Startpagina Edito

Edito: Aantallen zeggen (n)iets

Tot grote frustratie van de betrokkenen vliegen de aantallen die de term megastal omschrijven weer in het rond in de media. Wat is immers ‘mega’ in het kleine Vlaanderen?

Leestijd : 3 min

Met regelmaat van de klok wordt de intensieve veehouderij op de korrel genomen. Zijn het niet de natuurorganisaties, dierenrechtenorganisaties of politici die het minder goed voor hebben met de sector, dan duiken plots diepgravende artikels op in een of andere krant. Het voorbije weekend startte De Standaard haar reeks ‘De Veefabrieken’. In een ruim duidend artikel schetst de auteur de moeilijke situatie van heel wat veehouders aan de hand van getuigenissen die ze vooral in de Noorderkempen en in West-Vlaanderen registreerde. Voor vele varkens- en pluimveehouders is het de harde realiteit van kiezen voor schaalvergroting of stopzetten van het bedrijf, dikwijls nog met een grote schuldenlast. De uitbreiding gaat effectief dikwijls gepaard met ondersteuning van de voederleverancier, die al dan niet een hele keten in handen heeft.

Het verhaal start echter met een verkeerde insteek. Megastallen… het woord wordt te pas en te onpas gebruikt en toch bestaat er eigenlijk geen definitie van. Op wat slaat die term eigenlijk? Eén grote stal met veel dieren in? Of omschrijft het eigenlijk een bedrijf met diverse stallen en/of locaties met in totaal veel dieren? En wat is véél dan? Dit artikel gebruikt voor megastal de officiële Europese indeling over industriële veeteeltbedrijven, namelijk 40.000 kippen, 2.000 vleesvarkens of 750 zeugen… Door deze aantallen te hanteren, komen alvast heel wat Vlaamse familiale veebedrijven onder deze noemer terecht. Als we de gemiddelde grootte van onze pluimveebedrijven binnen Europa vergelijken, bengelen we nochtans aan het kleinste uiteinde. ‘Mega’ is dus echt wel een relatief begrip. Wel is het zo dat ons land een hogere bevolkingsgraad heeft dan die Oost-Europese landen met echte megabedrijven. Onze grotere stallen zijn dus zichtbaar, en soms inderdaad ruikbaar, voor de burger.

Net als de kleinere moeten ook die grotere bedrijven trouwens voldoen aan al onze wettelijke normen. Door efficiëntere en duurzamere technieken toe te passen bij nieuwbouw, zullen ze per eenheid zelfs beter scoren inzake emissie of dierenwelzijn dan oudere stallen. In bepaalde regio’s is de concentratie aan bedrijven echter wel degelijk hoog, dat valt niet te ontkennen.

Hoe dan ook – veel dieren of niet – de prijs die de boer op het einde van de rit overhoudt, is schrijnender dan ooit. Ook hier in Vlaanderen wordt immers geproduceerd voor de wereldmarkt. De grote spelers uit de keten trachten er een graantje mee te pikken, zonder enige winst voor de boer.

En ook de distributieketens hebben boter op hun hoofd. Elke week opnieuw trachten ze klanten naar hun warenhuis te lokken met topproducten aan dumpingprijzen. En de consument, die maalt daar niet om tijdens zijn wekelijkse aankopen. De burger daarentegen… die is na het lezen van dergelijk artikel verontwaardigd over het productieproces en overweegt zelfs om zich te bekeren tot het vegetarisme of veganisme. Of hoe de boer steeds de dupe is.

Anne Vandenbosch

Lees ook in Edito

Meer artikelen bekijken