Startpagina Akkerbouw

Vlaamse bodems hebben vaak te veel fosfor

Hoeveel fosfor heb je in de bodem nodig, zodat je landbouwgewassen er wel bij varen, maar het milieu geen nadelige gevolgen ondervindt? Het antwoord: blijf tussen 11 en 16 mg fosfor per 100 g grond. We geven je enkele feiten en tips mee.

Leestijd : 8 min

Fosfor (P) in de bodemoplossing kan onmiddelijk opgenomen worden door de plant. Er zit echter veel meer fosfor in de bodem dan enkel in het bodemvocht, dat ter beschikking kan worden gesteld voor de plant. Zo startte ILVO-onderzoekster Fien Amery haar betoog op de studiedag van de VLM.

Fien lichtte er het onderzoek Milieukundig en economisch verantwoord fosforgebruik​​ toe, dat gebeurde in opdracht van de VLM. Vanuit de vaste fase kan labiel fosfor naar het waterig deel migreren, waardoor de plant ook dit fosfor kan opnemen.

“Belangrijk om te beseffen is dat er in de bodem wel heel veel fosfor zit”, benadrukt ze. In de eerste 30 cm van een gemiddelde Vlaamse bodem zit er zo'n 1.500 tot 3.000 kg fosfaat per hectare, dat toegankelijk is voor de plant (fosfor in bodemvocht en labiele fosfor). Kijk je naar de eerste 90 cm dan bedraagt die hoeveelheid 4.000 tot 6.000 kg fosfaat per hectare. Als je dat vergelijkt met wat een plant jaarlijks opneemt, zijn die waarden enorm groot. Het hangt natuurlijk allemaal wel af van het gewas: sommige groenten kunnen jaarlijks maar 20 kg fosfaat opnemen, terwijl dat bij een goed bemest grasland wel 100 kg fosfaat per hectare per jaar kan zijn. “Jaarlijks mag de landbouwer ook maar 40 tot 115 kg fosfaat per hectare toedienen. 10% van de bemestingsdosis wordt opgenomen. Het is dan ook niet te verwonderen dat de opbrengst van het gewas veel meer afhangt van wat er in je bodem zit, dan van wat je jaarlijks bemest”, geeft ze mee. “Wat in de bodem zit, zal bepalen of de plant fosforgebrek zal hebben of niet.”

Landbouwkundig minimum van 11 mg fosfor per 100 g bodem

In het project ‘Milieukundig en economisch verantwoord fosforgebruik’ was het de bedoeling om een streefzone af te leiden. De ondergrens, of het landbouwkundig minimum, is wat minimaal nodig is voor het gewas. Zit er minder in, dan kan er sprake zijn van tekorten en lagere opbrengsten. De bovengrens, of het milieukundig maximum, is wat het milieu maximaal kan dragen. “Het heeft geen zin om meer fosfor toe te dienen, want het wordt niet vertaald in meer opbrengst”, tipt de onderzoekster. Er zal ook meer kans zijn op verlies naar het milieu toe.

Voor alle gewassen samen, is er gemiddeld 11 mg fosfaat nodig. Sommige gewassen hebben wat meer en sommige wat minder nodig. “Maïs is een fosforgevoelig gewas en heeft gemiddeld 15 mg nodig, terwijl tarwe en suikerbiet respectievelijk 6 à 8 mg nodig hebben”, vermeldt ze. “We blijven bij het algemene cijfer van 11 mg omdat je het fosforgehalte in de bodem niet van jaar tot jaar kan veranderen.” En dat is dan ook geldig bij een gunstige bodem-pH. Bij een te lage pH is 13 mg nodig. “We raden aan om dus eerst de bodem-pH aan te passen en te bekalken bij fosforgebrek. Dat is efficiënter dan extra fosfor te bemesten.”

