Melkveehouderij... om een inkomen te behalen moet men zijn activiteit beheersen
Een sterk melkveebedrijf opbouwen en onderhouden is niet evident. Daniel Jacquet van de technisch-economische dienst Elevéo in Wallonië legt uit wat duurzaamheid in de melkveehouderij in al zijn aspecten betekent voor een bedrijf.
Wanneer men spreekt over het blijven voortbestaan van melkveebedrijven, dan moet men het vooral hebben over duurzaamheid, een term die de jongste jaren in de mode is en die met betrekking tot de melkveehouderij zeker op zijn plaats is.
Duurzaamheid berust op 3 pijlers: een leefbare omgeving, een economische ontwikkeling en ten slotte een sociale ontwikkeling.
Daarbij dient men zich een aantal vragen te stellen, zoals:
- Moet men het bedrijf vergroten om de toekomst veilig te stellen en een overname mogelijk te maken?
- Moet men diversifiëren?
- Moet men met buitenlandse arbeidskrachten gaan werken?
- Als mijn bedrijf te sterk vergroot, zal het dan nog over te nemen zijn?
- Wanneer ik investeer, waar ligt dan de limiet?
Voor de antwoorden op al deze vragen ging Daniel Jacquet kijken naar de huidige situatie in de melkveehouderij. Want, zo stelde hij, de meest zekere manier om een toekomst te hebben is om vandaag reeds te beantwoorden aan de criteria van duurzaamheid. “Wanneer de huidige situatie niet meer draaglijk is en niet beantwoordt aan de milieukundige, economische en sociale criteria, dan zie ik niet goed in hoe men voor zulk bedrijf nog een mooie toekomst kan verzekeren. Wie kan trouwens zeggen wat de toekomst ons zal brengen?”
“We hebben vaak de neiging om te denken dat de evolutie die we gekend hebben zich ook in de toekomst zal voortzetten. Wanneer het aantal koeien per bedrijf verdubbeld is in één of twee generaties, kan men zich redelijkerwijze inbeelden dat dit ook in de toekomst nog zo zal zijn. Aangezien de melkveebedrijven steeds meer gespecialiseerd worden, is dat een tendens die zich ook in de toekomst kan doorzetten. Maar vertrekken op deze basis is misschien niet de goede zienswijze.”
Het is daarom dat Daniel Jacquet dieper ingaat op wat de melkveebedrijven op dit ogenblik meemaken.
Een billijk inkomen
Om van een duurzaam melkveebedrijf te kunnen spreken, moet men er eerst en vooral zeker van zijn dat het een billijk inkomen kan opleveren. Te meer omdat dit een impact zal hebben op de twee andere pijlers van de duurzaamheid, nl. de sociale en milieukundige aspecten. “Wanneer de melkveehouder geen goed inkomen haalt uit zijn bedrijf, zal hij ook minder zorg hebben voor het leefmilieu. En geldt niet hetzelfde voor het sociale leven van de melkveehouder en zijn gezin?”
Maar welk melkveebedrijf heeft de beste toekomst? Is dat een groot bedrijf dat super is uitgerust, maar dat geen enkel inkomen oplevert? Of is het daarentegen een gemiddeld bedrijf dat zich niet buitensporig laat opmerken, maar dat beheersbaar is en dat een deftig inkomen oplevert?
Voor de spreker is het beslist de tweede optie die moet nagestreefd worden. En hij haalde daarbij het voorbeeld aan van Denemarken, wiens melkveebedrijven - met grote kuddes hoogproductieve dieren en die zeer sterk geautomatiseerd waren - gezien werden als dé toekomst van de melkveehouderij, maar waar de melkveebedrijven op een te grote schuldenberg zaten.
Geen mirakeloplossing!
“Welke economische activiteit, in om het even welk domein, kan op langere termijn blijven bestaan zonder dat zij een inkomen oplevert? Geen enkele! Gelukkig bestaat er niet één recept of één uniek model. Het belangrijkste is dat men coherent is in de keuzes die men maakt. Te meer omdat de activiteit, moet beheerst worden, indien deze lonend moet zijn. De melkveehouder moet zich dus beperkingen opleggen in termen van arbeid en van aantal dieren, om niet steeds achter de feiten te moeten aanhollen en voorbijgestreefd te worden door het beheer van zijn bedrijf. Dit is zeer slecht is voor de economie van zijn activiteit… Bovendien, hoe kan men nog een sociaal leven hebben als men zich steeds krom over zijn stuur moet buigen om het werk gedaan te krijgen?”
