Startpagina Vleesvee

CRV lanceert een index op maat van het Belgisch witblauwe ras

“Fokkerij moet – zowel voor een organisatie als CRV als voor je eigen bedrijf – samengaan met een fokdoel.” Zo stelt Wim Veulemans van de Vlaams-Nederlandse fokkerijorganisatie CRV. “Wat wil je op je bedrijf nastreven? Welke richting wil je uitgaan? Met de nieuwe BWB-index willen we fokkers helpen om de juiste stierkeuze te maken aan de hand van betrouwbare fokwaarden.”

Leestijd : 6 min

In het verleden werden in de rundveehouderij heel wat stierkeuzes gemaakt ‘op het gevoel’. Fokkerij betekent echter de juiste keuze maken. “Fokkerij is weten én kiezen”, omschrijft Wim Veulemans. “Kiezen is één zaak, maar kiezen zónder te weten is niet verstandig. Kiezen zónder te weten, is gokken. Door méér te weten, bepaal je grotendeels het succes van je keuze.”

Verdienmodel

Wanneer we over het verdienmodel voor vleesvee hebben, raadt Veulemans aan om de groei van het dier voor ogen te houden. “Een koe moet ongeveer 600 kg per jaar opbrengen. Dit betekent dat een zoogkoe tussen het eerste en tweede kalf (maar nadien ook tussen tweede en derde kalf) 100 kg/jaar moet aangroeien. Daarnaast telt ook de groei van 450 kg van het kalf mee in die 600 kg/jaar én de 50 kg groei van het ongeboren kalf in datzelfde jaar.”

Een tweede verdienmodel bij vleesvee is de vruchtbaarheid. “Bij witblauwe dieren is de groei en de voederefficiëntie meestal wel in orde, het is immers een efficiënt ras. Een andere kritische succesfactor is de vruchtbaarheid. Een zoogkoe moet idealiter haar eerste kalf op de leeftijd van 2 jaar krijgen en vervolgens jaarlijks kalven. Dit zijn 2 belangrijke facetten om je verdienmodel binnen je vleesveemodel te optimaliseren.”

Wanneer je op een bedrijf met 100 zoogkoeien de tussenkalftijd (TKT) kan beperken tot 380 dagen dan verkrijg je een prima resultaat van 96 kalveren/jaar. Op die manier behaal je 13 kalveren meer dan bij een TKT van 440 dagen (83 kalveren/jaar) wat een gemiddeld resultaat is op een Vlaams bedrijf. “Dat zijn 13 extra dieren waar je weinig voor hoeft te doen.”

78 fokwaarden

Heel wat boeren kijken vandaag nog altijd gewoon naar hun koe en kiezen daar op het zicht een ‘passende’ stier bij, op basis van het uiterlijk van het dier dus. Maar dat is natuurlijk puur gokken. Vandaag zijn er nochtans voldoende gegevens beschikbaar – bijvoorbeeld de afstamming op stierkaarten maar ook de fokwaarden – om een beredeneerde keuze te maken.

Van elke fokstier zijn vandaag al heel wat gegevens beschikbaar.
Van elke fokstier zijn vandaag al heel wat gegevens beschikbaar. - Foto: CRV

Toch is fokkerij niet altijd een 1 op 1 verhaal. Wim Veulemans toont een voorbeeld waarbij 2 broers (Adajio en Kubitus) fenotypisch maar ook genetisch sterk verschillend zijn (tabel 1). “Adajio heeft vooral kwaliteiten inzake conformatie, bespierdheid; Kubitus is eerder sterk in gewicht, hij is groot en zwaar. En dat zie je ook in hun nakomelingen. Dit bevestigt dat fokwaarden hun relevantie hebben om de juiste keuze te maken.” De opbouw van de fokwaarden van een dier zijn een combinatie van gegevens van de vader, de moeder, de eigen prestaties van het dier en de prestaties van zijn nakomelingen. Hiermee krijgt men een goed inzicht in de genetische kwaliteiten van het dier. Als basis wordt gebruik gemaakt van de geboorte-, registratie-, vruchtbaarheids- en slachtgegevens.

CRV1

Je kunt fokwaarden berekenen van alle kenmerken of eigenschappen die registreerbaar én erfelijk zijn. Vandaag zijn ze beschikbaar voor kenmerken inzake geboorte en kalveropfok, voor de kenmerken op 14 maanden, voor de fenotypische eigenschappen en de lineaire beoordeling (dochters), voor de karkasindexen en voor de vruchtbaarheid. Bij de 3 regionale BWB-stamboeken tezamen zijn er momenteel niet minder dan 78 verschillende fokwaarden beschikbaar.

Juiste fokwaarde geeft meerwaarde

Wim Veulemans illustreerde de belangrijkste fokwaarden voor de vleesveehouder met voorbeelden, onder meer voor de factor groei. “Stel stier A heeft een fokwaarde (FW) karkasgewicht van 118 en stier B een FW van 90 voor deze parameter (waarbij het gemiddelde 100 is en 10 punten spreiding). Wat betekent dit dan voor de veehouder? 28 punten verschil tussen de fokwaarde van beide stieren is 2,8 maal de spreiding, en die 10 punten spreiding betekent 18,2 kg gewicht meer of minder. De helft van het effect, of 9,1 kg, wordt aan de nakomeling doorgegeven. Een karkas van een nakomeling van stier A is dus 25,48 kg (2,8 x 9,1) zwaarder dan van stier B. Als je jaarlijks 50 dieren afzet betekent deze meerwaarde toch wel een belangrijke keuze. Een goede selectie zorgt dus voor een hoger rendement.”

