekken in het overleg. Diergezondheid is geen zaak van jou en je dierenarts alleen. Denk aan voeder, stalcomfort, looplijnen ...