de suikerbieten in 2016?
Al deze gegevens zijn weergegeven in de tabellen de opbrengstkenmerken (wortel, suikerrijkheid, grondtarra) per ras alsook de resistenties voor bladziekten, risico op schieters, enz. Als er bij de variëteit in de tabel de letter ‘T’ vermeld is, geeft dit aan dat het een getuigeras is.
Zaai en veldopkomst
In 2016 werden acht proefvelden uitgezaaid om de rassen te bestuderen. Met het milde en droge weer van begin maart werden de eerste rassenproeven gezaaid vanaf 22 maart, voor de regenperiode die op 25 maart begon. De overige proefvelden werden gezaaid tussen 11 en 22 april.
Zowel in de velden gezaaid in maart als in deze van april was de opkomst goed en homogeen. Er werd nochtans een repetitief rasgedrag vastgesteld tussen de proefplaatsen. In een vroeg stadium onderscheiden de rassen Lumière, Lisanna, Eucalyptus en BTS8645N zich door een snelle jeugdontwikkeling, de rassen Gaëlla en Elisabeta daarentegen hebben een langzamere jeugdontwikkeling.
Het aantal schieters bleef relatief laag. Voor de vroeg gezaaide rassen hebben we op het einde van de zomer een verhoging van het aantal schieters vastgesteld, maar in geen enkele mate zoals bij de vroege zaai in 2015. De rassen met meer dan 150 schieters per hectare zijn Gauss en Baribal.
Bladziekten
2016 zal zeker in ons geheugen blijven als het jaar met de sterke Cercospora aantasting, net zoals in 2014. Ondanks de fungicidebehandeling(en) heeft Cercospora zich snel verspreid vanaf het einde van de zomer tot midden oktober door de zeer milde temperaturen bevord
Weinig grond
De rooiomstandigheden waren gemakkelijk en de bieten waren proper gerooid. De grondtarra lag onder 1 ton/ha in het begin van de campagne en rond 3 t/ha later. De raseigenschap kon slechts in één proefveld met precisie bepaald worden.
Nematoden
Ondanks de algemene lage temperatuur van het voorjaar konden de eerste nematodencysten reeds begin juni waargenomen worden in besmette percelen, ook in deze met een lage besmetting. De invloed van de nematoden in de diepere lagen kon dit jaar weer bevestigd worden met een duidelijk effect op de opbrengst.
De rassen hebben hun opbrengstcijfers bevestigd, zowel voor het productiepotentieel als de goede tolerantie. De nematodentolerante rassen werden in 2016 op 46% uitgezaaid.
De opbrengsten
Het rooien van de proeven begon op 23 september in goede omstandigheden en eindigde op 2 november. De suikerrijkheid bleef boven 18°S behalve op de plaatsen aangetast door Cercospora. Soms lag het wortelgewicht boven 100 ton netto per hectare. De suikeropbrengst varieerde tussen 16 ton voor de eerste rooi en oversteeg 20 ton suiker in de meest productieve percelen.
Rhizoctonia en Rhizomanie
De proeven aangelegd om de resistentie voor Rhizoctonia bruinwortelrot te bepalen hebben de goede resistentie van het ras BTS180 bevestigd. Daarentegen hebben de rassen BTS605 en Hendrika een lagere maar aanvaardbare resistentie getoond.
Onder de nieuwigheden, het ras Tolemax. Het driedubbelresistente ras rhizomanie-nematoden-rhizoctonia (Hendrika) werd voor het tweede jaar getest en bevestigt zijn resultaten.
Enkele percelen in de streek van Binche zijn besmet met een variante van het rhizomanievirus. Het ras SympaticaKws (met een additionele resistentie rz2) werd in 2015 getest en heeft haar goede resistentie tegen dit virustype getoond. Het is het enige aanbevolen ras voor deze situatie.
Hele biet
Om de overgang van productie naar receptie van hele bieten voor te bereiden, heeft het Beheercomité van het KBIVB beslist om de ontvangst van hele biet te starten vanaf de rooi 2016. Dit geldt zowel voor de proeven voor aanbeveling als voor de proeven voor inschrijving.
De financiële berekening 2016 houdt eveneens rekening met een nieuw barema van suikerrijkheid, maar handhaaft steeds een beboeting voor grondtarra en vergoeding voor pulp.
Nematodensituatie
Klassieke situatie
Rhizoctonia
Alvorens de keuze te maken voor een ras resistent voor Rhizoctonia, bruinwortelrot zal men eerst de risicofactoren aanwezig op het perceel moeten bestuderen:
- Een (frequente) rotatie met maïs, vooral korrelmaïs. De inwerking van onverteerde materie is een verzwarende factor;
- Gebrek aan bodemstructuur, door rooiingen uitgevoerd in vochtige omstandigheden, zelfs tijdens de laatste 5 jaar;
- Aanwezigheid van rhizoctonia bruinwortelrot geïdentificeerd op het perceel.
Het gebruik van een resistent ras sluit de aanwezigheid van rotte bieten niet uit maar verzwakt ze sterk. Opbrengst en resistentie zijn dikwijls omgekeerd gelinkt, men moet hier oplettend zijn naar het gewenst resistentieniveau. De resistente rassen bieden geen oplossing indien zij niet gepaard gaan met passende landbouwkundige maatregelen: rotatie, respect voor de structuur, optimale pH en beredeneerde bemesting.
Tolerantie bladziekten
De afgelopen drie jaar hebben gediend als les: rekening houden met de gevoeligheid voor bladschimmelziekten is vanzelfsprekend. De ‘bladgezondheid’ was zowel in 2014 als in 2016 uitgesproken belangrijk en in combinatie met fungicidebehandeling(en). Een resistent ras gecombineerd met een fungicide kadert in IPM om het best bladgezondheid te garanderen, maar ook om het risico voor resistentie voor fungiciden te verlagen. Hoe later de oogst van de bieten, hoe belangrijker de factor bladgezondheid via het ras zal spelen om het maximaal potentieel van het perceel te garanderen.
Van alle bladziekten is cercospora zeker de meest schadelijke. Kiezen voor een meer resistent ras, voornamelijk voor cercospora, is des te belangrijker als:
- de rotatie in bieten kort is
- het gezaaide perceel langs een perceel ligt dat besmet is met cercospora in 2016
- de rooi laat is