“Ongeveer 5 % van de gewasbeschermingsmiddelen komt via drift in het water terecht, 30 % door afspoeling en de meerderheid door puntvervuiling”, vertelt Elise Vandewoestijne.
Drift voorkomen
Om drift te voorkomen moeten de gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden wanneer er weinig tot geen wind is, zodat de middelen minder verstuiven. Daarnaast raden de proefcentra het gebruik van driftreducerende doppen aan. “Het is ook heel belangrijk om de spuitvrije bufferzone ten opzichte van oppervlaktewater te respecteren”, voegde de onderzoekster van het PCG eraan toe.
Afspoeling vermijden
Afspoeling ontstaat wanneer druppelinslagen van neerslag bodemdeeltjes losmaken. Het afspoelen van water voert de losgekomen bodemdeeltjes mee, voornamelijk op hellende percelen. Door gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken op velden waarop nog geen goed ontwikkeld gewas staat, komen deze middelen op de bodem terecht en bij het afspoelen van de bodemdeeltjes worden ook de gewasbeschermingsmiddelen afgevoerd. “Afspoeling voorkomen hangt dus samen met erosie vermijden”, legde Elise Vandewoestijne uit. “Door maatregelen tegen erosie te nemen zoals drempeltjes aanleggen tussen (aardappel)ruggen, vermijd je ook afspoeling.”
Puntvervuiling reduceren
Door te morsen, verpakkingsmateriaal van gewasbeschermingsmiddelen achter te laten of spuitmachines te reinigen op verharde oppervlakten zonder opvang, kan restwater in het water terechtkomen. “De hoeveelheid restwater reduceren kan door zo proper mogelijk te werken zonder te morsen en door spuittoestellen niet te vullen op verharde oppervlakten waar geen opvang voorzien is. Wij raden vanuit de proefcentra aan om zoveel mogelijk handelingen op het veld uit te voeren waar de bodem voor de (gedeeltelijke) afbraak van de middelen kan zorgen”, lichtte de onderzoekster toe. Daarnaast verkleinen een gekeurd spuittoestel conform de wetgeving, exacte berekeningen van de nodige hoeveelheden en zorgvuldig omgaan met de verpakkingen de kans op restvloeistoffen. “Uit enquêtes is wel al gebleken dat zeker met deze laatste maatregel de telers al goed vertrouwd zijn”, merkte Elise Vandewoestijne op.
Hoe restwater verwerken?
Indien er toch restwater is, zoals na het reinigen van spuittoestellen, moet dit opgevangen en verwerkt worden. Voor die verwerking beschreef Elise Vandewoestijne enkele opties: de Heliosec, een systeem op basis van verdamping, de Sentinel, een fysico-chemisch systeem en twee biozuiveringssystemen, de fytobak en de biofilter.
Biozuiveringssystemen zijn systemen waarbij de actieve stoffen in de gewasbeschermingsmiddelen op een biologische manier worden afgebroken door micro-organismen.
Een uitgebreide studie toonde aan dat het substraat van essentieel belang is bij de biozuiveringssystemen. Ideaal bestaat het uit 50% stro of kokoschips als koolstofbron voor de micro-organismen, 40% compost of potgrond als drager of absorptiemateriaal en 10% teeltaarde waar de nodige micro-organismen in aanwezig zijn. Het absorptiemateriaal is noodzakelijk om het water lang genoeg vast te houden, zodat er een goede interactie kan zijn tussen de micro-organismen en de gewasbeschermingsmiddelen. De teeltaarde in het zuiveringssysteem komt het best van het eigen bedrijf. Door de specifieke teelten op het bedrijf en de daarmee samengaande gewasbeschermingsmiddelen is er in de teeltaarde op het bedrijf een selectie geweest voor micro-organismen die deze gewasbeschermingsmiddelen kunnen afbreken. De populatie micro-organismen bij een fruitteler zal er waarschijnlijk een beetje anders uitzien dan bijvoorbeeld bij een aardappelteler.
De biofilter
De biofilter die voorgesteld wordt door de proefcentra, bestaat uit drie cubicontainers die op elkaar gestapeld worden, daarnaast twee cubicontainers met planten en nog één kleinere container. De onderste van de drie gestapelde containers vormt het opvangreservoir en de twee erboven vormen de filtereenheid. Daarnaast komen twee cubicontainers die de verdampingseenheid vormen.
Deze biofilter kan 10 tot 20 liter spoelresten per dag verwerken, en dit gedurende ongeveer 200 dagen per jaar. De temperatuur moet immers boven 15 °C zijn om een goede activiteit van de micro-organismen te verzekeren. Gemiddeld kan een biofilter 4.000 L per jaar verwerken.
Het hele systeem moet buiten staan onder een afdak, liefst naar het zuiden gericht en in de wind om een goede verdamping te bewerkstelligen. Door de cubicontainers van de filtereenheid sijpelt het water langzaam door het substraat in de containers, waarbij tot 95% van de gewasbeschermingsmiddelen uit het water gefilterd wordt. Vervolgens komt het water in de verdampingseenheid. In die laatste twee cubicontainers staan planten, zegge in de eerste en wilg in de tweede. Deze planten zorgen voor de verdere verdamping van het water. Overtollig water wordt van het laatste, kleinere vat via een pomp met vlotter weer naar het opvangreservoir gepompt. Vanuit dit reservoir gaat het water naar de bovenste cubicontainer van de filtereenheid.
Opbouw biofilter
In het tweede, praktische deel van de workshop werd de bouw van de biofilter stap voor stap getoond door Bart Haleydt (PCS). De benodigdheden voor de bouw van een biofilter zijn:
· 5 zwarte (IBC) vaten (1000 liter vaten) of 5 witte vaten die afgedekt worden met een worteldoek en één kleiner vat
· 2 m3 substraat filtereenheid (bijvoorbeeld 25 kg stro, 120 kg compost en 160 kg teeltaarde per m3
· 2 m3 substraat voor de vegetatie in de verdampingseenheid
· Timer en pompen
· 5 x adapter S60X-6-BSP M3/4”
· PVC leidingwerk (3/4 of ½ duim) o.a. 10 T-stukken, 5 bolkranen, 10 slangnippels (aansluitstuk voor darm)
· Verdeelsysteem en 20 m doorzichtige doorvoerslang (19 X 25 mm)
· 5 X 1,5 m drainageslang (60 mm) + afdichtingsmiddel (siliconekit)
· 6 zeggeplanten (bij voorkeur Carex acutiformis) en 12 wilgenscheuten (bij voorkeur Salix triandra)