Steeds realistisch blijven
Om zijn betoog kracht bij te zetten haalt de spreker vervolgens enkele cijfers aan uit boekhoudingen van het jaar 2018 van de technisch-economische dienst waarvoor hij werkt. Het betreft hier cijfers van gespecialiseerde Waalse melkveebedrijven (met meer dan 95 % gemolken koeien) en overwegend uit de Weidestreek. Vermelden we dat de gebruikte eenheid hier de Volwaardige Arbeidskracht of VAK is, waarin niet de familiale arbeid wordt opgenomen en waarbij een arbeider slechts voor een halve VAK wordt gerekend.
Tussen 2016 en 2018 bedroeg het gemiddeld arbeidsinkomen 49.000 euro. “Een inkomen dat vergelijkbaar is met het paritair inkomen (inkomen van loon- en weddetrekkenden), met dat verschil dat men er de fictieve huurprijzen en de interesten op het eigen kapitaal moet van aftrekken.” Van het ene jaar op het andere schommelt dat inkomen echter sterk: 34.315 euro in 2016, 57.552 euro in 2017 en 55.793 euro in 2018.
Het aantal koeien per VAK bedroeg gemiddeld 57 en de melkproductie per koe lag op gemiddeld 7.114 liter per koe en per jaar. Merken we nochtans op dat de melkproductie per koe de jongste jaren een stijgende tendens vertoonde.
Daniel Jacquet beklemtoont: “Het belangrijkste? Blijf vooral realistisch, en dit zowel op economisch als sociaal vlak. Waar men ook gaat, steeds wordt het cijfer van 60 tot 70 koeien per VAK geciteerd. Waarom zou men daar dan boven willen gaan? Het is uiteraard mogelijk om een inkomen te halen met 60 koeien per VAK. De geanalyseerde gegevens tonen aan dat het even goed mogelijk is om een inkomen te halen met 40 koeien per VAK, zoals men ook een inkomen kan halen met 80 koeien per VAK.”
En hij verduidelijkt: “Ik zeg niet dat men absoluut meer dan 40 koeien per VAK moet hebben om een inkomen te halen. Het aantal koeien per VAK verklaart inderdaad slechts een deel van het arbeidsinkomen.”
Er is slechts één parameter belangrijk voor het bekomen van een redelijk inkomen en dat is de productiekost!... Hoe hoger die productiekost ligt, hoe meer het arbeidsinkomen per VAK een dalende tendens vertoont.
“Sommige melkveehouders zullen een hogere productiekost misschien kunnen compenseren door meer te melken of door een betere valorisatie van hun melk door hogere gehaltes aan vet en eiwit…”
Wanneer men de biologische melk buiten beschouwing laat, dan ziet de curve die de gegevens verzamelt er des te robuuster uit. Gemiddeld bedroeg de productiekost per 100 liter melk op niet biobedrijven in 2018 31,19 euro. “Het is des te belangrijker om een lage productiekost te hebben wanneer we in een periode met lage melkprijzen zitten”, aldus Daniel Jacquet.
Investeringen zijn mogelijk
Een zekere competitiviteit nastreven
· Variabele kosten:
· De investeringen (gebouwen)
· Arbeid
Zijn tijd nemen om te groeien
Goed werken vandaag is de enige manier om zijn toekomst te verzekeren. De inkomens die men nu haalt, zullen zich ten gepasten tijde aan- passen aan de toekomstige evoluties in de markt. Het is trouwens zeer waarschijnlijk dat de criteria die vandaag gelden, ook morgen van toepassing zullen zijn. Indien een bedrijf niet mag stil staan, dient het ook tot niets om kost wat kost te willen groeien.
“In de melkveehouderij ontdekt men zowat overal de waarden van het gras voor de economie en ook voor het milieu. De Weidestreek is dan ook goed geplaatst indien men zich baseert op melkproductie met gras als basis. Zal zerograzing (koeien op stal houden het jaar door) in de toekomst aanvaard worden? Grote melkveebedrijven, met 300 koeien of meer, zullen in de toekomst wellicht minder aanvaard worden door de buren, de gemeenten,…”
Volgens Daniel Jacquet is het vaak meer aangewezen, vanuit economisch en sociaal standpunt, om goed zijn productie te beheersen dan om te willen diversifiëren, te meer omdat er zeker een toekomst is weggelegd voor de melkveehouderij.
De jonge overnemers willen, meer nog dan de oudere generatie, een redelijk inkomen, een sociaal leven en zin geven aan hun activiteit. De banken stellen niet onbeperkt kapitaal ter beschikking. Ze stellen een zekere grens per volwaardige arbeidskracht. Wanneer een bedrijf niet rendabel is of wanneer het gaat om een masto