Pas na de Tweede Wereldoorlog brak de tractor echt door, wereldwijd en ook in België. Meerdere factoren lagen aan de basis van deze evolutie. Het ging niet alleen om de hierboven beschreven technische verbeteringen, maar ook de goedkopere prijs en de nieuwe modellen die beter waren aangepast aan de West-Europese omstandigheden, speelden een rol. In eerste instantie waren het nog steeds de grotere bedrijven die een tractor kochten, alsook de loonwerkers. Daarnaast mag de impact van voorlichters en experts, bijvoorbeeld van de overheid, niet worden onderschat.
Zij besteedden vanaf de late jaren 1940 in toenemende mate aandacht aan de mogelijkheden van de tractor voor de Belgische boeren. Op goed tien à vijftien jaar evolueerde hun mening van aarzelend tot overwegend positief. Maar laat ons vooral het effect van reclame, advertenties en commerciële agenten niet vergeten. Allen speelden ze in op een behoefte en wens om de voedselproductie op te drijven en de naoorlogse landbouw te moderniseren. Begrijp hier: om boeren warm te maken voor schaalvergroting, specialisatie, toenemende investeringen en mechanisatie. Dit vertaalde zich onder meer in een toenemende verkoop van onder meer zelfrijdende maaidorsers en melkmachines tijdens de jaren 1950 en 1960.
Tractor als symbool
Maar vooral de tractor werd het symbool bij uitstek van de moderne naoorlogse ‘geïndustrialiseerde’ landbouw, van de vooruitgang en modernisering van de primaire sector en het platteland. Tussen 1950 en 1960 steeg het aantal tractoren van net geen 10.000 naar bijna 45.000. Tien jaar later registreerde de landbouwtelling al meer dan 90.000 exemplaren. Het is dan ook niet toevallig dat de tractor op heel wat homemade foto’s uit de jaren 1950-1960 en later figureert. Trots als een pauw poseren boer en boerin (dikwijls ook met de kinderen erbij) met de nieuwe aanwinst.
De introductie en verspreiding van de tractor betekende het einde van het (trek)paard als trouwe en dagelijkse gezel van de landbouwer. Paarden waren vroeger de ‘koningen’ van het landbouwbedrijf. Zij konden veel werk verzetten, werden goed verzorgd en gehuisvest in de betere stallen van de hoeve. Een boerenpaard was dan ook veel kapitaal waard. Het volgende gezegde spreekt boekdelen: ‘Vrouw verloren, iet verloren. Koe verloren, veel verloren. Paard verloren, al verloren’. De tractor moest dan ook van goeden huize zijn om het paard, eeuwenlang de trouwe bondgenoot van vele boeren, te vervangen. Tussen 1929 en 1950 daalde het aantal boerenpaarden slechts beperkt, van circa 270.000 naar 241.000, waarbij zeker de impact van de Tweede Wereldoorlog niet mag worden vergeten.
Paardenpopulatie daalt...
Maar vanaf dan verliep de neergang krachtig: België telde in 1959 nog 170.000 boerenpaarden en in 1970 niet meer dan 74.000 Opvallend daarbij, maar zeker niet verwonderlijk, was de strategie van tractorbouwers om de prestaties en mogelijkheden van tractoren te vergelijken met de troeven en beperkingen van trekpaarden. En ook experts, voorlichters en landbouwers zelf deden dat. Slogans als “Slavernij en kleine winst of Ferguson en voorspoed” beklemtoonden de voordelen van de tractor.
Niet meer geremd door voer- en rusttijden kozen heel wat landbouwers voor techniek en moderniteit. Het merk Volvo stelde in de jaren 1950 dat tractoren, in tegenstelling tot paarden, niets kostten wanneer ze niet moesten werken. En: “Comme l’arrêt est de beaucoup plus long que le travail, l’avantage est largement au profit du tracteur.” Advertenties stelden de toekomst van het boerenpaard ook visueel voor. Door het paard letterlijk naar de achtergrond te verbannen en de tractor op de voorgrond te plaatsen, werden de verhoudingen duidelijk geschetst. Toch schoof de boer bij de aankoop van een tractor het paard niet meteen aan de kant.
