Startpagina Archief

Hoe presteerden

de suikerbieten in 2016?

Het afgelopen jaar 2016 is op verschillende niveaus uitzonderlijk: vochtig en vervolgens droog, ontwikkeling van wortelziekten, sterke druk van bladziekten. Uitzonderlijk in negatieve zin met als gevolg een moeilijk groei en sterk uiteenlopende opbrengsten tussen percelen en streken. Het overvloedige water op het einde van het voorjaar 2016 staat in contrast met het voorjaar 2015 dat gemiddeld eerder droog was !

Leestijd : 7 min

Om een rassenkeuze te maken voor 2017 mag men dus niet stoppen bij één jaar ervaring, zijnde goed of minder goed. Zijn rassenkeuze maken op basis van het jaarresultaat zal het gedrag van het ras in de toekomstige omstandigheden, die we niet controleren, niet kunnen voorspellen. De analyse van de resultaten, rekening houden met het potentieel van de rassen over meerdere seizoenen (de bevestigde rassen over 3 jaar hebben meer gegevens) alsook de stabiliteit van de opbrengst tussen de jaren, zal zorgen voor een rationele keuze.

Al deze gegevens zijn weergegeven in de tabellen de opbrengstkenmerken (wortel, suikerrijkheid, grondtarra) per ras alsook de resistenties voor bladziekten, risico op schieters, enz. Als er bij de variëteit in de tabel de letter ‘T’ vermeld is, geeft dit aan dat het een getuigeras is.

Zaai en veldopkomst

In 2016 werden acht proefvelden uitgezaaid om de rassen te bestuderen. Met het milde en droge weer van begin maart werden de eerste rassenproeven gezaaid vanaf 22 maart, voor de regenperiode die op 25 maart begon. De overige proefvelden werden gezaaid tussen 11 en 22 april.

Zowel in de velden gezaaid in maart als in deze van april was de opkomst goed en homogeen. Er werd nochtans een repetitief rasgedrag vastgesteld tussen de proefplaatsen. In een vroeg stadium onderscheiden de rassen Lumière, Lisanna, Eucalyptus en BTS8645N zich door een snelle jeugdontwikkeling, de rassen Gaëlla en Elisabeta daarentegen hebben een langzamere jeugdontwikkeling.

Het aantal schieters bleef relatief laag. Voor de vroeg gezaaide rassen hebben we op het einde van de zomer een verhoging van het aantal schieters vastgesteld, maar in geen enkele mate zoals bij de vroege zaai in 2015. De rassen met meer dan 150 schieters per hectare zijn Gauss en Baribal.

Bladziekten

2016 zal zeker in ons geheugen blijven als het jaar met de sterke Cercospora aantasting, net zoals in 2014. Ondanks de fungicidebehandeling(en) heeft Cercospora zich snel verspreid vanaf het einde van de zomer tot midden oktober door de zeer milde temperaturen bevorderend voor haar ontwikkeling. Hierdoor konden de rassen goed gekarakteriseerd worden ten opzichte van deze ziekte, maar konden we vooral de zwakte van veel van onze rassen ten opzichte van deze plaag observeren. In de meeste velden was een tweede fungicidebehandeling gerechtvaardigd tijdens de tweede helft van augustus, maar desondanks kende cercospora nog een sterke uitbreiding. Daarentegen was er nagenoeg afwezigheid van roest, witziekte en (zeer weinig) ramularia.

De gevoeligheid voor cercospora kon op meerdere plaatsen, al dan niet behandeld, bepaald worden. Onder de rassen met een beter ‘Cercospora’-profiel kunnen wij de rassen BTS605, Paxy en LisannaKws noemen.

Weinig grond

De rooiomstandigheden waren gemakkelijk en de bieten waren proper gerooid. De grondtarra lag onder 1 ton/ha in het begin van de campagne en rond 3 t/ha later. De raseigenschap kon slechts in één proefveld met precisie bepaald worden.

