Startpagina Actueel

Interview Jan de Keyser (BNP Paribas): “De prijzen van landbouwgrond moeilijker in te schatten

Jan de Keyser is landbouwdirecteur van BNP Paribas en burgemeester van Oostkamp. Hij wijdde een groot deel van zijn leven aan landbouw. Hij verwacht dat de agrarische sector alsmaar meer de gevolgen zal ondervinden van een wereld die wispelturiger wordt: ‘volatieler,’ dus. Dat houdt ook in: volatielere prijzen. Hij legt uit welke bedrijfsmodellen volgens hem de beste toekomst bieden.

Leestijd : 8 min

Jan de Keyser is burgemeester en bankier. Zijn vader was veevoederfabrikant en zijn moeder is afkomstig uit een bekende Oost-Vlaamse tuinbouwersfamilie. “De land- en tuinbouwsector zit in de genen, en zo ben ik in die sector terechtgekome”, stelt hij. Na zijn studies landbouweconomie werkte hij in het bedrijf van zijn vader. Tegelijk was hij toen rundveeadviseur bij veevoederbedrijf Quartes. Na drie jaar verliet hij, samen met een collega-adviseur, het veevoederbedrijf om in België een filiaal van het Noordfranse KI-station Genes Diffusion op te starten.

Na enkele jaren lijfde VRV (Vlaamse Rundveeteelt Vereniging) hem in, waar hij opklom tot gedelegeerd bestuurder. In 2007 werd hij vervolgens bij de bank PNB Paribas-Fortis hoofd van de agrarische divisie van België. In datzelfde jaar ging hij in Oostkamp aan de slag als schepen met landbouw, economie en financiën als bevoegdheden. Hij is er sinds 2017 burgemeester. De Keyser heeft dus een veelzijdige en levenslange ervaring met landbouw, waardoor hij een boeiende visie heeft op tal van agrarische onderwerpen.

CD&V is nauw verbonden met de landbouw en het platteland, maar heeft het niet gemakkelijk.

We kunnen niet ontkennen dat er een stukje erosie is in de partij. Dat heeft volgens mij minder te maken met de partij zelf, maar meer met het politieke landschap en de maatschappij die verandert. Met het landschap bedoel ik de politieke partijen die elk op zich wat scherper worden in hun standpunten. En de maatschappij steekt minder tijd in het bekijken en analyseren, maar wil snel heel duidelijke, hapklare oplossingen. Voor een centrumpartij is het minder evident om daar heel scherp in te duiken. Ik ben bezorgd over die tendens. Als een centrumpartij zoals CD&V, die ook altijd opgekomen is voor de belangen van platteland en landbouw, morgen minder vertegenwoordigd is, wie gaat dan ook die belangen verdedigen? Wat dat betreft, zie ik vandaag niet veel bondgenoten.

Wat het bankieren betreft, koos u voor BNP Paribas-Fortis. Welke positie neemt die bank in in het landbouwlandschap?

Ik kreeg er de opdracht: ‘Maak ons meer prominent aanwezig in de agrarische sector’. Ik vond dat toen een ongelooflijk leuke opdracht, en nog altijd. Vroeger had je twee dominante spelers: KBC en Crelan; je voelde dat de markt vragende partij was voor een derde belangrijke speler. Die twee banken hebben een duidelijke link met de twee belangrijkste syndicale organisaties in Vlaanderen: zo kleeft het ABS tegen Crelan aan, en Boerenbond bij KBC. Wij, daarentegen, profileren ons als een onafhankelijke ondernemersbank. En landbouwers staan alsmaar meer open om met een tweede bank op hun bedrijf te werken: het genereert een tweede mening, het biedt wat extra zekerheid. Als de ene bank niet volgt, kan de andere misschien wél volgen. Het brengt wat andere kennis binnen, je hoort andere invalshoeken. Werken met een tweede bank is dus ook heel verrijkend voor de ondernemer.

Sommige banken kiezen vooral grote landbouwbedrijven, andere eerder kleine, nog andere focussen op biologisch… Welke strategie volgt BNP Paribas-Fortis?

We zijn in alle landbouwsectoren actief, al denk ik dat we bovengemiddeld actief zijn in de varkenshouderij en de fruitsector. Het zijn ook de twee sectoren waar je grotere spelers tegenkomt die meer zelfstandig zijn georiënteerd. Ze staan af en toe wat dichter bij de markt en maken meer zelf keuzes. Kortom, daar is een bovengemiddeld ondernemerschap aanwezig. Ze zijn ook soms wat eigenwijzer: als ze een beslissing nemen, durven ze wat vaker een andere keuze te maken te maken dan wat ooit de traditie was, en dat geldt ook voor hun keuze van bank.