“Au point de vue psychologique, le fermier évolue lentement”, stelde een tractorproducent. Grote boerenbedrijven die als eerste een tractor aankochten, bleven trekpaarden inzetten voor specifieke taken. Het dier kon immers als geen ander lichte werkjes opknappen waarbij precisie en wendbaarheid belangrijk waren. Of het bracht redding waar het mechanische tuig te kort schoot. Het gebeurde in de jaren 1950-1960 nog wel eens dat het paard in de winter de tractor in gang moest trekken als hij was vastgereden, of als de motor door het koude weer weigerde te starten.
Concurrenten lanceren reclame-offensief
De introductie en diffusie van de tractor werden begeleid door een waar reclame-offensief. De vele producenten van tractoren wedijverden om de aandacht (en de centen) van de landbouwers. De eerste reclames voor tractoren doken in België op voor de Eerste Wereldoorlog, maar het was pas vanaf de jaren 1930 dat ze veelvuldiger verschenen in gespecialiseerde landbouwtijdschriften. Met vooral technische informatie probeerden ze de troeven van de machine in de verf te zetten.
Efficiëntie en tijdswinst (van belang tijdens de drukke en korte oogstperiodes) stonden voorop. Vanaf de jaren 1950 volgden grotere inspanningen. Begeleid door folders, catalogi van landbouwsalons zoals Agribex en advertenties in allerlei vaktijdschriften probeerden vertegenwoordigers van verschillende merken het ‘ijzeren paard’ aan de man te brengen. Naast de technische gegevens bevatten deze advertenties vaak een verwijzing naar wat de machine kon betekenen voor boer en bedrijf op het vlak van tijdswinst en efficiëntie. Vanaf de jaren 1970 werden de reclames uitgebreider en kleurrijker. Doorsnedes van de tractor toonden specifieke technische kenmerken.
De aankoop van een tractor betekende een serieuze investering voor het landbouwersgezin. Door haar betrokkenheid bij de boekhouding van het bedrijf, spe elde de vrouw des huizes vaak een belangrijke rol wanneer een aankoop werd overwogen. Ook dat wisten de reclamejongens uit die tijd maar al te goed en dus kwamen naast de folders met technische info ook idyllische taferelen aan bod. Vanaf de jaren 1960 richtten reclames voor tractoren zich weer vooral op een mannelijk doelpubliek.
Dook er toch een vrouw op in het beeld, dan was dat hoofdzakelijk om te beklemtonen dat de tractor besturen ‘kinderspel’ was. Ongetwijfeld hebben de vele advertenties bijgedragen aan de versnelde verspreiding van de tractor in België tussen circa 1950 en 1970, samen met de technische verbeteringen, de krapte op de agrarische arbeidsmarkt en de dalende prijzen. Bovendien mag niet worden vergeten dat de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog zich kenmerkten door een bredere mechanisatiebeweging, door een bereidheid bij vele landbouwers om te investeren in nieuwe machines, technieken, kortom in een groter en moderner bedrijf. De grote vraag naar voedsel en landbouwproducten, de relatief hoge prijzen en een ondersteuningsbeleid van de Belgische en Europese overheid speelden daarbij zeker een rol.
Een symbool
De tractor kon zo uitgroeien tot hét symbool van de moderne, gemotoriseerde landbouw. Wat de tractor heeft betekend voor het verbeteren van de agrarische productiviteit kan moeilijk worden overschat. Maar ook voor de boer en zijn gezin betekende de komst van de machine meer dan enkel hulp bij het zware, fysieke werk. De werkzaamheden op het veld, het teeltpatroon en het arbeidsritme veranderden drastisch. Voor heel wat landbouwers stond de tractor (en zijn omvang, zijn waarde) symbool voor zijn succes als ondernemer. Hoe groter de tractor, hoe beter het bedrijf draaide en hoe kapitaalkrachtiger het boerengezin was.