Nematoden

Ondanks de algemene lage temperatuur van het voorjaar konden de eerste nematodencysten reeds begin juni waargenomen worden in besmette percelen, ook in deze met een lage besmetting. De invloed van de nematoden in de diepere lagen kon dit jaar weer bevestigd worden met een duidelijk effect op de opbrengst.

De rassen hebben hun opbrengstcijfers bevestigd, zowel voor het productiepotentieel als de goede tolerantie. De nematodentolerante rassen werden in 2016 op 46% uitgezaaid.

De opbrengsten

Het rooien van de proeven begon op 23 september in goede omstandigheden en eindigde op 2 november. De suikerrijkheid bleef boven 18°S behalve op de plaatsen aangetast door Cercospora. Soms lag het wortelgewicht boven 100 ton netto per hectare. De suikeropbrengst varieerde tussen 16 ton voor de eerste rooi en oversteeg 20 ton suiker in de meest productieve percelen.

Rhizoctonia en Rhizomanie

De proeven aangelegd om de resistentie voor Rhizoctonia bruinwortelrot te bepalen hebben de goede resistentie van het ras BTS180 bevestigd. Daarentegen hebben de rassen BTS605 en Hendrika een lagere maar aanvaardbare resistentie getoond.

Onder de nieuwigheden, het ras Tolemax. Het driedubbelresistente ras rhizomanie-nematoden-rhizoctonia (Hendrika) werd voor het tweede jaar getest en bevestigt zijn resultaten.

Enkele percelen in de streek van Binche zijn besmet met een variante van het rhizomanievirus. Het ras SympaticaKws (met een additionele resistentie rz2) werd in 2015 getest en heeft haar goede resistentie tegen dit virustype getoond. Het is het enige aanbevolen ras voor deze situatie.

Hele biet

Om de overgang van productie naar receptie van hele bieten voor te bereiden, heeft het Beheercomité van het KBIVB beslist om de ontvangst van hele biet te starten vanaf de rooi 2016. Dit geldt zowel voor de proeven voor aanbeveling als voor de proeven voor inschrijving.

De financiële berekening 2016 houdt eveneens rekening met een nieuw barema van suikerrijkheid, maar handhaaft steeds een beboeting voor grondtarra en vergoeding voor pulp.

Nematodensituatie

De keuze voor een nematodentolerante ras is een noodzaak in elk perceel besmet met het bietecystenematode Heterodera schachtii. Zodra de besmetting groter is dan 150 eieren+larven per 100 g grond kunnen de verliezen tot meerdere procenten oplopen. Dit verlies kan door het gebruik van nematodentolerante rassen sterk verminderd worden. Het effect van nematodentolerante rassen is des te groter naarmate de aantasting toeneemt, ook is deze aantasting in diepere grondlagen te vinden (onder 30 cm). Meerdere nematodentolerante rassen hebben eveneens een opbrengstpotentieel dat in klassieke situatie op het niveau ligt van de beste rhizomanierassen.

Detectie van de aanwezigheid van nematoden gebeurt door een bodemanalyse, maar nog beter via observaties gedaan tijdens de laatste bietenteelt. Er zijn enkele symptomen die de landbouwer indicaties geven over de aanwezigheid van nematoden : verbleking van het gewas met magnesiumgebrek, delen met verwelking, (witte) cysten op de wortelharen, lage wortelopbrengst.

Klassieke situatie

Alle rassen werden onder klassieke situaties getest zonder specifieke problemen om het opbrengstpotentieel en de eigenschappen te vergelijken. In deze situatie zal de keuze voor een ras niet zozeer naar het type ras gaan ‘rhizomanie’, ‘nematodentolerant’ of ‘rhizoctoniaresistent’ maar naar specifieke eigenschappen die de opbrengst maken. Naast de opbrengst zullen de ziektentolerantie , veldopkomst, schietersgevoeligheid belangrijke keuzemogelijkheden bieden voor één of een ander ras.

Meerjarige resultaten van de klassieke proeven geven steeds een beter beeld van het algemeen gedrag van het ras onder de verschillende jaarinvloeden: klimaat, ziektedruk, en andere.