Hoe ziet u de landbouw evolueren?

Ik zie een toekomst voor drie soorten bedrijven. Ten eerste de categorie die werkt volgens een efficiëntiemodel: met minder grondstoffen meer produceren. Wel binnen een duurzaam kader, dat een wettelijk kader zal zijn. Ik noem het bedrijf dat daartoe behoort ‘het zelfstandige bedrijf’. Het zal zelf sturen, maar dus ook zelf de risico's dragen. Zo’n bedrijf sluit het meest aan bij het productiemodel van de afgelopen decennia. Het moet ook voldoende groot zijn. Soms vragen mensen: ‘Hoe groot moet een bedrijf zijn om rendabel te zijn?’ Wel, ik kan enkel zeggen dat in de loop der jaren de minimumgrens alleen maar opgetrokken zal worden. Een bedrijf dat werkt volgens dat model, produceert voor de wereld, maar de wereld kan natuurlijk ook de buurman zijn. Zo’n bedrijf moet een stevige, eigen financiële basis hebben, en goed de markt kennen. Straks leg ik uit hoe ik het tweede type bedrijf zie. Eerst het derde type: dat werkt volgens het merkenmodel. Daar heb je twee soorten in. Enerzijds zijn er de bedrijven die met een eigen merk de markt induiken en daarbij de korte keten in haar meest reguliere vorm vertegenwoordigen. Een voorbeeld is de melkveehouder die op zijn eigen boerderij boter, yoghurt en roomijs verkoopt met als merk de naam van zijn hoeve. Anderzijds zien we alsmaar meer landbouwers die samen een merk op de markt zetten. Een voorbeeld daarvan zien we vandaag in Duroc d’Olives, waar verschillende grote boeren samenwerken om vleeswaren te verkopen van het varkensras Duroc en daarbij werken met een speciaal voederconcept. Ik noem ze ook wel eens de ‘omgevingsbedrijven’. Authenticiteit en identiteit maken echt het verschil voor deze bedrijven. Belangrijk is dat kopers van deze producten steeds weer verrast willen worden. De landbouwers in deze keten moeten dan ook constant focussen op productontwikkeling, en zich onderscheiden van anderen. Het tweede type bedrijf zou ik omschrijven als het ‘ketenbedrijf’. Volgens mij wordt dat hét segment van de toekomst. Een mooi voorbeeld is Colruyt dat zegt: ‘We gaan een speciale appel in de markt zetten, en die appel telen met enkele appelboeren’. Ik zeg je: binnen tien jaar zit de helft van onze landbouwbedrijven in dat model. Vandaag bestaat dat model bijna niet. Ik denk dat het contractverhaal steeds meer vervangen zal worden door dit ketenverhaal: ‘Ik ben een onderdeel van een groter geheel’. En daar worden faire, correcte afspraken gemaakt. Natuurlijk, een onderdeel van de keten zijn, wil ook zeggen dat je een stukje van je eigen ondernemerschap inperkt en een stukje van je eigen zelfstandigheid inperkt. Dat je een onderdeel bent van een groep. Een groep heeft het grote voordeel dat het je meer stabiliteit geeft en meer zekerheid, maar zorgt er ook voor dat je minder flexibiliteit kan inbouwen. En dat je een onderdeel bent. Het is een hele grote mentaliteitswijziging.

En wat u zo juist stelt, geldt allicht voor de diverse sectoren: rundvee, varkenshouderij, melkvee, groenteteelt…

Ik denk dat elke sector daar, de ene al meer dan de andere, aangezet zal worden om keuzes te maken, en die worden ook geïnspireerd door het veranderende gemeenschappelijke landbouwbeleid van de Europese Unie, het GLB, waarbij duidelijk blijkt dat dat budget onder druk komt. Bovendien - da’s eveneens heel belangrijk - mindert die marktondersteuning altijd maar. Het zorgt ervoor dat steeds grotere prijsbewegingen mogelijk worden. En inderdaad, dat gebeurt, de prijzen worden volatieler. Ten eerste door globalisering: we weten alsmaar meer wat in de wereld gebeurt. Ten tweede door het klimaat. Bijvoorbeeld, als het in Brazilië waait, vernemen we dat hier, dat heeft invloed op de sojaprijs en dat heeft op zijn beurt invloed op de varkenssector, via de veevoeders die deels van soja gemaakt worden. De volatiliteit neemt zwaar toe, en de boeren onderschatten dat.

