Startpagina Economie

Topman voederbedrijven Arvesta verwacht consolidatieslag

De voederbedrijven van Arvesta zijn in België marktleider. Algemeen directeur Dirk Van Thielen ziet het voederbedrijf verder groeien door zowel binnenlandse als buitenlandse expansie. Naarmate landbouwbedrijven groter worden, kiezen ze vaker voor een grote leverancier die meer advies en producten met toegevoegde waarde zou kunnen bieden.

Leestijd : 8 min

Arvesta realiseert een jaaromzet van circa €1,4 miljard. De helft van de omzet is afkomstig van de veevoederbedrijven die onder de groep vallen, waarvan Aveve Voeders het grootst is. Bedrijven van de groep die zich niet met voeders bezighouden zijn onder meer Sanac, Hermoo, John Deere-importeur Cofabel en de Aveve-winkelketen.

Dirk Van Thielen staat aan het hoofd van de diervoederactiviteiten van Arvesta. In een interview met Landbouwleven schetst hij het werkveld, de uitdagingen en ambities van het bedrijf.

Dirk Van Thielen is in de voederwereld een echte veteraan. Hij werkt sinds bijna 32 jaar  bij Arvesta.
Dirk Van Thielen is in de voederwereld een echte veteraan. Hij werkt sinds bijna 32 jaar bij Arvesta. - Arvesta

Wat is precies het marktaandeel van Aveve Voeders?

“Arvesta zet op jaarbasis ongeveer 1,9 miljoen ton mengvoeder af onder verschillende merken zoals Aveve, Dumoulin, Spoormans, Voeders Dick, ... Daarvan wordt circa 1,3 miljoen ton in België verkocht. Op een totale marktomvang van circa 6,6 miljoen ton komt dat neer op een marktaandeel van ongeveer 20%. Natuurlijk zijn er verschillen per diergroep. Het percentage ligt het hoogst bij voeders voor de rundvee- en de paardenhouderij, namelijk hoger dan 30 %, terwijl deze bij varkens- en pluimveevoeders lager dan 20% ligt.”

U bent daarmee de grootste speler in de markt.

“Uiteindelijk zijn we met 20% wel de grootste, maar er is voldoende concurrentie. De Belgische veevoedermarkt is nog sterk versnipperd. Vergelijk België eens met Nederland: in België zijn nog ongeveer 120 veevoederbedrijven, in Nederland zijn dat er 60. En dat terwijl de Nederlandse markt dubbel zo groot is. De gemiddelde omvang van een veevoederbedrijf in Nederland is dus vier keer zo groot als in België. De Nederlandse top drie van ForFarmers, Agrifirm en De Heus zijn samen goed voor ruim 60%. In België is de top drie goed voor 35%.”

Oud-directeur Dick Kroot van Boerenbond Deurne (NL) zei enkele jaren geleden dat 500.000 ton voor een moderne mengvoederfabrikant de minimale omvang is. Heeft hij gelijk?

“Ik kan geen uitspraak doen over welk minimumvolume nodig is om als veevoederbedrijf te overleven. In West-Vlaanderen bijvoorbeeld zijn er een aantal familiebedrijven met een specifieke marktaanpak en bijhorende resultaten. Tegelijk moeten we realistisch zijn, en verwacht ik wel dat er nog een consolidatiegolf zal volgen. Een bedrijf dat op jaarbasis 200.000 ton produceert, haalt in België nog de top 10. Er zijn maar 30 spelers die meer dan 50.000 ton op jaarbasis produceren.”

Heeft het bepaalde voordelen om groot te zijn?

“Schaalgrootte heeft zeker een aantal voordelen. Grotere bedrijven kopen grotere volumes grondstoffen, en kunnen per ton een lagere prijs bedingen. Daarnaast heeft een bedrijf met een grotere totale omzet en winst ook meer mogelijkheden om te innoveren, om nieuwe en optimale veevoeders te formuleren. Zo hebben we een serie innovatieve producten kunnen ontwikkelen.” (zie kader)

Dus u gaat op het overnamepad? Of verkiest u organische groei?

“Organische groei is de absolute prioriteit, maar Arvesta kijkt zeker om zich heen als het over acquisities gaat. De versnippering biedt mogelijkheden tot verdere groei. Anderzijds is het niet evident want, zoals ik al zei, zijn veel bedrijven klein. Om substantieel te groeien moet je dus al snel meerdere bedrijven overnemen, die allemaal weer anders in elkaar zitten qua productie, logistiek en boekhouding. Het zijn bovendien vaak familiebedrijven. Er zit dus gevoel achter; men is niet zomaar te koop. Arvesta wil dus duidelijk groeien, zowel organisch als via acquisitie, ook al staan de voerbedrijven van Arvesta samen reeds in de top 15 in Europa.”