Zoals we het reeds schreven is het opbrengstpotentieel van de nematodentolerante rassen sterk toegenomen tussen 2011 en 2016.

Rhizoctonia

Alvorens de keuze te maken voor een ras resistent voor Rhizoctonia, bruinwortelrot zal men eerst de risicofactoren aanwezig op het perceel moeten bestuderen:

- Een (frequente) rotatie met maïs, vooral korrelmaïs. De inwerking van onverteerde materie is een verzwarende factor;

- Gebrek aan bodemstructuur, door rooiingen uitgevoerd in vochtige omstandigheden, zelfs tijdens de laatste 5 jaar;

- Aanwezigheid van rhizoctonia bruinwortelrot geïdentificeerd op het perceel.

Het gebruik van een resistent ras sluit de aanwezigheid van rotte bieten niet uit maar verzwakt ze sterk. Opbrengst en resistentie zijn dikwijls omgekeerd gelinkt, men moet hier oplettend zijn naar het gewenst resistentieniveau. De resistente rassen bieden geen oplossing indien zij niet gepaard gaan met passende landbouwkundige maatregelen: rotatie, respect voor de structuur, optimale pH en beredeneerde bemesting.

Tolerantie bladziekten

De afgelopen drie jaar hebben gediend als les: rekening houden met de gevoeligheid voor bladschimmelziekten is vanzelfsprekend. De ‘bladgezondheid’ was zowel in 2014 als in 2016 uitgesproken belangrijk en in combinatie met fungicidebehandeling(en). Een resistent ras gecombineerd met een fungicide kadert in IPM om het best bladgezondheid te garanderen, maar ook om het risico voor resistentie voor fungiciden te verlagen. Hoe later de oogst van de bieten, hoe belangrijker de factor bladgezondheid via het ras zal spelen om het maximaal potentieel van het perceel te garanderen.

Van alle bladziekten is cercospora zeker de meest schadelijke. Kiezen voor een meer resistent ras, voornamelijk voor cercospora, is des te belangrijker als:

- de rotatie in bieten kort is

- het gezaaide perceel langs een perceel ligt dat besmet is met cercospora in 2016

- de rooi laat is

Aphanomyces

Het uitzonderlijk verschijnen van Aphanomyces (droogrot) in 2016 is het gevolg van de zware regenval tijdens de maand juni en bevorderd door een gebrekkige structuur. We kennen deze ziekte beter in het kiemplantenstadium, waardoor ‘wortelbrand’ veroorzaakt wordt, dat een fungicidebescherming via het zaad vereist.

De laatste verschijning van Aphanomyce van dezelfde omvang dateert van 1991, dus 25 jaar geleden. Deze schimmel, die goed gedijt in natte omstandigheden, gronden arm aan calcium (lagere pH) heeft zich gemakkelijk kunnen ontwikkelen in de omstandigheden die we aan het eind van het voorjaar kenden. Deze schimmel dringt de biet binnen via de wortelharen, en concentreert zich eerst in de wortellijst waar zwarte sponsachtige scheuren ontstaan. Hoewel de ziekte zeer oppervlakkig blijft, kan het leiden tot vervorming van de wortel door insnoering. Het lijkt de bewaring van de biet niet negatief te beïnvloeden.

Geen enkele specifieke selectie voor Aphanomyces werd in België geïntroduceerd. Maar het KBIVB kon een grote variabiliteit in de gevoeligheid tussen de rassen gecommercialiseerd door de verschillende zaadbedrijven waarnemen.

Stabiliteit van de rassen

Onder stabiliteit van de variëteiten wordt verstaan de variatie in opbrengst/suikerrijkheid bekomen door de variëteit tussen de verschillende proefjaren. De (on)stabiliteit heeft soms een oorzaak bij een genetische verandering van de variëteit (genetische stabiliteit) , meestal bij een interactie tussen de variëteit en het milieu (klimaat, opkomst, ziektendruk, … is landbouwkundige stabiliteit). Genetische veranderingen kunnen niet, maar de landbouwkundige stabiliteit is belangrijk.

KBIVB

Actueel

Voir plus d'articles
Meest gelezen