Startpagina Varkens

Antibioticagebruik kan naar omlaag

Antibioticaresistentie vormt een dreiging voor de publieke gezondheid. De veehouderij heeft hier een groot aandeel in. Uit een Europese studie blijkt alvast dat er ruimte is voor een meer verantwoord antibioticagebruik in de varkenshouderij.

Leestijd : 5 min

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE) en de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) waarschuwden tijdens hun algemene vergadering in 2015 voor de dreiging die antibioticaresistentie (AMR) vormt voor de wereldwijde publieke gezondheid. De toenemende resistentie wordt vooral gedreven door het gebruik van antibiotica, waarvan een groot deel gebruikt wordt in de veehouderij. Aangezien de bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek ook suggereren dat dieren een potentieel belangrijke rol spelen in de transmissie van resistentie naar de mens, pleit men al enkele jaren voor een reductie van het antibioticagebruik in de veehouderij.

EU-landen verschillen

Het gebruik van antibiotica wordt ondertussen reeds op Europees niveau gerapporteerd sinds 2010. Initieel voor 19 landen, nu geeft het meest recente rapport van 2017 een overzicht van 31 Europese lidstaten. Wanneer we bijvoorbeeld een land als Nederland, vergelijken met Cyprus, Italië of Spanje – de slechtste leerlingen van de klas wat betreft hoeveelheid antibiotica verkocht in relatie tot de voedselproducerende dierpopulatie in het land – tonen de cijfers ons dat er op nationaal niveau enorme verschillen bestaan.

Deze bevindingen zijn reeds leerrijk op zich, maar toch kunnen we op basis van deze rapporten geen uitspraken doen over het gebruik per diersoort, het gebruik op bedrijfsniveau of het gebruik doorheen een productiecyclus.

Antibioticagebruik op bedrijfsniveau

Om nieuwe en meer gedetailleerde inzichten te krijgen in het antibioticagebruik in de veehouderij, werd binnen een Europees project gekeken naar het antibioticagebruik op bedrijfsniveau bij vleesvarkens in België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, Polen en Spanje. De resultaten van deze studie tonen aan dat de varkenssectoren in deze landen nog steeds progressie kunnen maken inzake het antibioticagebruik.

In het totaal werd, tussen 2014 en 2016, op 180 bedrijven (20 in elk land) 1 groep dieren opgevolgd van geboorte tot aan de slacht. Alle groepsbehandelingen met antibiotica opgestart bij deze groep dieren werden verzameld om het gebruik te kunnen meten.

De middelste gebruiker van de 180 bedrijven, behandelde de dieren gedurende 9,2% van de productieduur. Voor een gemiddelde productielengte van 200 dagen komt dit neer op ongeveer 18 dagen dat deze groep dieren behandeld werd met een standaard dosis antibiotica. Mochten wij als mens even frequent behandeld worden als deze dieren, zouden we elk jaar een volledige maand antibiotica moeten nemen. De helft van de bedrijven behandelde dus meer dan 18 dagen. Bij de grootste gebruikers zagen we zelfs een totaal aantal behandeldagen van 100 tot 188 dagen. Deze bedrijven waren vooral Spaanse of Italiaanse varkenshouders.

Het kan zonder!

Wat in contrast staat met deze hoog-gebruikers die blijven berusten op antimicrobiële middelen op strategische tijdstippen in de productie, zijn die bedrijven die aantonen dat het mogelijk is om varkens af te mesten zonder groepsbehandelingen met antibiotica.

In deze studie slaagden 21 bedrijven er namelijk in geen antibiotica te gebruiken gedurende de volledige productiecyclus van de opgevolgde groep varkens. Wel moet hierbij vermeld worden dat individuele behandelingen van dieren hier niet werden meegenomen. Ook het niet rapporteren van gebruik kan de resultaten beïnvloed hebben. Deze bedrijven zijn echter meestal afkomstig uit landen als Denemarken of Nederland, waar men al een langere tijd focust op antibioticareductie in de veehouderij.

De resultaten van dit onderzoek geven dus grote verschillen aan op bedrijfsniveau wat antibioticagebruik betreft, zowel binnen eenzelfde landsgrens als tussen verschillende landen.

Karakteristieken van het antibioticagebruik

Met deze cijfers rond antibioticagebruik kon er niet alleen gekeken worden naar het totale gebruik, maar ook naar welke antibiotica het meest worden toegediend, hoe deze worden toegediend en wanneer in de productieperiode de dieren het meest behandeld worden.

Hoe toegediend? In deze studie werd 82% van alle gebruikte antibiotica toegediend via het water of het voeder, 18% waren injecties. Toch zien we heel wat verschillen tussen landen. Zo werd in Denemarken 59% en in Polen 36 % van alle behandelingen via injecties toegediend, terwijl dit op de Nederlandse en Spaanse varkensbedrijven in deze studie nog geen 10% bedroeg. Over het algemeen werden deze injecties vooral toegediend bij zuigende biggen, waar 61% van de antimicrobiële behandelingen via deze weg plaatsvonden. Bij de gespeende biggen was dit maar 5% en bij de vleesvarkens 10%.

