en mist doel om mestproductie te doen dalen
Ook dit jaar biedt het Mestrapport een interessante inkijk met cijfers over de veestapel, de mestproductie, de bemesting op landbouwgrond, de mestverwerking, de impact op de kwaliteit van het water, het nitraatresidu... Het rapport geeft ook een overzicht van de controleacties van de Mestbank en van de begeleiding van land- en tuinbouwers.
Aantal runderen daalt
Het aantal runderen is in de periode 2017-2020 licht gedaald, met een verschuiving van minder vleesvee naar meer melkvee. Na 5 opeenvolgende jaren van afname wordt in 2020 voor het eerst weer een toename van het aantal varkens vastgesteld. Ook de pluimveestapel groeit verder.
Daardoor is de mestproductie in 2020 met 2% gestegen ten opzichte van 2019: tot 129 miljoen kg N en 60,5 miljoen P2O5 in 2020. “Ook de emissieverliezen uit stal en opslag zijn daardoor weer beperkt gestegen”, duidt VLM-woordvoerder Leen Van den Bergh.
In Vlaanderen zijn ruim voldoende NER’s beschikbaar. Die bepalen hoeveel dieren de landbouwers kunnen houden. Uit het Mestrapport blijkt dat 21% van de beschikbare NER’s in 2020 niet wordt ingevuld. “Het systeem van de NER, zoals het op vandaag bestaat, zorgt er niet voor dat de mestproductie op Vlaams niveau niet stijgt, zoals het instrument initieel bedoeld was”, aldus Leen Van den Bergh.
In 2020 kon er mest afgezet worden op 666.900 ha landbouwgrond. Het landbouwareaal is vrij stabiel, maar het areaal met intensievere teelten zoals aardappelen, maïs en groenten is met 6.800 ha gestegen sinds 2016. “Daartegenover is het graanareaal met 13.300 ha gedaald. In gebieden met een slechtere waterkwaliteit is er een groter aandeel landbouwgrond ten opzichte van de totale oppervlakte en is er een groter aandeel van aardappelen en groenten in het landbouwareaal.”
Twee derde wordt afgezet
Ongeveer twee derde van de dierlijke mestproductie wordt afgezet op landbouwgrond. “Het gebruik van dierlijke mest, ruwe mest en verwerkte mestproducten is sinds 2007 aanzienlijk gedaald door de stelselmatige verlaging van de maximale bemestingsnormen, en stabiliseert de laatste 5 jaar op zo’n 92 miljoen kg N en 40 miljoen kg P2O5. Daartegenover is het gebruik van stikstof uit kunstmest gestegen, onder meer door de aanscherping van de fosfaatbemestingsnormen. Daardoor kan er minder stikstof uit dierlijke mest aangeleverd worden om te voldoen aan de gewasbehoeften.”
Via de Mestbankaangifte wordt een gebruik van 52,0 miljoen kg N uit kunstmest geregistreerd in 2020, wat zo’n 30 miljoen kg N lager is dan het cijfer gerapporteerd door het departement voor Landbouw en Visserij. “Dit grote verschil onderstreept het belang van de acties die de Mestbank onderneemt om het reële kunstmestgebruik sluitend in kaart te brengen.” De hoeveelheid meststoffen die kan aangewend worden op landbouwgrond is gelimiteerd door de maximale bemestingsnormen.
Meer runderen op stal
In de gebieden met een slechtere waterkwaliteit worden de maximale bemestingsnormen voor werkzame stikstof gradueel verlaagd tijdens MAP 6. Voor het eerst is in 2020 een lichte daling van de afzetruimte voor werkzame stikstof merkbaar, tot 130,3 miljoen kg N. Deze bemestingsreductie is minder dan initieel ingeschat en dat wordt deels verklaard door de toename van het areaal uitsluitend gemaaid intensief grasland in combinatie met een hogere bemestingsnorm voor dit gewas.
De recente tendens tot het houden van meer runderen op stal dan op de weide, sluit aan bij deze evolutie. “Daarnaast is de bemestingsreductie op 23% van het landbouwareaal in gebiedstype 2 en 3 niet van toepassing omwille van vrijstelling na een positieve bedrijfsevaluatie van het nitraatresidu”, aldus Van den Bergh.