Milieukundig maximum van 16 mg fosfor per 100 g bodem

Voor het milieukundig maximum werd gekeken naar de fosfaatverzadigingsgraad. Hier wordt niet alleen gekeken naar de hoeveelheid fosfor, maar ook naar ijzer en alluminium, omdat die de fosfor kunnen vastleggen in de bodem. Uit analyse is gebleken dat als de fosfaatverzadigingsgraad onder 25% blijft, er maximaal 0,1 mg orthofosfor per liter kan uitlogen. En dat cijfer is ook de gemiddelde milieunorm die voor Vlaanderen geldt voor oppervlaktewater. In Vlaanderen wordt de fosfaatverzadigingsgraad vastgesteld op 90 cm diepte. “We willen dat slechts 10% van de individuele bodems een fosfaatverzadigingsgraad heeft van meer dan 25%. En zo is men uitgekomen op een bovengrens van 16 mg fosfor op 100 g grond. Is dat getal hoger, dan is er voor de individuele bodem meer dan 10% kans om boven de 25% verzadigingsgraad te zitten en dus een risico te vormen voor het milieu”, vertelt Amery.

Als de grondwaterstand echter minder diep is dan 90 cm, dan moet die waarde lager liggen dan 16 mg. Fosfor kan dan immers sneller naar het grondwater migreren en dan moeten de normen dus strenger zijn. In het algemeen is er dus een streefzone van 11 tot 16 mg fosfor op 100 g grond “Als we kijken naar wat er momenteel wordt gehanteerd als streefzone, dan wordt gekeken naar de klassen van de Bodemkundige Dienst en de wetgeving. Voor akkerland geldt een streefzone van 12 tot 18 mg fosfor per 100 g (klasse 2). Dat komt dus ongeveer overeen met de bepaalde streefzone tussen 11 en 16 mg P per 100 g grond.”

Wat bij een te hoog fosforgehalte?

Het grootste deel van de Vlaamse percelen zit boven de streefzone, zeker in West- en Oost-Vlaanderen. Enkel in de leemstreek is het wat beter gesteld met de percelen. “Natuurlijk zal een bodemanalyse uitwijzen wat het geval is voor uw eigen perceel”, geeft ze mee.

In het project werd onderzocht wat je bij een afwijkend fosforgehalte kan en mag doen. Amery geeft mee dat bij een te hoog fosforgehalte in de bodem je geen schrik moet hebben om een verlies te hebben in opbrengst als je niet of veel minder gaat bemesten. Bemestingsproeven hebben namelijk aangetoond dat meerdere jaren niet bemesten op een fosforrijke bodem geen enkel gevolg heeft voor de opbrengst van het gewas. Er is zelfs geen startfosfor nodig. Het is wel nodig om voldoende andere nutriënten zoals stikstof en kalium te voorzien zodat de plant daar geen tekorten heeft.

Het doel is hier om de toegankelijke fosfor te laten zakken tot in de streefzone. “Het is de bedoeling dat je minder of bij voorkeur niet meer met fosfor gaat bemesten”, benadrukt ze. Die daling gaat wel traag. Als je 26 mg fosfor per 100 g bodem hebt, en je dient geen fosfor meer toe, dan is er 11 tot 20 jaar tijd nodig om tot aan de streefzone te komen. Ga je jaarlijks nog 20 ton rundermengmest toepassen, dan duurt het zelfs 15 tot 39 jaar. “Natuurlijk hangt het ook af van het gewas. Gras haalt het meeste fosfor uit de bodem, dus hier zal het sneller gaan (11 jaar) dan bij groenten of aardappelen (eerder 20 jaar). Het is dus duidelijk een meerjarenplan”, geeft ze mee. Verder raadt Fien af om fosforkunstmest te gebruiken.

Geen bemesting geeft wel de sterkste daling, maar dat is ook niet steeds zo realistisch, wordt beseft. Als je nog met dierlijke mest wil bemesten, dan kies je dus best voor een mesttype dat zo weinig mogelijk fosfor bevat. Dan denkt men vooral aan rundermest, dunne fractie of effluent. Voor deze mesttypes is de N/P verhouding hoog en dus goed. Daarnaast moet de landbouwer ook het koolstofgehalte in de bodem onderhouden. Het wordt aangeraden om te kiezen voor mesttypes met een hoge C/P-verhouding, en dan kom je vooral uit bij stalmest en compost, waarbij compost het minst fosfor verliest naar het milieu.

