Horen paardenhouderijen thuis in het agrarisch gebied?
In Vlaanderen staan de agrarische gebieden onder druk, onder meer door de zogenaamde vertuining en verpaarding. Niet-landbouwers nemen daarbij delen van het agrarisch gebied in voor hun tuinen en voor het houden van hobbydieren, dikwijls paarden. Eén en ander brengt de vraag met zich mee wat wel en niet kan als men spreekt van een paardenhouderij in agrarisch gebied.

De agrarische gebieden zijn bestemd voor landbouw in de ruime zin. Dit betreft voornamelijk de voor het landbouwbedrijf noodzakelijke gebouwen, de bedrijfswoning van de exploitanten, alsook para-agrarische bedrijven.
Ook bij vergunningsaanvragen voor paardenhouderijen komt het er steeds op aan na te gaan of er vanuit stedenbouwkundig oogpunt sprake is van landbouw in de ruime zin. De cruciale vraag is daarbij welke activiteiten de aanvrager met het bedrijf beoogt te ontwikkelen. Ook de leefbaarheid van het betrokken bedrijf moet hiervoor worden geanalyseerd.
Noodzakelijke gebouwen van een leefbaar landbouwbedrijf
Aan de hand van de leefbaarheid moet worden onderzocht of de aanvraag kadert in een werkelijke landbouwactiviteit en geen verdoken aanvraag is om een gebouw op te trekken dat niet in agrarisch gebied thuishoort. Het criterium van de leefbaarheid moet vanuit stedenbouwkundig oogpunt bekeken worden en kan niet worden uitgelegd in de zin van een ‘economisch leefbaar’ bedrijf.
Het Departement Landbouw en Visserij aanvaardt paardenfokkerijen, dekhengsthouderijen en paardenmelkerijen als zuivere landbouwactiviteiten die thuishoren in agrarisch gebied.
Ook de Raad voor Vergunningsbetwistingen erkent het fokken en kweken van paarden als een zuiver agrarische activiteit. Bovendien is volgens de Raad voor Vergunningsbetwistingen ook een volwaardige en professionele paardenhouderij in beginsel verenigbaar met de agrarische bestemming, zelfs wanneer dit gepaard gaat met een beperkte privé-paardenhouderij. Het bedrijf moet in hoofdzaak gericht zijn op het houden van paarden van derden, en eventueel bijkomend op het africhten, opleiden en/of verhandelen ervan.
Bij de vergunningverlening, moet de betrokken overheid bovendien steeds de overweging maken of de gevraagde infrastructuur werkelijk noodzakelijk is voor de paardenhouderij in kwestie.
Afhankelijk van de omvang van de activiteit, worden hier ook aanhorigheden onder begrepen. Het betreft zowel bergingen voor voeder, materieel en onderhoud, maar ook een binnen- of buitenpiste, tredmolen, groom, verhardingen en afsluitingen. Zelfs een gebeurlijke manège zal als (para-)agrarisch worden beschouwd wanneer dit noodzakelijk is voor de agrarische hoofdbestemming en wanneer de omvang van het geheel van de vergunde infrastructuur in verhouding is met de aangetoonde fok- en/of africhtingsactiviteiten van de paardenhouderij.
Het gegeven dat de aanvrager niet alleen eigen paarden heeft, maar ook paarden in pension, doet voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen niets ter zake. Het para-agrarische paardenpension is immers in combinatie met de paardenhouderij toegelaten in agrarisch gebied, zeker wanneer de paarden van derden er worden gestald in functie van africhting en training.
Privaat dan wel publiek karakter is bepalend
Beleid?
Abonneevoordeel juridische vragen
Als abonnee op Landbouwleven geniet u van een voordeeltarief van 45€ (incl. btw.) per vraag aan onze gespecialiseerde juridische dienst.
Het geschreven en gedocumenteerde antwoord wordt u met de post of per mail opgestuurd.
Stuur uw vraag per post naar: Landbouwleven - 100 Koningsstraat - 1000 Brussel
Of per e-mail: juridischedienst@landbouwleven.be
- Betaling: via overschrijving op rekening BE31 1030 1157 0855
van Landbouwleven met de mededeling « Juridische vraag ».
– niet-abonnees: tarief 85€
– Bepaalde gevallen zullen gepubliceerd worden in de krant (anoniem)