Dit geldt ook voor vruchtbaarheidskenmerken, zoals eerder aangehaald het tweede verdienmodel van vleesvee. “Bij een FW van 104 tegenover 100 verbetert de TKT, verlaagt het percentage terugkomers, verbetert het bevruchtingspercentage en kan op jongere leeftijd voor het eerste geinsemeerd worden. Met minder terugkomers (non return 56 van +3%) valt heel wat winst te rapen. Eerder insemineren zal voor een vroegere kalving zorgen en ook dat betekent winst.

BWB-index

Maar hoe kan je als veehouder door de bomen het bos nog zien met al die gegevens? In 2016 werd het fokdoel voor het Belgisch witblauwe ras door het Vlaamse stamboek Belgisch witblauw als volgt omschreven: een dier dat een makkelijke opfok kent, een hoge dagelijkse groei heeft, een eerste kalf op 24 maanden, en weer vlot drachtig wordt. Hierbij moet er ook voldoende aandacht gaan naar het beenwerk en de bespiering. Deze omschrijving werd door de vleesveehouders zelf bepaald. Om de 5 jaar wordt de omschrijving van het fokdoel geëvalueerd en bijgestuurd.

“Op basis van dit fokdoel hebben we een BWB-index berekend. Deze is vergelijkbaar met de NVI (Nederlands-Vlaamse Index) voor melkvee. Hiermee willen we handvatten aanreiken bij de realisatie van dit Vlaamse fokdoel. De index geeft een foktechnische waarde aan je dier. Vleesveehouders die altijd stieren met de hoogste algemene index kiezen, zullen finaal het sterkst richting het vooropgestelde Vlaamse fokdoel evolueren. Maar de vleesveehouder bepaalt weliswaar steeds zelf welke keuzes hij maakt voor zijn bedrijf.”

Hoe komt de nieuwe index tot stand?

De nieuwe BWB-index werd bepaald door de vleesveehouders in de rascommissie en de medewerkers van de Animal Evaluation Unit van de coöperatie CRV. “Het karkasgewicht van de koe (groeikracht van je dier) is het belangrijkste kenmerk (30%) binnen de samenstelling van de BWB-index (tabel 2). Vervolgens krijgt de leeftijd eerste inseminatie een gewicht van 20%. Andere factoren die we meenemen zijn het beenwerk, de sterfte bij geboorte, sterfte op 14 maanden, de bespiering en de eindbeoordeling. De 2 sterftekenmerken krijgen een negatieve waarde in de weging. Dat komt doordat die fokwaarde idealiter lager is dan gemiddeld, terwijl alle andere fokwaarden best bovengemiddeld zijn.

CRV2

Uit analyses op deze BWB-index volgt dat als je telkens kiest voor die BWB-index, je sterk vooruit zal gaan op de leeftijd van de eerste inseminatie en groeikracht. Je geeft daarbij iets toe op beenwerk en bespiering. Hierop fokken geeft dus vooral winst op vruchtbaarheid en karkasgewicht. De meeste BWB-dieren kalven slechts tweemaal. Door extra aandacht te geven aan de leeftijd van de eerste inseminatie, kan je dus veel winnen.

Driemaal per jaar 3 lijsten

De BWB-index werd in april voor het eerst gepubliceerd. Dit zal eveneens in augustus en december gebeuren. De nieuwe index is beschikbaar voor alle stieren met een KI-code bij het stamboek.

Fokkers kunnen de lijsten vinden via de websites van CRV Vlaanderen (www.vereniging-crv.be) en CRV Cooperatie alsook via publicaties van KI-organisaties (stierkaarten). “De fokwaarden worden trouwens gepubliceerd in functie van de betrouwbaarheid van de index. Er zullen met ander woorden 3 aparte lijsten beschikbaar zijn, respectievelijk voor jonge stieren, voor wachtstieren of stieren met weinig nakomelingen en voor stieren met veel nakomelingen. Wanneer je als vleesveehouder een keuze wil maken met een hoge zekerheid, neem je beter een betrouwbare stier met al veel nakomelingen. Wanneer je anderzijds nieuwe genetica wil introduceren, kan je ook terecht in de lijst met jonge dieren met indexen gebaseerd op de verwachtingswaarden.” De gepubliceerde lijsten zullen enkel stieren bevatten die jonger dan 10 jaar zijn alsook enkel stieren die in het voorbijgaande jaar enkele (10) geregistreerde inseminaties gedaan hebben.

Wim Veulemans wijst er tot slot op dat deze index zal geëvalueerd worden en dus aanpasbaar is. De discussie over het nieuwe fokdoel – in 2021 – start immers dit najaar. De maatschappij verandert, dus ook het BWB-ras van de toekomst zal veranderen, wat betekent dat het fokdoel wordt geëvalueerd en eventueel wordt aangepast.

Anne Vandenbosch

Lees ook in Vleesvee

Meer artikelen bekijken