Startpagina Recht

Horen paardenhouderijen thuis in het agrarisch gebied?

In Vlaanderen staan de agrarische gebieden onder druk, onder meer door de zogenaamde vertuining en verpaarding. Niet-landbouwers nemen daarbij delen van het agrarisch gebied in voor hun tuinen en voor het houden van hobbydieren, dikwijls paarden. Eén en ander brengt de vraag met zich mee wat wel en niet kan als men spreekt van een paardenhouderij in agrarisch gebied.

Leestijd : 4 min

De agrarische gebieden zijn bestemd voor landbouw in de ruime zin. Dit betreft voornamelijk de voor het landbouwbedrijf noodzakelijke gebouwen, de bedrijfswoning van de exploitanten, alsook para-agrarische bedrijven.

Ook bij vergunningsaanvragen voor paardenhouderijen komt het er steeds op aan na te gaan of er vanuit stedenbouwkundig oogpunt sprake is van landbouw in de ruime zin. De cruciale vraag is daarbij welke activiteiten de aanvrager met het bedrijf beoogt te ontwikkelen. Ook de leefbaarheid van het betrokken bedrijf moet hiervoor worden geanalyseerd.

Noodzakelijke gebouwen van een leefbaar landbouwbedrijf

Aan de hand van de leefbaarheid moet worden onderzocht of de aanvraag kadert in een werkelijke landbouwactiviteit en geen verdoken aanvraag is om een gebouw op te trekken dat niet in agrarisch gebied thuishoort. Het criterium van de leefbaarheid moet vanuit stedenbouwkundig oogpunt bekeken worden en kan niet worden uitgelegd in de zin van een ‘economisch leefbaar’ bedrijf.

Het Departement Landbouw en Visserij aanvaardt paardenfokkerijen, dekhengsthouderijen en paardenmelkerijen als zuivere landbouwactiviteiten die thuishoren in agrarisch gebied.

Ook de Raad voor Vergunningsbetwistingen erkent het fokken en kweken van paarden als een zuiver agrarische activiteit. Bovendien is volgens de Raad voor Vergunningsbetwistingen ook een volwaardige en professionele paardenhouderij in beginsel verenigbaar met de agrarische bestemming, zelfs wanneer dit gepaard gaat met een beperkte privé-paardenhouderij. Het bedrijf moet in hoofdzaak gericht zijn op het houden van paarden van derden, en eventueel bijkomend op het africhten, opleiden en/of verhandelen ervan.

Bij de vergunningverlening, moet de betrokken overheid bovendien steeds de overweging maken of de gevraagde infrastructuur werkelijk noodzakelijk is voor de paardenhouderij in kwestie.

Afhankelijk van de omvang van de activiteit, worden hier ook aanhorigheden onder begrepen. Het betreft zowel bergingen voor voeder, materieel en onderhoud, maar ook een binnen- of buitenpiste, tredmolen, groom, verhardingen en afsluitingen. Zelfs een gebeurlijke manège zal als (para-)agrarisch worden beschouwd wanneer dit noodzakelijk is voor de agrarische hoofdbestemming en wanneer de omvang van het geheel van de vergunde infrastructuur in verhouding is met de aangetoonde fok- en/of africhtingsactiviteiten van de paardenhouderij.

Het gegeven dat de aanvrager niet alleen eigen paarden heeft, maar ook paarden in pension, doet voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen niets ter zake. Het para-agrarische paardenpension is immers in combinatie met de paardenhouderij toegelaten in agrarisch gebied, zeker wanneer de paarden van derden er worden gestald in functie van africhting en training.

Privaat dan wel publiek karakter is bepalend

Volgens de rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen is het niet de aangevraagde infrastructuur die bepaalt of een paardenbedrijf in agrarisch, dan wel recreatiegebied thuishoort. Daarentegen is het hoofdzakelijke doel van het bedrijf en het publiek dan wel privaat karakter ervan belangrijk. Bedrijven die in eerste instantie gericht zijn op het opleren van ruiters, eerder dan op het trainen van paarden, horen niet thuis in agrarisch gebied. Zelfs het mogelijk professioneel karakter van de opleiding, staat in schril contrast met de agrarische toets die door de Raad werd geformuleerd.

Een paardenhouderij of paardenpension onderscheidt zich dus niet per se van een manege wat de infrastructuur betreft, maar wel omwille van het privékarakter. Een pension is enkel toegankelijk voor de eigenaars van de gestalde paarden en de door hen aangestelde derden en is gericht op het trainen van de paarden. Daarentegen wordt een manege voor een ruimer publiek opengesteld en daar ligt de nadruk op het trainen van de ruiter, niet van het paard.

Beleid?

Het ruimtegebruik dat voor paardenbedrijven noodzakelijk is, legt echter een grote druk op de steeds schaarser wordende landbouwgrond. De bevoegde ministers van Omgeving, Sport en Landbouw voorzien dit jaar een vernieuwde brochure “De paardensector in Vlaanderen”, die verduidelijking moet brengen ten aanzien van de verouderde brochure uit 2016. We zijn alvast benieuwd of de ministers ontwikkelingsmogelijkheden zullen bieden aan de paardensector, zonder te tornen aan de klassieke landbouw die ook al onder zeer zware druk staat.

Janna Bauters

Abonneevoordeel juridische vragen

Als abonnee op Landbouwleven geniet u van een voordeeltarief van 45€ (incl. btw.) per vraag aan onze gespecialiseerde juridische dienst.

Het geschreven en gedocumenteerde antwoord wordt u met de post of per mail opgestuurd.

Stuur uw vraag per post naar: Landbouwleven - 100 Koningsstraat - 1000 Brussel

Of per e-mail: juridischedienst@landbouwleven.be

- Betaling: via overschrijving op rekening BE31 1030 1157 0855

van Landbouwleven met de mededeling « Juridische vraag ».

(gelieve ten laatste 10 dagen na het sturen van uw vraag te betalen).

– niet-abonnees: tarief 85€

– Bepaalde gevallen zullen gepubliceerd worden in de krant (anoniem)

Lees ook in Recht

Belangrijkste bepalingen uit het uitvoeringsbesluit toegelicht

Recht Op 1 november 2023 is het Vlaams Pachtdecreet van 13 oktober 2023 in werking getreden. In het decreet zelf werden nog een aantal praktische zaken overgelaten aan de Vlaamse regering. Deze heeft nu haar voorontwerp van uitvoeringsbesluit aan de Raad van State overgemaakt voor advies.
Meer artikelen bekijken