Startpagina Varkens

Slachthuispolemiek vertelt veel over onze relatie met voedsel en landbouwers

Onder geen enkele ethische invalshoek valt goed te praten wat er in het slachthuis van Tielt is gebeurd. Dat is ook de conclusie van Stef Aerts, docent ethiek aan de Odisee Hogeschool in Sint-Niklaas. “Manifeste onwil ten opzichte van de wet”, zo is zijn duidelijk oordeel. Maar het probleem zit ook dieper. “We behandelen de markt van het voedsel zoals die voor spelconsoles of stylo’s, en dat is gewoon fout. Er moet niet meer voor dierenwelzijn betaald worden, maar meer voor voedsel”.

Leestijd : 10 min

Net toen de hetze rond de wantoestanden in het Tielts slachthuis losbarstte, gaf Stef Aerts een gastles aan studenten bio-ingenieur van het gelieerde KU Leuven over het dierenwelzijn bij slacht. En dat blijkt lang niet zo simpel als gedacht. “Er zijn vier bedwelmingsmethoden en geen een ervan is feilloos. Maar je moet een goed backupsysteem hebben dat deftig werkt. De afwezigheid hiervan is wettelijk noch ethisch.”

Laten we beginnen bij de basis. Hoe gebeurt het slachten en bedwelmen in een slachthuis?

Stef Aerts (SA): “Er zijn voor de grote diercategorieën vier toegelaten technieken: niet penetrerende kopslag met een ijzerbout (vooral bij runderen), penschiettoestel dat wel de schedel doorboort, elektrische bedwelming en gasbedwelming.”

Je spreekt over bedwelming; het hart van het bewusteloze dier moet blijven slaan om goed te kunnen uitbloeden?

SA: “Neen, onderzoek toont niet aan dat dit zou leiden tot een significant betere uitbloeding. Er zijn varkensslachthuizen waarbij een elektrode op het hart geplaatst wordt, zodat het hart onmiddellijk stopt. En alle kippen worden geëlektrocuteerd door een stroomstoot die van hun poten naar hun kop gaat en dus ook door het hart, en die bloeden toch ook uit.”

Mensen nu zullen eerder ‘hond’ en ‘kat’ noemen als dier dan ‘koe’ of ‘varken.’ Het referentiekader  bepaalt ook de manier waarop je naar dieren kijkt.
Mensen nu zullen eerder ‘hond’ en ‘kat’ noemen als dier dan ‘koe’ of ‘varken.’ Het referentiekader bepaalt ook de manier waarop je naar dieren kijkt.

Als de bestaande technieken op punt staan en wettelijk geregeld zijn, hoe kan het in de praktijk dan toch zo fout lopen?

SA: “Er kunnen tal van redenen zijn. Uiteraard moeten de technische installaties op punt staan en goed onderhouden worden, maar ook ras kan een rol spelen via de dikte van de huid of het vetpercentage. En stress zorgt voor adrenaline bij dieren; adrenaline die net alles tegenwerkt wat bewusteloosheid uitlokt. De menselijke factor is echter misschien wel de meest bepalende.

Is dat ook in Tielt de oorzaak van het probleem?

SA: “Ik denk het wel. In de literatuur spreekt men bij dierenwelzijnsproblemen in het slachthuis over de vier O’s: onwetendheid, onervarenheid, onkunde of onwil. Een varken 20 meter verder sleuren aan zijn oren, dat is manifeste onwil. Dat kan gewoon niet, en is vanuit geen enkele insteek goed te keuren. Al is het maar om de reden die Immanuel Kant naar voor haalde: je mag niet wreed zijn ten opzichte van dieren, zodat je niet wreed zou worden ten opzichte van mensen.”

Hebben we er een zicht op hoe vaak het fout loopt in de Vlaamse slachthuizen?