Onderhoudsbemesting wanneer in streefzone

Als het fosforgehalte in de streefzone zit van 11 tot 16 mg fosfor per 100 g grond, dan is het de bedoeling om dat zo te houden. Een onderhoudsbemesting blijft wel nodig. Omdat de bodem wel gedeeltelijk fosfor kan vastleggen, is er iets meer nodig dan wat het gewas jaarlijks afvoert. “Bedraagt de fosfor in de bodem 11 mg fosfor per 100 g, dan moet men 7 kg fosfaat meer bemesten dan wat je gewas afvoert om op die 11 mg te kunnen blijven”, vertelt de onderzoekster. Hoe hoger het fosforgehalte in de bodem, hoe meer fosfaat je nodig hebt om dit gehalte op peil te houden.

Bemest meer bij een te laag fosforgehalte

Kent de bodem een te laag fosforgehalte, dan brengen de gewassen niet optimaal op. Het is dan de bedoeling meer te bemesten dan je gewas afvoert. “Ook hier gaat de opbouw van fosfor in de bodem redelijk traag, dus als je zou bemesten volgens de norm van klasse 1, dan duurt het 16 jaar om van 10 naar 11 mg fosfor per 100 g bodem te gaan”, waarschuwt ze. Als je meer zou bemesten, bijvoorbeeld 40 kg meer dan wat het gewas afvoert, kan het op 4 jaar tijd in plaats van 16 jaar.

Bovendien raadt Amery rijenbemesting aan, want dan kan je lokaal de fosforbeschikbaarheid verhogen. Dat werkt zowel voor groenten, als bij maïs en aardappelen. Je kan dat doen met dierlijke mest, maar dan moet je wel oppassen voor structuurschade. “Belangrijk is om met de pH rekening te houden. Fosfor is het meest beschikbaar tussen pH 5,5 en 6,5. Bij een optimale pH is immers een lager fosforgehalte nodig om dezelfde opbrengst te behalen.” Hier geldt dus weer: bekalk bij een te lage pH, in plaats van extra fosfor toe te passen. Ook de keuze van je gewassen speelt een rol. “Als het fosforgehalte te laag is, is het geen goed idee om maïs te zetten.”

Ten slotte kan goed bodemmanagement een deel van de problemen oplossen. Bodemstructuur is bijvoorbeeld heel belangrijk bij fosfortransport in de bodem, samen met een voldoende bodemvochtigheid. Verder kan men het bodemleven stimuleren. “Mycorrhizae zijn schimmels die planten helpen om beter fosfor op te nemen en ook regenwormen maken fosfor meer beschikbaar in de bodem”, geeft ze mee.

Over humuszuren toevoegen om de fosforbeschikbaarheid te verhogen, zijn er nog vraagtekens. “Dit heeft zeker gekende effecten, maar het is enkel handig als de bodem veel te weinig fosfor bevat. Die effecten zijn bovendien niet overal terug te vinden”, vertelt ze. Soms worden er proeven gedaan rond fosfaatoplossende bacteriën, maar daar zijn tot nu toe geen of heel beperkt effecten op fosforbeschikbaarheid vastgesteld in veldproeven. Ten slotte is het aangeraden om bij een te laag fosforgehalte zo kort mogelijk voor, of tijdens, de teelt te bemesten.

Bemest juist en beperk erosie

Voor het milieu is het wel belangrijk dat de bemesting niet te kort voor een regenbui gebeurt, om fosfor niet te doen uitspoelen naar het milieu. Onderwerken van kunstmest is ook meestal een goed idee omdat je de fosfor dan beter onder de bodem mengt en er zo minder kans is op verlies naar het milieu.

In het laatste puntje tipt ze dat fosforverliezen niet alleen verticaal mogelijk zijn, maar ook horizontaal via erosie. Als er bodem migreert, gaat de fosfor mee omdat die zo goed aan bodem kleeft. “Beperk daarom zoveel mogelijk erosie door de bodemweerstand te verhogen, het organischestofgehalte voldoende hoog te houden, bodemverdichting te beperken en te kiezen voor een doordachte teeltkeuze”, sluit ze af.

MV

Lees ook in Akkerbouw

Bruine roest breidt uit in wintertarwe

Granen Waarnemingen in graanpercelen tonen een zekere uitbreiding van bruine roest, zo meldt het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG). Septoria blijft uiteraard aanwezig en zal door het buiige weer verder moeten opgevolgd worden. Ook de gevoelige variëteiten voor gele roest moeten in het oog worden gehouden.
Meer artikelen bekijken