Dierlijke mestproductie
Ongeveer een derde van de dierlijke mestproductie wordt verwerkt en geëxporteerd uit Vlaanderen, vooral naar Frankrijk en Nederland. In totaal reikte de Mestbank in 2020 41,4 miljoen mestverwerkingscertificaten (MVC) uit voor de verwerking en export van Vlaamse dierlijke mest. Vlaanderen telt 152 mestverwerkingsinstallaties, waarvan de meeste de biologische mestverwerkingstechniek toepassen.
Van de verwerkte mestproducten die de mestverwerkingsinstallaties verlaten, wordt bijna 90% van de stikstof afgevoerd naar het buitenland. Het grootste aandeel van de afgevoerde massa mestproducten blijft echter in Vlaanderen en wordt afgevoerd naar landbouwers (3,0 miljoen ton, of 57%). Dit groot volume wordt voornamelijk verklaard door de afvoer van effluenten uit de biologische mestverwerking naar landbouwgrond. Uit de balans werkzame stikstof, afkomstig van het geheel van meststoffen, zowel dierlijke mest, kunstmest en andere meststoffen, blijkt dat ruim een kwart van de afzetruimte op landbouwgrond voor werkzame stikstof
Milieukwaliteit
Al 4 winterjaren op rij ligt het percentage MAP-meetpunten met een overschrijding van de drempelwaarde van 50 mg nitraat/l voor oppervlaktewater ruim boven 20%. In winterjaar 2020-2021 werd op 31% van de meetpunten een overschrijding vastgesteld, wat vergelijkbaar is met winterjaar 2019-2020.
“De lange droogteperiodes tijdens het groeiseizoen in de jaren 2017-2020 leidden tot minder opname van stikstof en fosfor door de gewassen en bijgevolg een hogere bodemvoorraad nitraat en fosfaat. Als hier onvoldoende op ingespeeld wordt bij de bemesting en teeltkeuze, leidt dat tot meer uitspoeling van nitraat tijdens de winterperiode en meer overschrijdingen van de drempelwaarde.”
Er zijn grote regionale verschillen met West-Vlaanderen als slechtst scorende provincie en de bekkens van de IJzer, Leie en Maas als slechtst scorende bekkens. “Het doel in MAP 6 voor 2022 is een daling met 4 mg nitraat/l voor alle afstroomzones die in de periode 2015-2018 een hogere gemiddelde concentratie vertoonden dan 18 mg nitraat/l, maar sinds 2016 is de gemiddelde nitraatconcentratie in de afstroomzones in gebiedstypes 1, 2 en 3 gestegen.”
Het doel voor 2022 van MAP 6, maar ook het langetermijndoel, namelijk een gemiddelde nitraatconcentratie van maximaal 18 mg nitraat/l in elke afstroomzone, ligt daarmee verder af.
Dalende trends
Volgens de recentste beoordeling van de Hydrogeologisch Homogene Zones (HHZ’s) is er meer landbouwgebied met dalende trends van de gemiddelde nitraatconcentratie (ongeveer 50%) dan met stijgende trends (ongeveer 30%), wat wijst op een algemene verbetering. Er zijn wel nog afstroomzones met een hoge gemiddelde nitraatconcentratie boven 50 mg nitraat/l.
Sommige dalende trends zullen dus pas over langere termijn tot aanzienlijke verbeteringen leiden. Het doel op het einde van MAP 6 is een globale dalende trend in alle afstroomzones met onvoldoende grondwaterkwaliteit van 3 mg nitraat/l over de volledige planperiode van 4 jaar. Uit de meest recente resultaten van de grondwaterkwaliteit blijkt het aandeel landbouwareaal dat voldoet aan deze doelstelling gestegen is van 74% bij de start van MAP 6 tot 78,2%. Het gewogen gemiddelde nitraatresidu van alle bemonsterde percelen bij de staalnamecampagne van de Mestbank in 2020 bedroeg 79 kg nitraatstikstof/ha, wat iets lager is dan in 2018 en 2019.
Droge weersomstandigheden
De nitraatresidu’s van de recente staalnamecampagnes zijn evenwel hoger dan vóór 2017, door de droge weersomstandigheden tijdens de laatste 4 jaren. Ook bij percelen met een beheerovereenkomst waterkwaliteit is het effect van de weersomstandigheden zichtbaar, maar de nitraatresidu’s blijven aanzienlijk lager (gemiddeld 49 kg nitraatstikstof/ha) dan op percelen zonder beheerovereenkomst.