Of ten minste, dat was de boodschap die men wou meegeven. Want in vele gevallen werden de mogelijkheden van de aangekochte tractor niet optimaal benut (bijvoorbeeld op het vlak van vermogen) en moest een zware lening worden aangegaan. De tractor bepaalde in elk geval in sterke mate de identiteit van de (moderne) boer en de agrarische sector. Dit beeld werd nog versterkt door de inzet van tractoren vanaf de jaren 1960 bij allerlei boerenprotesten, die ook in de media de nodige aandacht kregen.
Naarmate het aantal landbouwers verder terugliep en boeren zich niet meer konden beroepen op de macht van het getal, waren het de tractorcolonnes die de eisen moesten onderstrepen. De steeds grotere mastodonten die de straten inpalmden en blokkeerden, die oprukten naar Brussel, de hoofdstad van Europa, legden letterlijk en figuurlijk hun gewicht in de schaal. De tractor werd zo een middel om de boodschap en eisen van de sector kracht bij te zetten. Tegelijk werd de tractor ook een symbool van verbondenheid voor de landbouwsector.
Tractoren brengen inderdaad boeren samen. Dat is te zien tijdens de tractorzegeningen, die vanaf de jaren 1980 in toenemende mate populair werden en op sommige plaatsen een alternatief vormden voor de traditionele paardenwijdingen. Tot vandaag hopen boeren zich zo van een goede oogst te verzekeren en gespaard te blijven van ongeluk. Andere tradities, niet van religieuze aard, en grotere events zijn onder meer de tractortreffens, trek- en behendigheidswedstrijden zoals ‘trekkertrek’ en Gymkana die in vele plattelandsgemeenten tijdens de zomermaanden worden georganiseerd.
Oldtimers
Zowel vroeger als nu, brengen ze heel wat mensen op de been die gefascineerd zijn door de mogelijkheden van de tractor en de kwaliteiten van de bestuurder. Van een kleine akker in Vlaanderen tot een immense ranch in de Verenigde Staten, wie de machine perfect beheerst, kan rekenen op heel wat aanzien. Bewondering genieten ook de oude tractoren (en hun eigenaars) die prominent worden uitgestald tijdens oldtimershows. In België zijn een paar tientallen clubs actief, die oude en meer recente (vanaf de jaren 1970-1980, de zogeheten youngtimer) tractoren verzamelen.
In totaal tellen ze enkele duizenden leden, al zijn het vooral oudere mannen die actief verzamelen. Ook deze verenigingen hebben het moeilijk om de jongere generaties aan te spreken. Bovendien vergt een tractorverzameling niet alleen een zeker budget, maar is ook voldoende ruimte onontbeerlijk. En dat is vandaag niet altijd vanzelfsprekend. Wie wel verzamelt, doet dat vanuit de interesse voor techniek, voor een welbepaald merk of vanuit de passie om oude voertuigen te restaureren. Elke verzamelaar heeft zo zijn eigen motivatie, achter elke tractor(restauratie) zit een apart verhaal. Opvallend is ook dat de meeste tractorverzamelaars geen oude landbouwwerktuigen verzamelen. Voor hen is het ‘ijzeren paard’ het summum van alles.
Die speciale band met tractoren hebben overigens niet alleen oude mannen. Hoe verklaren we anders de blijvende aantrekkingskracht van speelgoed- en traptractoren bij de jeugd? Het aandeel landbouwers in de actieve bevolking is vandaag in België amper 1 procent. De kloof tussen boer en consument is nog nooit zo groot geweest, maar toch heeft zowat elke Belgische jongen (en vele meisjes) jonger dan twaalf jaar een tractor van Lego of Playmobil en een trapmodel. De boerenstiel en dan meer bepaald het rijden met de tractor, die mastodont van het veld, spreekt nog altijd tot de verbeelding. Al zetten steeds minder jonge mannen en vrouwen de stap om echt actief te worden in de agrarische sector.
Yves Segers, Femke Paulussen
en Bert Woestenborghs