bijzondere voorzichtigheid
Fout bewijzen
De eerste vereiste om de aansprakelijke van een buitencontractueel schadegeval te kunnen aanspreken, is het bewijzen van een fout. Dit kan door aan te tonen dat een specifieke wettelijke norm werd geschonden of door te bewijzen dat de algemene zorgvuldigheidsnorm werd miskend. De algemene zorgvuldigheidsnorm is wat een normaal zorgvuldig persoon in dezelfde omstandigheden zou doen. Indien wordt afgeweken van deze normale gedraging van een gewoon voorzichtig persoon is er sprake van een fout.
De geschonden specifieke wettelijke bepaling kan gevonden worden in het Afvalstoffendecreet. Het achterlaten van afvalstoffen, waardoor risico bestaat van hinder of schade voor de mens of het leefmilieu, maakt immers een inbreuk uit op artikel 12 van het Materialendecreet. Volgens de Raad van State moet onder ‘afvalstof’ worden verstaan ‘elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’. Het kwalificeren van taxussnoeisel als afvalstof werd uitdrukkelijk erkend in een arrest van 22 januari 2015. Volgens de Raad van State ligt het in de rede dat snoeisel van een haag afval is waarvan de houder zich wil ontdoen. Het gooien van snoeiafval op andermans eigendom of in de berm van de openbare weg maakt dus een fout uit.
Uiteenlopende rechtspraak
Een mooi voorbeeld van de algemene zorgvuldigheidsnorm is het arrest van het hof van beroep Antwerpen dat op 22 februari 2017 oordeelde dat een normaal voorzichtige tuinier geen afval met taxusresten tegen een draadafsluiting plaatst waardoor dieren vanop een aanpalend perceel ervan kunnen eten. De tuinier moest volgens het hof van beroep weten dat er grazende dieren aanwezig waren, doordat zichtbaar was dat de vegetatie tot op zekere hoogte was kaal gegeten. De tuinier werd in dit geval op basis van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek aansprakelijk gesteld voor de schade die de buur leed door het overlijden van 2 ezels en een geit ingevolge het eten van de taxusresten.
In een ander geval oordeelde de rechtbank van eerste aanleg van Mechelen zelfs dat een normaal bedachtzaam persoon moet nadenken vooraleer hij overgaat tot het aanplanten van een haag naast een weide waarop runderen grazen. Het niet inwinnen van informatie daaromtrent en het nalaten om de nodige maatregelen te treffen om schade te verhinderen, werd door de rechtbank in dat geval als foutief beschouwd.
Het hof van beroep te Gent achtte iemand die achteraan zijn tuin vingerhoedskruid had gestapeld vlakbij een weide waarop runderen graasden dan weer niet aansprakelijk. De runderen aten het kruid op en stierven ervan, docht het hof van beroep oordeelde dat de betrokkene geen fout beging, aangezien hij onwetend was dat vingerhoedskruid giftig is. Volgens het hof van beroep kan degene die het vingerhoedskruid stapelde enkel dan tot schadevergoeding gehouden zijn, indien het veroorzaken van de redelijk voorzienbare schade van een lichtzinnigheid getuigt die de zogenaamde zorgzame en omzichtige huisvader vreemd is.