SA: “Dat heb ik in ieder geval niet. Het zou me verbazen mochten er nergens anders problemen zijn, maar het zou me ook verbazen mocht het overal even erg zijn. Men heeft in onderzoek gevonden dat bij runderen tussen de vier en acht procent van de bedwelmingen niet van de eerste keer helemaal goed gaat. Daar zit echter een hele grote spreiding achter, wat op zich eigenlijk al aanduidt dat het beter kan. Een detail in de marge: in Vlaanderen zou dat over tussen de 30.000 en 60.000 runderen gaan; dat is ongeveer hetzelfde aantal dieren dat in het kader van religie onverdoofd geslacht wordt.”

Dat grote aantal lijkt een groot probleem. Het betekent dat de beelden die gemaakt zijn in Tielt overal en altijd kunnen gemaakt worden, als je maar lang genoeg wacht.

SA: “Niet akkoord. Want het systeem op zich klopt wel. Je wéét dat er een bepaald percentage bedwelmingen niet het beoogde resultaat zal hebben. Dus je wéét dat je een systeem voor het bijkomend verdoven achter de hand moet hebben, met bijvoorbeeld elektriciteit. De wet schrijft dat ook voor. Het moet echter een backup-aanpak zijn die goed werkt, en dat was in Tielt duidelijk niet het geval. Dat een varken niet bedwelmd is eer het de rest van het parcours aanvat, kan gewoon niet. Dat is een verantwoordelijkheid van de uitvoerder, maar ook van wie de interne controle doet en al wie erboven staat.”

Hier en daar klinkt dat het beter zou verlopen als de boer mee naar het slachthuis zou gaan om te waken over de goede behandeling van zijn dieren.

SA: “Dat zou ongetwijfeld wel helpen, maar het is de taak niet van de boer om dat te doen. Het slachthuis moet ervoor zorgen dat het in orde is. Boeren hebben overigens ook hun belangen, al zou hun morele autoriteit misschien wel hoger zijn dan die van bijvoorbeeld de keurende dierenartsen.”

Heeft de Dierenarts Met Opdracht (DMO) genoeg zeggingskracht om de lijn stil te leggen?

SA: “Ik geef bijscholing aan die dierenartsen en ze zullen het nooit uitdrukkelijk zeggen, maar ze staan wel onder grote psychologische druk. De tijdsdruk is heel groot; elke keer dat je als dierenarts de ketting stillegt, zie je de omzet van het slachthuis zo naar beneden gaan. Als je dat vijf keer op een dag doet, zullen ze je de volgende dag toch niet met een groot applaus verwelkomen. Er passeren in grote slachthuizen ook heel veel dieren. De dierenarts kan moeilijk elk dier individueel begeleiden.”

Dierenrechtenactivisten noemen elke slacht een moord. Ze stellen dat we over 100 of 200 jaar zullen terugkijken naar het slachten van dieren zoals we nu naar slavernij kijken. Acht u dat mogelijk?

SA: “Ik wil het niet uitsluiten, maar die stelling bracht de Engelse filosoof Jeremy Bentham al in 1789 naar voor; ze is dus al ruim 225 jaar oud en we eten nog altijd vlees. Het is het argument van de morele cirkel van gelijkwaardigen die altijd maar groter wordt. Eerst enkel blanke mannen, dan vrouwen, mensen met een andere huidskleur... het is geen gekke redenering dat de gevoeligheid breder wordt. Of we ooit op zo’n punt gaan komen is afwachten.”

Er zijn geen ethische argumenten pro veeteelt te bedenken?

SA:“Toch wel. Vanuit milieuredenen wordt er terecht meer gepleit voor gesloten kringlopen. Maar om de voedselkringloop te sluiten heb je de dierlijke mest van veeteelt nodig. Je kan wel kunstmest gebruiken, maar die heeft ook een zware ecologische voetafdruk en is ook eindig. Runderen zijn dan wel broeikasgasuitstoters, maar ze kunnen ook heel veel bijproducten uit de voedselindustrie recycleren.”

Is de steeds groter wordende schaalgrootte het probleem, was het vroeger beter met kleinere slachthuizen?