En de oplossing is: duidelijk kiezen voor één van de drie modellen?

Keuzes maken! En zo het fundament onder je bedrijf te versterken. Dat is heel belangrijk.

Nog iets: de grondprijs. Hoe ziet u dat evolueren?

Als we kijken naar de voorbije vijftien jaar, dan hebben we drie financieel-economische crisissen gehad. In die periode zie ik volatiliteit in alle sectoren die te maken hebben met vastgoed, of dat nu appartementen is, industriegrond of om het even wat. Als er één sector is waar ik dat niét zie, maar wel een rechte, stijgende lijn voor de prijzen, dan is het landbouwgrond. Hoe is die constant stijgende prijs te verklaren? Een eerste verklaring is extra vraag, onder meer door een nieuw segment van beleggers. Onder meer de lage rente is een extra stimulans. Een tweede, niet te onderschatten verklaring is dat we met een heel verouderde pachtwetgeving zitten. Die maakt dat het vinden van pachtgronden heel moeilijk is, wat betekent dat je als boer bijna genoodzaakt bent om te kopen als je grond bij wil. Als je mij nu vraagt: hoe kijk je naar de toekomst, dan durf ik beweren dat grondprijzen niet verder zullen evolueren zoals in het verleden.

Dat ze niet meer zullen stijgen?

Dat heb ik niet gezegd! Wel: dat die harde, vaste lijn een meer volatiele, meer wisselvallige, lijn zal worden.

Zoals onlangs nog in het nieuws was: de prijzen van de landbouwgrond zijn voor het eerst sinds lang gedaald.

Ik had ik dat al een tijdje voorspeld, zonder over een glazen bol te beschikken. Hij zal dus volatieler worden. Hou daarbij rekening met twee zaken, zaken die in de landbouwsector worden onderschat. Ten eerste: de ongelooflijke uitstroom die we de volgende tien jaar krijgen. Als we kijken naar mensen boven de vijftig jaar dan zal maar één op de zeven landbouwbedrijven worden overgenomen. Voor zes op de zeven wordt dus geen overname voorzien. Daardoor vergroot het aanbod. Ten tweede, in het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, wordt het alsmaar moeilijker, ter bescherming van de landbouwsector, om agrarisch gebied om te zetten naar andere doeleinden. Ook dat betekent dat de druk op dat landbouwgebied wat zal zakken.

Dan verwijst u onder meer naar de betonstop.

Het wordt daardoor almaar moeilijker voor lokale of andere overheden om de bestemming van die grond te wijzigen. En: vandaag is er een GLB met premie die nu ontegensprekelijk verbonden is aan grond, maar in de toekomst allicht losser zal worden van grond - let op, ik heb niet gezegd losgekoppeld, wel: losser. Samengevat: het aanbod zal hoe dan ook groter worden, want: de volgende tien jaar gaat vier op de tien boeren eruit! De helft bijna! Die houden ze vandaag nog een stuk vast door dat GLB. Maar als dat GLB een stuk losser komt van grond, en je kan met die grond alsmaar minder andere dingen gaan doen, uitgezonderd landbouw… Maar plaats nu niet als titel boven het artikel dat de prijs van de grond zal dalen. Een passender titel zou zijn: de prijzen zullen volatieler worden. Het enige wat ik hoop, en da’s mijn boodschap aan de politiek, is dat ze dringend een nieuwe pachtwetgeving moet uitschrijven. Als er iets is waar ik kwaad voor ben, dan is het dat: ze heeft dat niet gedaan. Nochtans is die broodnodig.

Om makkelijker te kunnen pachten in plaats van kopen?

Natuurlijk! Je kan toch niet verwachten dat bedrijven die willen investeren in melkveehouderij, om aan grond te raken, voortdurend die grond moeten kopen? Dat gaat niet. Door die dure grondprijzen hypothekeren we vandaag de ambities van jonge, talentvolle melkveehouders. Dat is spijtig. We moeten de landbouwers meer helpen hun hoofdactiviteit uit te voeren: voedsel produceren. Voor hier, en elders. Vandaag zijn we met zeven miljard mensen, in 2050 met negen miljard, in 2100 met elf miljard. Het is zonneklaar: iedereen in de landbouwsector heeft een heel belangrijke opdracht.

Koen Vandepopuliere

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken