De VS stapte na mislukte onderhandelingspogingen over het ‘hormoonvlees’ naar de WTO, die een panel instelde om het geschil op te lossen. Na jarenlange procedures kreeg de VS in 1998 gelijk. De EU kon niet hard maken dat het ‘hormoonvlees’ een risico is voor de gezondheid van de dieren of de consumenten van het vlees. De VS kreeg van de WTO in 1999 het recht om bij ongewijzigd EU-beleid de export van de EU naar de VS te treffen voor een bedrag van bijna 117 miljoen dollar per jaar.
Een expertcomité van de EU publiceerde in 2002 dat concludeerde dat het gebruik van 1 van de 6 gebruikte groeihormonen inderdaad een gevaar vormt voor de volksgezondheid. Het importverbod werd op basis hiervan gehandhaafd. De VS en Canada stelden dat het onderzoek niet voldoet aan de wetenschappelijke standaarden die de WTO vereist. De EU stelde in 2004 een zaak tegen de VS en Canada in, omdat deze landen na het aanhechten van wetenschappelijk bewijs door de EU toch haar importstop bleef vergelden met importtarieven. In 2008 gaf een WTO-panel beide partijen gedeeltelijk gelijk, waardoor de importstop maar ook de vergelding door konden gaan.
In 2009 werd de handelsrelatie genormaliseerd nadat de EU als compromis een importquotum voor met graan gevoerd, hoogkwalitatief Amerikaans rundvlees instelde. Onder president Donald Trump werd de druk verhoogd en besloot de EU opnieuw voor de VS een tariefvrij quotum ingesteld van 18.500 ton per jaar, oplopend naar 35.000 ton. Dit quotum is onderdeel van de Hilton-quota.