SA:“Het is nu zeker zo dat de massaliteit waarmee er dieren geslacht worden en de snelheid waarmee het vooruit moet gaan ervoor zorgt dat het individuele dier in verhouding zijn waarde verliest. Een boer met maar twee koeien, ging zijn dieren niet mishandelen, want zijn inkomen hing ervanaf. Anderzijds zou ik niet te vlug zeggen dat het vroeger beter was. Het ging toen in slachthuizen trager dan nu, maar de slachtmethoden verliepen evenmin feilloos. Het is niet toevallig dat de meeste dierenbeschermingsorganisaties werden opgericht in de buurt van slachthuizen. Dierenwelzijnactivist Jules Ruhl, actief voor en tussen de twee wereldoorlogen, kreeg zelfs een straat vernoemd vlakbij het slachthuis van Anderlecht. Dierenbeschermingsorganisaties organiseerden in de 19e en 20e eeuw zelfs wedstrijden voor methoden om dieren diervriendelijker te slachten.”

Aandacht voor dierenwelzijn is dan wel niets nieuw, maar de heftigheid van de reacties is dat wel. De minister sloot prompt het slachthuis, naar verluidt 150.000 mensen ondertekenden een petitie voor definitieve sluiting. De maatschappij is veranderd.

SA: “De referentie bij het grote publiek is veranderd. Door het dalende aantal boeren komt een toenemend percentage niet meer met nutsdieren in contact. Mensen nu zullen eerder ‘hond’ en ‘kat’ noemen als dier dan ‘koe’ en ‘varken.’ Dat referentiekader bepaalt ook de manier waarop je naar dieren kijkt. De automatische link van dieren en economie is verschoven naar dieren en gezelschapsdieren. Het grootste deel van de bevolking hecht een heel persoonlijke waarde aan het individuele dier en zijn omgeving, terwijl een ander kleiner deel ook een rechtstreekse band heeft met zijn dieren, maar deze tevens benadert vanuit meetbare parameters, kosten en baten in kaart brengt en zijn dieren objectief behandelt. Alleen al dat laatste is al verdacht voor de ene groep. Het referentiekader van die twee groepen ligt dusdanig uit elkaar dat het wel moet botsen. Het is een discussie die ook nooit meer over zal gaan. ”

Moet de slachterijwereld meer communiceren met de consument over het slachten zelf?

SA: “Het is begrijpelijk dat de keten dat niet in de picture zet, want het is jezelf in de voet schieten. Het is ook altijd makkelijk weggestoken geweest, omdat de ontvanger het eigenlijk niet wil weten. In een focusgroep over dierenwelzijn enige tijd geleden stelde een deelnemer: ‘Voor mijn beleving komen kipfilets van de kipfiletsboom en ik voel mij daar goed bij.’ De consument krijgt de gemasseerde en douchende Certus-animatiefilmpjes te zien, maar zo simpel is de realiteit natuurlijk niet.”

Moet de consument niet veranderen? Tenslotte is hij het die betaalt en dus bepaalt. Als die echt massages voor varkens wilt, moet hij er maar voor betalen.

SA:“ Het klinkt misschien raar, maar ik geloof niet in de consument. De consument weet het niet en wilt het niet weten. Er zijn heel weinig mensen die zich als bewuste consument gedragen. Ze kopen wat er ligt. Mocht de consument niet te beïnvloeden vallen in zijn wensen en verlangens, dan zou er geen reclame bestaan. Consumenten kopen het goedkoopste. Zorg dat wat er in de winkelprijzen ligt deftig is; de meerprijs is voor 95 % van de mensen toch geen probleem. En voor die 5 % anderen is de prijs nu al een probleem. ‘De consument’ mag geen reden zijn om dierenwelzijn niet aan te pakken. ”

Als de consument geen verantwoordelijkheid neemt voor de prijs en de productiewijze ervan, bij wie moeten we dan wel zijn?

SA:“De retail. Er zit zoveel marktmacht bij zo’n klein aantal mensen dat die veel vlugger te overtuigen zijn. Kooieieren zijn niet gestopt omdat de consument dat wou, maar omdat 5 of 6 mensen in de retail beslist hebben om ermee te stoppen. Colruyt is twee maanden voor ze het gecommuniceerd hebben dat ze gingen stoppen met kooieieren gestopt. Denk je dat er iemand naar Colruyt heeft gebeld om zijn kooieieren terug te eisen? Alleen zijn ze bij wet verboden om onderling afspraken te maken over bijvoorbeeld - de prijs van - dierenwelzijn.”

De retail bepaalt de eisen, maar duwt vooral op prijs. Zijn zij niet onrechtstreeks verantwoordelijk voor de snelheid van de ketting in het slachthuis en alle gevolgen van dien?

SA:“Als de prijs daalt, daalt de marge, en in een eindig systeem zal er dat toch geen goed aan gedaan hebben. Het is eigenlijk al ver gekomen dat je grote slachthuizen kleinere spelers moet noemen ten opzichte van de marktmacht achter hen in de keten.”

Het is aan de retail om haar verantwoordelijkheid op te nemen?

SA:“De retail heeft een rol te spelen, maar de verantwoordelijkheid van grootwarenhuizen is niet voor ‘flik’ te spelen en ervoor te zorgen dat de wetgeving gerespecteerd wordt. De grootwarenhuizen moeten niet zozeer betalen voor dierenwelzijn, maar betalen voor de waarde van eten. Maar ze zijn bang om als duurste op te markt gelabeld te worden. Dat doet het systeem vierkant draaien en leidt tot een race to the bottom met kiloknallers tegen de allerlaagste prijs.

We exporteren heel veel varkensvlees. Is een race naar de bodem niet het logische gevolg van concurrentie op buitenlandse markten?

SA:“Maar wat is export? Een Amerikaan kan voedsel 3.000 km verslepen zonder te exporteren en een land als Frankrijk ook vele honderden kilometers. Is een West-Vlaming die aan Rijsel levert dan een exporteur? Als Vlaming moet je niet veel moeite doen om te exporteren en we zitten in een kerngebied van een paar 100 miljoen Europeanen. Uiteraard moeten we niet gaan produceren om China te voeden, hebben we misschien te veel dieren en zou het zonder soja-import beter zijn, maar we hebben hier de gronden, de locatie en de nabijheid van de consument. Van Vlaanderen één groot natuurpark maken zou heel erg fout zijn. In landbouwgebied moeten we meer aan natuur doen, en in natuurgebied meer aan landbouw. Dat is niet makkelijk, maar moeilijk gaat ook. Export kan overigens geen argument zijn over hoe wij hier met onze dieren omgaan. Elders vindt men kinderarbeid ook een nuttige tijdsbesteding die een inkomen geeft, maar dat bepaalt niet onze manier van omgaan met kinderen.”

U ziet het probleem fundamenteler?

SA:“Ja, het probleem is dat we niet meer voldoende appreciëren hoe belangrijk voedsel is. Er is een fundamenteel probleem met de manier waarop voedsel aan de vrije markt wordt gelaten. Er is niets zo zo fundamenteel voor de maatschappij als voedsel en landbouwproductie. Maar we behandelen de markt van het voedsel zoals die voor spelconsoles of stylo’s, en dat is gewoon fout. Er is een officiële maximumprijs voor benzine, en er zijn ook wettelijke verplichte voorraden zodat we drie maanden zonder enige import van olie verder kunnen, maar voor voedsel hebben we niets voorzien. Mocht het er ooit op aankomen zullen we al lang verhongerd zijn eer onze auto’s stilvallen. Ergens is er een rare switch gebeurd waarbij we met de auto rijden belangrijker zijn beginnen vinden dan eten.

Ik heb het gevoel dat we te ver zijn komen afstaan van voedselproductie. We willen geen gesleep met voedsel, maar de beerton stinkt en de sproeier spuit vergif. Eten is daarbij iets uit de winkel geworden: als je te weinig hebt, ga je naar de winkel en heb je te veel, dan gooi je het weg. Dat is allemaal niet consequent.”

IDC

Lees ook in Varkens

Meer artikelen bekijken