Voor groei in België ziet u nog ruimte. Zo ook over de landsgrenzen?

“Onze basismarkt blijft hoe dan ook België, maar tegelijkertijd zijn we zeker internationaal gericht, en dan in eerste plaats in onze buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland. Onze ambitie is om te blijven groeien op deze markten. Dat hoeft niet per se door middel van overnames. Zo hebben we een nauwe samenwerking met Voergroep Zuid, een coöperatie in Zuid-Nederland waarvoor we rundveevoeders maken. Arvesta is in elk geval niet krampachtig of koortsachtig op zoek naar mogelijke overnames.”

ForFarmers kocht Algoet en kondigde aan nu de nummer twee te zijn in de markt. Ze willen nog verder groeien. Was u zelf in de markt voor Algoet en vreest u ForFarmers als concurrent?

“Arvesta zelf was niet in de markt voor Algoet. ForFarmers wordt door de overname een beetje sterker in België, maar we hebben daar geen probleem mee. Misschien wordt zo een consolidatiegolf mee op gang getrokken.”

Hoe ziet u de dieraantallen in België, kortom uw afzetmarkt, de komende periode ontwikkelen?

“In de afgelopen dikke 10 jaar zijn het aantal dieren en de geproduceerde hoeveelheid melk zo goed als gelijk gebleven. Daarbij moet opgemerkt worden dat in 2018 de varkensstapel wel licht is gekrompen. Ik zie geen evolutie zoals in Nederland, waar dieraantallen mede door hele specifieke fosfaatwetgeving maar ook beperkingen op nieuwbouw in het zuiden van het land lijken te gaan dalen. Het aantal bedrijven daalt wel, met zo’n 3% per jaar. Ik denk dat deze ontwikkeling richting grotere en meer professionele bedrijven ons in de kaart speelt.”

En deze ontwikkeling speelt u ook in de kaart?

“Grotere, meer professionele bedrijven vragen vaker bedrijfsspecifieke oplossingen en naast het beste veevoeder ook gespecialiseerd advies. Juist hierin blinkt Arvesta met zijn verschillende merken uit. We kunnen bovendien een totaaloplossing bieden. Naast het mengvoer kunnen boeren bij ons ook terecht voor zaden, meststoffen, plantenbeschermingsmiddelen en zelfs tractoren. Verder maakt ons bedrijf Aveve Biochem additieven en kunnen collega’s en boeren bij ons ook bijvoorbeeld specialiteiten bestellen.”

Arvesta heeft de productie van premixen en concentraten niet in eigen hand, zoals Agrifirm.

“Een vaste samenwerking zoals ForFarmers met Trouw Nutrition, heeft Arvesta niet. Die samenwerking was ook onderdeel van de overname van Hendrix UTD door ForFarmers, en is daarna vanwege succes voortgezet. Arvesta bindt zich niet aan één leverancier, maar koopt van meerdere partijen, zoals Nuscience, Inve, Trouw, DSM,... Soms zijn dat contracten voor een jaar, maar soms schrijven we ook tenders uit. Het mag ook niet te gemakkelijk gaan; we willen ze wel af en toe wakker schudden. Het is voor ons de gulden middenweg: wel samenwerken, maar geen exclusieve afspraken.”

Daar wordt van beide kanten niet moeilijk over gedaan, producten kopen van de directe concurrent?

“Nuscience is inderdaad van Agrifirm, maar die sluit andere afnemers niet uit – zoals Aveve Biochem ook andere bedrijven niet uitsluit. Waar op het terrein van mengvoeder op het scherpst van de snede wordt geconcurreerd, zijn we wat andere producten betreft te afhankelijk van elkaar, om het zo hard te spelen dat een concurrent niet kan kopen.”

De agrarische grondstoffenhandel is voor een groot deel in handen van bedrijven als ADM, Bunge, Cargill en (Louis) Dreyfus. Hebben zij niet te veel macht om prijzen te zetten?

“De concentratie in de grondstoffentoevoer is niet abnormaal. We spreken over een wereldmarkt en over grondstoffen. Bovendien zijn er naast de vier grote spelers die u noemt nog genoeg andere, meer regionaal gerichte leveranciers. Denk aan het Rotterdamse Cefetra en VandenAvenne Commodities in Gent. Soms ook koopt Arvesta rechtstreeks granen van Franse coöperaties. Ik geloof niet dat de grondstoffenhandelaren de macht hebben om de prijzen te bepalen. In dat opzicht hebben we meer last van financiële speculatie.”