Opmerkelijk is het verschil in gemiddelde behandelingsduur tussen geïnjecteerde middelen en oraal toegediende producten. Bij geïnjecteerde producten werd er gemiddeld 2,6 dagen behandeld. Dit is ongeveer een vierde van de gemiddelde behandelingsduur bij orale behandelingen, die 10,6 dagen bedroeg.

Welke antibiotica? Binnen deze studie vertegenwoordigde 4 klassen van antibiotica 71,2% van al het gebruik, namelijk breedspectrum penicillines (31,2%), polymyxines (24,7%), tetracyclines (15,3%) en macroliden (9,7%). Zorgwekkend is het feit dat de polymyxines en macroliden op de lijst staan van de WHO als meest kritische antibiotica voor de humane geneeskunde. Naast deze 2 klassen werden er ook, in mindere mate, fluoroquinolones en 3e en 4e generatie cefalosporines gebruikt, 2 klassen van antibiotica die ook zijn opgenomen in deze lijst van meest kritische antibiotica voor de humane geneeskunde.

De WHO raadt aan dat dergelijke antimicrobiële producten enkel gebruikt worden voor moeilijk te behandelen infecties bij voedselproducerende dieren, en dit na een diagnose door een dierenarts gebaseerd op antimicrobiële gevoeligheidstesten na kiemisolatie. Het Europese parlement vraagt zelfs voor een volledige ban op het diergeneeskundig gebruik van producten die van kritisch belang zijn voor de behandeling van levensbedreigende infecties bij de mens. Het is dus uitermate belangrijk dat het frequent gebruik van deze stoffen in de varkenshouderij wordt aangekaart. Initiatieven zoals het diersoort specifieke formularium van Amcra, het Kenniscentrum inzake antibioticagebruik en -resistentie bij dieren, kunnen veehouders en dierenartsen helpen in hun keuze voor het juiste antibioticum.

Wanneer? In het totaal zien we 3 pieken in het antibioticagebruik (zie figuur 1), een eerste in de eerste week van de productiecyclus, gevolgd door een piek in de vierde en de negende week. Deze resultaten suggereren dat het op veel varkensbedrijven gebruikelijk is om behandelingen op te starten bij een volledige groep dieren op strategische tijdspunten, wanneer de kans op het oplopen van een infectie hoog wordt ingeschat. Voorbeelden hiervan zijn de geboorte en castratie in week 1, het spenen in week 4 of de start van het afmesten in week 9.

Figuur 1. Aantal antibioticabehandelingen per week toegediend aan een groep vleesvarkens van geboorte tot slacht, gebaseerd op de 750 behandelingen gerapporteerd in deze studie. De zwarte balken tonen de frequentieverdeling van de speenleeftijd voor de 180 varkensbedrijven. De blauwe balken tonen de frequentieverdeling van de leeftijd van de gespeende biggen wanneer ze verplaatst worden naar de afmeststallen voor de 180 varkensbedrijven.
Figuur 1. Aantal antibioticabehandelingen per week toegediend aan een groep vleesvarkens van geboorte tot slacht, gebaseerd op de 750 behandelingen gerapporteerd in deze studie. De zwarte balken tonen de frequentieverdeling van de speenleeftijd voor de 180 varkensbedrijven. De blauwe balken tonen de frequentieverdeling van de leeftijd van de gespeende biggen wanneer ze verplaatst worden naar de afmeststallen voor de 180 varkensbedrijven.

Over de volledige productiecyclus zien we dat, met 69,5% van het totale gebruik in deze studie, de gespeende biggen het meest behandeld werden. De zuigende biggen waren verantwoordelijk voor 22,5% van het totale gebruik en de vleesvarkens waren de minst behandelde groep met 8%. Opvallend is dat de leeftijdscategorieën positief correleerden met elkaar. Wat betekent dat een hoger gebruik op jonge leeftijd geassocieerd wordt met een hoger gebruik op oudere leeftijd. Mogelijks liggen hier bedrijfseigen factoren aan de basis, zoals een hogere infectiedruk of de houding van de veehouder tegenover het gebruik van antibiotica.

Meer verantwoord gebruik gewenst

Deze studie heeft aangetoond dat het mogelijk is om varkens groot te brengen zonder systematisch gebruik van antibiotica. In elk land was er minstens 1 bedrijf dat geen gebruik rapporteerde. De grote variatie in gebruik, zowel wat betreft de hoeveelheid als wat betreft gebruikskarakteristieken, geeft aan dat er nog ruimte is voor verbetering naar een meer verantwoordelijk antibioticagebruik in de Europese varkenssector.

Philip Joosten, Vakgroep Voortplanting, Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde, Fac. Diergeneeskunde, UGent

Lees ook in Varkens

Mobiele buitenstal verhoogt dierenwelzijn bij biologische varkens

Varkens Mobiele buitenstallen zien we in Vlaanderen doorgaans vooral voor vlees- of legkippen. Dankzij een nieuw stalsysteem kunnen nu ook zeugen met hun biggen buiten op de weide rondlopen. De biologische varkenshouderij De Vleterbeek uit Poperinge is volgens BioForum de eerste met zo’n mobiele buitenstal.
Meer artikelen bekijken