Startpagina Paarden

Het A en O van hooi en stro

Vraag een leek wat een paard eet en meestal zal het antwoord luiden ‘haver’ of ‘granen’. Hooi en stro zijn nochtans en meestal prominent aanwezig in elke paardenstal, ook al wordt stro niet direct als levensnoodzakelijk paardenvoer beschouwd.

Leestijd : 3 min

In de vakliteratuur heeft men het dikwijls over ‘ruwvoeder met structuur’, wanneer men het heeft over wat hooi en stro het paard bijbrengen. Paarden zijn van nature aangewezen op de aanwezigheid van ruwvoeders in hun rantsoen. Voor rijpaarden geldt hooi meestal als voedsel en stro als strooisel. Stro is dan ook een beetje het ondergeschoven kindje in dit verhaal. Ook al omdat het dikwijls vervangen wordt door houtkrullen. Jawel, omdat paarden nu eenmaal geneigd zijn teveel van het heerlijk naar graan ruikende stro naar binnen te werken.

Ruwvoeders

Ruwvoeders hebben enkele bijzondere kenmerken. Enerzijds bevatten ze weinig vocht. en veel ruwe celstof. Deze structuur zorgt ervoor dat het paard intensief gaan kauwen. Bij gras is dit bijvoorbeeld minder nodig, omdat het veel vocht bevat. Bij hooi als ruwvoer wordt ook voordroog gerekend. De speekselvorming annex kauwwerk van het hooi etende paard, zorgen ervoor dat de micro organismen in zijn dikke darm aan het werk kunnen. Dit proces is levensnoodzakelijk voor de energieproductie en de opname van voedingsstoffen. Geen enkel paard kan dus zonder ruwvoer.

Hooi = hooi

De voedingswaarde van hooi wordt bepaald door de verscheidenheid aan grassen, maar ook door het tijdstip waarop het gras gemaaid wordt. Het vakjargon daarvoor is eerste, tweede en soms ook derde snede. Zo is bijvoorbeeld de tweede snede van een grasrijke weide eiwit- en dus energierijker - dan het eigenlijk beter voor paarden geschikte gras van de eerste snede. Let wel, eerste snede wil niet zeggen uitgebloeid gras. Een eerste snede komt er idealiter eens het gras in bloei staat. Gras dat compleet uitgebloeid is bevat dan ook veel stengels en dus ook meer ruwe celstof. Het gehalte aan ruwe celstof verschilt dus van snede tot snede.

Hooi moet ook het ook een tijdje ‘uitzweten’ na de oogst. Tijdens deze verplichte rust worden aromatische stoffen gevormd – die heerlijk ruiken trouwens – terwijl anderzijds het vocht opdroogt. Meestal kan nieuw hooi voorzichtig gevoederd worden na acht weken uitzweten. De kans op koliek is reëel wanneer het hooi eerder gevoederd wordt. Enkele weken nieuw en oud hooi mengen is aangewezen.

Stro = stro

Niets is mooier dan een paard in een dik ingestrooide box. Toch moeten veel paardenhouders en paarden het stro laten voor wat het is en houtkrullen inschakelen als strooisel. Dikwijls wegens allergieën, ook omdat het paard er teveel van eet met verstoppingskoliek tot gevolg.

Want ja, stro is straffe kost om te verteren. Het hoge aandeel van rond de 40 procent ruwe celstof heeft daar alles mee te maken. Roggestro heeft het hoogste gehalte aan ruwe vezel, tarwestro het minste. In vergelijking met goed hooi bevat stro weinig eiwit.

Uitkijken met stockage

Minstens even belangrijk als zorgen voor kwalitatief ruwvoer is de stockage ervan. Zorg ervoor dat de hooizolder ruim op tijd vrij is en opgeruimd. Verlucht de plek ook goed alvorens het hooi er een ereplaats krijgt. Laat geen vocht meer toe eens het goed en wel te ‘rusten’ wordt gelegd. Idem dito voor stro. Als de pakken voordroog degelijk gewikkeld zijn kunnen die buiten gestockeerd worden.

Voorzie een bodem van paletten bedekt met antiworteldoek. Landende vogels – kraaien zijn specialisten in het vak – kunnen zorgen voor gaten. Indien u met hun aanwezigheid gezegend bent, is het raadzaam een los vel siloplastic over de voordroog voorraad te gooien en de hoeken vast te leggen met enkele paletten.

PB

Lees ook in Paarden

Meer artikelen bekijken