Kunt u dat uitleggen?

“Vroeger waren op de termijnmarkten van bijvoorbeeld Chicago en Parijs vooral partijen actief die risico’s wilden indekken. Prijzen waren gebaseerd op de fysieke markt, dus op de daadwerkelijke productie en vraag naar grondstoffen. Sinds vooral de financiële crisis van 2008 zijn financiële speculanten zich steeds meer gaan roeren in het spel. Zij wachten niet op een boot of vrachtwagen met graan of soja, maar zien het louter als een handelsproduct. Over de langere termijn blijft de fysieke markt leidend, maar binnen een seizoen neemt de volatiliteit wel toe. Elke ton maïs die geproduceerd wordt, gaat 20 keer over de virtuele toonbank. Daarmee is het moment van aankoop van grondstoffen voor ons veel belangrijker geworden.”

Hoe gaat u als bedrijf om met die volatiliteit?

“Arvesta werkt met een team van vier gespecialiseerde inkopers die voortdurend de internationale markten volgen. Dat gaat zo ver dat ze continu online alle markten, marktomstandigheden en prijsevoluties volgen en op die manier permanent in beeld zijn van bv. de maïsoogst in het Middenwesten van de VS of de voorraadsituatie in China. Daarnaast houden ze de wisselkoers in de gaten; omdat veel handel in dollars gaat, maakt de wisselkoers van de euro en dollar een groot verschil.”

Is het ook deze groep die de rekensom maakt en bepaalt welke grondstoffen nu voordeliger zijn in de mix?

“Weer een ander team maakt elke 14 dagen met de cijfers in het achterhoofd de berekening welke grondstoffen we het beste kunnen gebruiken voor het formuleren van producten. Daarbij is veel gebetonneerd. Zo wordt nooit een concessie gedaan aan de nutritionele waarde en wordt rekening gehouden met de benodigde fysische kwaliteit. Sommige grondstoffen zijn inwisselbaar, maar afhankelijk van het voer gelden voor bijvoorbeeld maïs of gerst dan weer minimumpercentages om de (fysische) kwaliteit te bewaren.”

Hoe ziet u de biologische markt evolueren?

“De biologische markt is goed voor een marktaandeel van minder dan 5%. Het percentage groeit wel, maar biologische voeders blijven een niche. De biologische veehouderij zal nooit heel groot worden (zeker niet in Vlaanderen), omdat het concept neerkomt op een duurder productiesysteem. Die meerkosten komen nog bovenop de toch al hoge kosten voor grond, arbeid en kwaliteitseisen die in België worden gemaakt. De koopkracht van mensen is bovendien niet toereikend voor een groot biologisch marktaandeel. Tegelijk moet ik opmerken dat de biologische sector wel ecologisch nuttige en economisch implementeerbare technieken introduceert die in de gangbare sector worden overgenomen. Daarbij kun je denken aan het VLOG-concept en ggo-vrij vlees.”

Ze speelt een rol die aanzet tot innovatie?

“Ja, de sector kan een inspiratie zijn voor de gangbare sector. Die laat zelf ook toenemend zien dat duurzame conventionele landbouw ook ecologisch haalbaar is. Kijk bijvoorbeeld naar dossiers als het verbod op branden van snavels bij leghennen, weidegang bij melkvee, meer natuurlijk licht in stallen, meer ruimte, loslopende zeugen, het nakend verbod op onverdoofd castreren bij varkens,… Ik vind oprecht dat we kunnen spreken van een diervriendelijke landbouw. De boer houdt van zijn stiel en van zijn dieren. Een dier dat zich goed voelt, presteert ook beter. Het moet wel een evolutie zijn en geen revolutie.”

Hoe is het prijsverloop van mengvoeder, en hoe snel worden deze doorberekend?

“Prijzen zijn trendmatig gestegen in de laatste twee of drie maanden. Als we een gewogen mix nemen, is er sprake van een prijsstijging van circa 30 euro per ton ten opzichte van 12 maanden geleden. We verwachten voor de komende maanden een vrij stabiele markt, met enkele euro’s erbij of eraf, maar niet veel meer. Prijzen worden nooit direct doorberekend. Prijzen worden vertraagd en gedeeltelijk aangepast. In feite vormen wij een soort buffer tussen de beweeglijke grondstoffenmarkt en de landbouwers. Het is niet in ons belang om onredelijke marges te nemen. We zijn met het oog op de lange termijn gebaat bij een sterke veehouderij.”

JCB

Lees ook in Economie

Meer artikelen bekijken